Eerder gepubliceerd op 22 maart in Trouw:
Hoe weet je wie je bent? Laat het idee-fixe van identiteit als een vastliggende kern los, en zie je leven meer als een verhaal, adviseert filosoof Annemie Halsema.
Maurice van Turnhout
Zijn wij ons brein? Zijn we onze genen? Onze etniciteit, geslacht of klasse? Met zoveel zaken die invloed op ons uitoefenen, lijkt het soms alsof onze identiteit van allerlei zaken afhangt, behalve van onszelf.
Hoe weet je wie je bent? Eigenlijk is dat de verkeerde vraag, corrigeert filosoof Annemie Halsema. “Die vraag veronderstelt namelijk dat er een constante kern van de eigen identiteit is, die zich door de tijd heen ontwikkelt. Filosofisch gezien neem je dan al een positie in.”
Halsema is het eigenlijk niet gewend om het onderwerp ‘identiteit’ vanuit een sceptische invalshoek te benaderen: “Mijn achtergrond ligt in de wijsgerige antropologie, een praktische variant van de filosofie. Ik werk meer met vraagstukken die uit de maatschappij komen, dan met scepticisme.”
Volgens Halsema is het nog zeer de vraag of je je leven lang in de kern dezelfde persoon blijft, zoals door sommige filosofen wordt verondersteld. “Want wat maakt dan dat we constant zijn door de tijd heen? Is dat het gegeven dat we tijdens ons leven maar één lichaam hebben? Of zit dat constante juist in onze geest? En als dat zo is, wat is dan precies dat constante element in het lichaam of de geest?”
De thesen van ‘bodily continuity’ en ‘psychological continuity’ zijn breed aanvaard in de filosofie. Maar wie de vraag over identiteit met filosofische scepsis benadert, komt er volgens Halsema in ieder geval achter dat het idee-fixe van een identiteit met een vastliggende kern niet klopt.
Halsema: “Als je identiteit gaat definiëren kan je kijken naar wat hetzelfde blijft door de tijd heen. Maar is daar alles mee gezegd? Naast die gedachte van het constante moet je nog iets anders veronderstellen: dat wat ons tot een zelf maakt. Als ik jou vraag wie je bent, ben ik niet tevreden met een antwoord waarin je enkel benoemt wat er sinds jouw geboorte hetzelfde is gebleven. Dan wil ik juist iets weten over je eigenheid, over wat jou maakt tot wie je bent. Mijn vraag veronderstelt dan geen vastliggende identiteit, maar een identiteit die in ontwikkeling is, en die het individu overstijgt.”
Verhalen
Hoe werkt dat dan, een identiteit die het individu overstijgt? Halsema verduidelijkt: “Ik hang de theorie van de narratieve identiteit aan, waarbij wordt uitgegaan van het verhaal dat je over jezelf vertelt. Dat is een breed begrip van identiteit, waarin niet alleen lichaam en geest een rol spelen, maar ook de uitdrukking die je geeft aan je identiteit. Bovendien gaat het niet alleen om het verhaal dat jij over jezelf vertelt, maar ook om de verhalen die anderen over jou vertellen. Als iemand nu tegen je zegt: jij komt onzeker op mij over, dan hoort dat voortaan bij jouw narratieve identiteit. Narratieve identiteit is een verzameling van al die verschillende verhalen over jezelf.”
Sinds de jaren tachtig wordt de theorie van de narratieve identiteit veel in de psychologie gebruikt. Psychotherapeuten kunnen hun patiënt helpen om grip op hun leven te krijgen, door dat leven te beschouwen als een verhaal, met personages, locaties, een tijdsverloop en een handeling.
Narratieve identiteit is meer dan een zelfgemaakte constructie van jezelf, benadrukt Halsema. “Het verhaal van je moeder of van een klasgenoot over jou, draagt ook bij aan je narratieve identiteit. Voordat je het verhaal over jezelf vertelt, heb je al een verhaal. Dat begint vóór je geboorte, als je ouders voor het eerst over je spreken en je naam wordt gekozen. En dat strekt zich uit tot na de dood, zolang er over je gesproken wordt. Als individu identificeren we ons met dat verhaal.”
Maar wie is dan het individu dat zich met het verhaal identificeert? Halsema: “Narratieve identiteit gaat inderdaad uit van een zekere gespletenheid, tussen een ik dat het verhaal vertelt over zichzelf en het ik dat in het verhaal tot uitdrukking komt. Die eerste ik, de ik die spreekt, identificeert zich met de tweede, de vertelde ik. De eerste ik is ongrijpbaar, die wijkt steeds terug.”
Is het wel mogelijk om je eigen identiteit met scepsis te benaderen? Kegel je die eerste ik dan niet omver? “Je kunt je natuurlijk altijd afvragen of je de juiste keuzes hebt gemaakt in het verleden, en of je narratief wel overeenkomt met hoe je jezelf in het hier en nu ervaart. Dat is een voortdurende onderhandeling, die ook nuttig is. Wij zijn nu eenmaal reflexieve wezens. Maar de ik die spreekt kan je niet ondermijnen, die moet gewoon verder door met leven. Je kunt immers niet om jezelf heen.”
Breukmomenten
Kunnen er ook scheuren optreden in het narratief? Halsema: “Narratieve identiteit draait niet om het vertellen van een coherent levensverhaal zonder breukmomenten. Zie je leven meer als een verhaal met een plot. Zoals een plot soms een verrassende wending neemt, zo vallen in ieder mensenleven gebeurtenissen voor waar je niet op zit te wachten: er gaan naasten dood, je kan een ongeluk krijgen waardoor je in een rolstoel belandt. Zulke breukmomenten in een verhaal noemen we ‘discordanties’. Je narratief maakt ruimte voor dergelijke discordanties.”
Sommige aanhangers van de theorie van narratieve identiteit gaan daar volgens Halsema heel streng mee om. “Zij menen dat wanneer je zo’n breuk in je leven niet onder woorden brengt, je jezelf niet goed ontwikkelt. Bij borstkanker zou je dan bijvoorbeeld een verhaal daarover moeten ontwikkelen, om de ziekte een plaats in je leven te geven. Zonder verhaal over je ziekte zou je er dus niet goed mee omgaan. Vrouwen met borstkanker die weigeren over hun ziekte te praten, krijgen dan te horen dat ze het niet goed verwerken. Dat gaat mij te ver. Breuken horen in je levensverhaal, dus ook traumatische gebeurtenissen. Mensen hebben nu eenmaal verschillende manieren van omgaan met zulke gebeurtenissen. Als je ergens niet over wil praten, geeft dat juist een beeld van wie je bent.”
Als mensen niet meer weten wie ze zijn, spreken psychologen van een ‘identiteitscrisis’. Volgens Halsema ligt de oplossing voor zo’n crisis niet in het zoeken naar een kern van je identiteit, maar in de reconstructie van je narratief. Jonge mensen ervaren de verantwoordelijkheid voor het eigen leven vaak als een ‘loden last’ doordat ze veronderstellen dat hun keuzes een grote invloed uitoefenen op wie ze zullen worden, signaleert Halsema.
“Ik merk ook bij mijn eigen kinderen dat ze hun beïnvloedingsvermogen sterk overschatten. Jonge mensen die een studiekeuze moeten maken, denken vaak dat die keuze invloed heeft op de rest van hun leven. Maar zo werkt het niet. Het mooie van narratieve identiteit is dat de context erin wordt meegenomen. Als individu ben je niet volledig verantwoordelijk voor je eigen identiteit. Je hebt voorkeuren en interesses in het leven, en op basis daarvan maak je een keuze, binnen de mogelijkheden en beperkingen die het leven oplegt.”
Het belang van die keuze moet volgens Halsema niet overschat moet worden. “Je studie is niet het eindstation van je leven, het is gewoon één stap in je ontwikkeling. De manier waarop jouw leven zich vervolgens verder ontwikkelt, is net zo afhankelijk van die omstandigheden als van jouzelf: de omgeving waarin je die opleiding volgt, de mogelijkheden die je krijgt. Identiteit is geen kwestie van keuzes maken, het is geen jasje dat je naar believen aan en uit kan trekken.”
Annemie Halsema is universitair docent aan de afdeling filosofie van de Vrije Universiteit Amsterdam. In 1998 promoveerde zij aan de Universiteit van Amsterdam op de filosofie van Luce Iragaray. Halsema is gespecialiseerd in feministische filosofie, psychoanalyse, fenomenologie en hermeneutiek.