Op vrijdag 28 februari gepubliceerd in Trouw:
Wilfred van de Poll en Maurice van Turnhout
Filmmaker Steve McQueen heeft een taboe doorbroken door de slavernij met de Holocaust te vergelijken. Heeft hij een punt?
Pas op! Wie de Holocaust erbij haalt, begeeft zich steevast in een mijnenveld. Steve McQueen durft het aan. De regisseur van de film 12 Years a Slave vergelijkt de slavernij in Amerika expliciet met het lot van de Joden in de Tweede Wereldoorlog. McQueen verfilmde het dagboek van de zwarte Solomon Northup, een vrij man die in 1841 ontvoerd en verkocht werd aan een plantagehouder. In 1853 werd hij bevrijd. Zijn boek is voor de slavernij wat Anne Franks dagboek voor de Jodenvervolging is, meent McQueen.
Vergelijkingen met de Holocaust liggen gevoelig. Beroemd is de Historikerstreit tussen Ernst Nolte en Jürgen Habermas begin jaren tachtig. Nolte vergeleek de Holocaust met Stalins massamoorden in de Goelag. Een verontwaardigde Habermas protesteerde. Door de gaskamers op één vlak met andere gebeurtenissen te leggen, relativeer je de unieke gruwelijkheid ervan, stelde hij.
Van dit soort argumenten trekt McQueen zich niets aan. Tegen NRC Handelsblad zei hij: “Ik snap niet dat daar nog steeds discussie over is. Meer dan elf miljoen mensen zijn uit Afrika gehaald en in slavernij terechtgekomen. Het ergste wat een mens kan overkomen, is een slaaf te zijn.” Voor zijn vergelijking oogst McQueen opvallend veel bijval, ook aan joodse zijde. Van Arnon Grunberg, bijvoorbeeld, in De Volkskrant. Maar ook de Jewish Journal heeft het onbekommerd over de ‘Black Holocaust’ en noemt McQueens film de Schindler’s List van de slavernij.
“Eindelijk een film die echt helemaal vanuit het perspectief van de slaven is gemaakt”, verzucht de Surinaamse historicus Sandew Hira, die ook van een zwarte Holocaust spreekt. “Eerdere films deden dan niet, ook niet de recente Nederlandse film Hoe duur was de suiker.” Hira vervolgt: “De Holocaust is erkend als een misdaad tegen de menselijkheid. De slachtoffers hebben een compensatie van 200 miljard gekregen. Elk jaar betaalt Duitsland nog herstelbetalingen aan Israël. Nazaten van de slaven hebben geen cent gekregen.”
Maafa
McQueen is niet de eerste die de slavernij met de Holocaust vergelijkt. Historicus Stanley Elkins trok in 1959 al de vergelijking met de ‘onderwereld van het Nazisme’. Filosoof en activist Maulana Karenga pleitte voor de term ‘African Holocaust’ als aanduiding voor de slavernij. Sinds de jaren negentig wordt als alternatief vaak het Swahili-woord ‘Maafa’ gebruikt, dat ‘grote ramp’ betekent. En dan is daar activist James Cameron, het laatste overlevende slachtoffer van een lynchpartij. Hij richtte in 1988 het Black Holocaust Museum op in zijn woonplaats Milwaukee, Wisconsin.
Toch bleef de vergelijking tussen slavernij en Holocaust tot dusverre een uitzondering. Door alle aandacht voor McQueens film en zijn opvattingen, zou daar nu wel eens verandering in kunnen komen. Maar heeft hij ook gelijk? Is de slavernij inderdaad vergelijkbaar met de nazigruwelen?
Historicus Frank van Vree meent van niet: “Je doet beide gebeurtenissen onrecht”. Ook historicus Frank Ankersmit ziet meer verschillen dan overeenkomsten. “Bij de Holocaust gaat het om de uitroeiing van een heel ras. Maar de slaaf had een economische waarde, het was onverstandig die dood te maken. Ook de wreedheid van de concentratiekampen was van een andere orde dan die van de slavenplantages. De relatie tussen slavenhouder en slaaf was soms helemaal niet zo slecht. Er zijn bij de slavernij dus grijstinten. Bij de Holocaust niet. De Holocaust is pikzwart. Daar valt verder niks meer over te zeggen. Dit was la mort sans phrase.”
Begrijp hem goed: Ankersmit juicht McQueens poging het zwijgen over het ‘abjecte verleden’ van de slavernij te doorbreken alleen maar toe. Maar de vergelijking met de Holocaust lijkt hem contraproductief. “Stel dat de zwarte bevolking in Amerika nu echt het idee krijgt dat zij een Holocaust achter de rug hebben. Dat zet de bevolkingsgroepen in het land, die toch al niet zo’n beste verstandhouding hebben, onnodig heftig tegen elkaar op. Je moet jezelf niet overschreeuwen. Je moet de waarheid vertellen, maar ook niet meer dan dat.”
Eind jaren zeventig openden de populaire televisieseries Holocaust en Roots ongeveer tegelijkertijd de discussie over de twee collectieve trauma’s van Jodenvernietiging en slavernij. Door het grote publiek werden de producties als taboedoorbrekend ervaren. Op Holocaust volgde de ene spraakmakende Holocaust-film na de andere. Filmwetenschapper Annette Insdorf sprak zelfs smalend van ‘Hollycaust’. Maar na Roots bleef een stortvloed aan films over de slavernij uit.
Dat verschil steekt Steve McQueen, zei hij in NRC Handelsblad. “De slavernij heeft honderden jaren bestaan, maar er zijn minder dan twintig films over gemaakt in de VS. De Tweede Wereldoorlog heeft vijf jaar geduurd, maar daar zijn honderden films over gemaakt. En de slavernij vond plaats in Amerika zelf, toch het filmland bij uitstek.”
Van Vree kan zich er ook over verbazen. “Aan de National Mall in Washington vind je monumenten voor de Tweede Wereldoorlog en Vietnam, en het Holocaust Memorial Museum. Maar het slavernijmuseum staat kilometers verderop. Dat is symbolisch voor de marginale positie van de slavernij in de Amerikaanse herinneringscultuur.”
Ankersmit wijt dat aan het ‘kwade geweten’ van de Amerikanen. “In 1864 is de slavernij afgeschaft, maar er is nooit echt een radicale breuk met dit verleden geweest. Heel veel is blijven doorsudderen. Er is nog steeds racisme in de VS, zeker in het Zuiden. En met de integratie gaat het niet de goede kant op, ondanks een zwarte president.”
Beeldverbod
Met films over de Holocaust is iets geks aan de hand. Er is een grote hoeveelheid films over het onderwerp, maar tegelijk rust op het tonen van het allerergste een taboe. Wat er precies in de gaskamers van Auschwitz gebeurde, zul je op het bioscoopscherm nooit zien.
Ankersmit: “Filosoof Theodor Adorno speelde een grote rol in het ontstaan van dit beeldverbod. Ook de dichter Armando zei: je kunt er naar wijzen maar je moet het niet tonen. Wat daar gebeurde was zo onnoemelijk erg dat het buiten het voorstelbare valt. Dat kun je dus ook niet in beeld brengen. En je mag er al helemaal geen kunst van maken, met alle verdichting die daarbij komt kijken.”
Het beeldverbod is ook uit tact voor de slachtoffers geboren, zegt Ankersmit. “Want mag je dat wel doen: mensen zo in de naaktheid van hun lot tonen?”
Als het aan McQueen ligt wel. Hij brengt de verschrikkingen zo gedetailleerd en fraai mogelijk in beeld, een benadering die hij van de Spaanse romantische schilder Francisco Goya heeft afgekeken. “Goya schilderde de meest gruwelijke taferelen van geweld en marteling, maar het zijn wel prachtige schilderijen”, zei McQueen tegen Variety. “Hij eist je aandacht op. Wat Goya met die schilderijen zegt is: ‘kijk hier naar, dit zijn wij’. Het heeft geen zin om een lelijk schilderij van zoiets te maken, dan zou je als beschouwer enkel bezig zijn met de vorm, niet met de inhoud.”
In een van de pijnlijkste scènes uit de film wordt Solomon Northup door een opzichter opgeknoopt aan een boom, zijn voeten raken nog nét de grond. Urenlang hangt hij daar, onder een brandende zon. En McQueen dwingt ons naar Solomon te kijken, in de naaktheid van zijn lot. Op de achtergrond spelen kinderen, het ‘normale leven’ gaat door.
Dat van die kinderen komt in Northups boek niet voor. De kunstenaar in McQueen kon het kennelijk niet laten. Had hij dezelfde dichterlijke vrijheid bij de verfilming van de Holocaust toegepast, Adorno zou zich hebben omgedraaid in zijn graf. So what, vindt McQueen. “Ik zal elk middel gebruiken om de mensen bewust te maken. Einde verhaal.”