Eerder gepubliceerd op 3 maart in Trouw:
Bij de gaswinning in Groningen raakten staat en bedrijf ‘verstrengeld’, met desastreuze gevolgen. Aan het Filosofisch elftal de vraag: Welke rol moet geld spelen in de politiek?
De gasboringen in Groningen liepen uit ‘op een ongekend systeemfalen van zowel publieke als private partijen die hun plichten hebben verzaakt,’ concludeerde de parlementaire enquêtecommissie gaswinning Groningen. De overheid was te veel ‘verstrengeld’ geraakt met de olieconcerns Shell en Exxon, ten koste van Groningers en hun leefomgeving.
In 1963 gold de gaswinning in Groningen als modelsamenwerking tussen politiek en bedrijfsleven, die bovendien een algemeen belang diende. Zo kon dankzij de gasbaten de naoorlogse verzorgingsstaat verder worden uitgerold. Waar liep deze samenwerking spaak, en wat moet de rol zijn van geld in de politiek?
“De staat heeft altijd een januskop,” stelt Thijs Lijster, universitair docent kunst- en cultuurfilosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen. “Enerzijds fungeert ze als beschermend schild voor de burger, anderzijds als dienaar van het kapitaal. In Groningen overheerste duidelijk die tweede functie.”
Oikos en polis
De oude Grieken maakten zich al zorgen over de verstrengeling van economie en politiek, vertelt Lijster. “Aristoteles bracht een strikt onderscheid aan tussen de oikos, het particuliere belang van het huishouden, en de polis, de staat als hoeder van het algemeen belang. In de praktijk was de polis echter vaak een oligarchie, bestuurd door een kleine groep vrije mannen die hun schaapjes op het droge hadden. Karl Marx zou zich afvragen of er wel zoiets bestáát als het algemeen belang, want historisch gezien was dat altijd het belang van een bepaalde klasse. Economische macht brengt vanzelf politieke macht met zich mee, en dan lijkt het logisch om politiek en economie van elkaar te scheiden door bijvoorbeeld – als we over het heden spreken – strenge lobbyregels op te tuigen.”
“Die scheiding van politiek en economie lijkt mij inderdaad een prima idee”, reageert filosoof Karim Benammar. “Ik vergelijk de verhouding tussen publiek en privaat vaak met een Monopoly-spel: de overheid is de bank die de spelregels bepaalt, de bedrijven spelen het spel. Je wilt niet dat de spelers de regels gaan dicteren, maar ook niet dat de overheid zelf meespeelt. Bij de Groningse gaswinning ging de overheid zich te veel als Monopoly-speler gedragen en te weinig als bewaker van de spelregels. Ministers waren net zo verslaafd geraakt aan winst als de aandeelhouders van Shell en Exxon, omdat ze daarmee gaten in de rijksbegroting konden dichten. Zelfs na de aardbeving bij Huizinge in 2012 bleven politiek en bedrijf samen de veiligheidsrisico’s bagatelliseren.”
Nu mogen Shell en Exxon zelfs meebeslissen over de hoogte van de herstelbetalingen aan Groningen, zegt Benammar. “Bedrijven zullen linksom of rechtsom altijd proberen de spelregels te veranderen, via lobbyisten of een old boys network, om een zo aantrekkelijk mogelijk speelveld voor zichzelf te creëren. Winsten verdwijnen dan in de zakken van de aandeelhouders, en de samenleving draait voor de verliezen op. Die disbalans tussen privaat en publiek moet je weer recht zien te trekken. Tegenover een kleine natiestaat als Nederland kunnen multinationals zich gemakkelijk misdragen, dan dreigen ze hun hoofdkantoor te verhuizen of elders lagere belastingen te betalen. Maar wanneer landen als Europees machtsblok bindende regels opleggen, maken ze echt een vuist en verschuift de balans weer naar degene die de spelregels maakt.”
Democratische controle
Lijster: “Het neoliberale argument was altijd dat een vrijemarkteconomie meer keuzevrijheid zou opleveren, en dus ook meer democratie. Volgens de Amerikaanse filosoof Wendy Brown is echter het omgekeerde gebeurd: veel diensten die tot voor kort in politieke handen waren zijn geprivatiseerd, en dan verliest de demos, het volk, daar democratische controle over. Bij publieke diensten als vervoersmaatschappijen, banken en energiemaatschappijen geldt nu de macht van de aandeelhouders in plaats van de macht van de demos.”
Tijdens de parlementaire enquête over de gaswinning in Groningen vertelde Shell-topman Ben van Beurden dat hij premier Rutte altijd binnen een oogwenk aan de telefoon had, herinnert Lijster zich. “Een gedupeerde Groninger met scheuren in zijn huis heeft zulke directe invloed niet. Er is dus een disbalans tussen welke belangen wel worden gehoord en welke niet, en die los je niet alleen op met lobbyregels. In plaats van de machten van economie en politiek te scheiden, moet je ze juist verder vermengen. De economische sfeer moet worden gedemocratiseerd, bijvoorbeeld door méér medezeggenschap op de werkvloer. In plaats van een scheidswand op te trekken tussen publiek en privaat, kun je grote bedrijven als Shell en Exxon reorganiseren tot coöperaties.”
Voorafgaand aan de Provinciale Statenverkiezingen voert de SP campagne om energiebedrijven te nationaliseren, zegt Lijster. “Maar uitgerekend in Groningen zitten mensen niet op die boodschap te wachten, omdat ze de staat als medeverantwoordelijk zien voor hun huidige malaise. Veel Groningers denken: we regelen het voortaan zelf wel. Lokale energiecoöperaties schieten daar als paddenstoelen uit de grond.”
Verschuiving van politieke macht
De energietransitie kan daarmee een verschuiving van politieke macht betekenen, analyseert Lijster. “In de negentiende eeuw werd energiewinning uit steenkool beheerd door natiestaten, want je groef kolen op uit je nationale grondgebied. In de twintigste eeuw was olie de belangrijkste energiebron, die lag verspreid over meerdere landen en moest via pijpleidingen en schepen over de wereld gesluisd worden. Daardoor werd de macht van natiestaten kleiner en de macht van internationale kapitaalstromen groter. In deze eeuw kan zonne-energie een lokaal karakter krijgen, omdat je met een parkje vol zonnepanelen in je eigen buurt al een coöperatie kunt organiseren.”
Benammar: “Coöperaties kunnen absoluut effectief zijn, zoals in het Baskische stadje Mondragón, waar het grootste deel van de bevolking in coöperaties werkt. Dat versterkt ook de kwaliteit van leven en het gemeenschapsgevoel. Toch blijven daarnaast mondiale oplossingen nodig, juist nu. Het klimaatprobleem van broeikasgassen kan bijvoorbeeld alleen mondiaal worden opgelost, niet lokaal, omdat het per definitie een mondiaal probleem is. En als je een mondiaal systeem wilt optuigen om emissies terug te dringen begin je met de effectiefste, niet de meest lokale oplossingen. Dit geldt ook voor energiewinning: het is veel rendabeler om de heetste plekken van Europa en Noord-Afrika vol zonnepanelen te leggen dan om alleen te leunen op kleine, versplinterde Nederlandse initiatieven. Mijn ideaal is glocal, een combinatie van mondiale en lokale oplossingen. Op nationaal niveau, in de landelijke politiek, zie je nu vooral het doorschuiven van verantwoordelijkheid. En daarvan zijn de Groningers vreselijk de dupe geworden.”
Oligarchie
Van nature onvolmaakt, dat was de mens volgens filosoof Plato (427 v. Chr. – 347 v. Chr.). Als ideale staatsvorm schetste hij dan ook de dictatuur van een verlichte filosoof-koning, die het driftige volk onder de duim moest zien te houden. Om zich heen zag Plato echter slechts vormen van bestuur die net zo onvolmaakt waren als de mens zelf. Oligarchie was er één van, oftewel bestuur door een rijke, hoogopgeleide minderheid die uit is op winst en persoonlijk voordeel.
Plato’s leerling Aristoteles (384 v. Chr. – 322 v. Chr.) zag de oligarchie als een geperverteerde vorm van aristocratie, de regering van de deugdzamen. Oligarchen negeren het algemeen belang en daardoor is hun bestuur minder stabiel dan de democratie, waar de ‘arme meerderheid’ regeert.
Hoe onvolmaakt of geperverteerd ook, volgens de Italiaanse socioloog Robert Michels (1876 – 1936) is de oligarchie onvermijdelijk. In 1911 poneerde Michels zijn ‘IJzeren Wet van de Oligarchie’: hoe democratisch een organisatie ook begint, op een gegeven moment zal die altijd tenderen naar elitebestuur. Hoe groter en complexer de organisatie, des te eerder profiterende elites de meerderheid zullen weten te overstemmen.