Op woensdag 31 juli gepubliceerd in Trouw:
In het tweehonderdste geboortejaar van de Deense filosoof en theoloog Søren Kierkegaard spreekt Trouw met mensen over de invloed van Kierkegaard. Vandaag: filosofe Alicja Gescinska.
Tijdens haar studie Moraalwetenschappen aan de Universiteit van Gent werd er volgens Alicja Gescinska (Warschau, 1981) weinig aandacht aan Kierkegaard besteed. Ze is de filosoof uit persoonlijke interesse gaan lezen. “Ik heb een voorkeur voor filosofen die niet denken zoals de tijdgeest hen dat voorschrijft. Kierkegaard is een oprechte denker, die zichzelf als uitgangspunt neemt. Hij was niet alleen filosoof tijdens kantooruren, het nam zijn hele leven in beslag. Hij schrijft met filosofische diepgang over persoonlijke zaken als zijn verbroken verloving en de relatie met zijn vader.”
Kierkegaard schreef veel van zijn werk onder pseudoniem. Zo publiceerde hij een boek als de vrijdenker ‘Johannes Climacus’, om daar vervolgens op te reageren onder het pseudoniem van de christelijke filosoof ‘Anti-Climacus’. “Socrates zei ooit: ‘Het enige wat ik zeker weet, is dat ik niets zeker weet’. Kierkegaard gebruikt deze Socratische twijfel. Zodra zijn argument waterdicht lijkt, gaat hij het vanuit een ander perspectief bekijken. Toch is die polyfonie van stemmen heel harmonieus. Het zijn de oprechte gedachten van één persoon. De kern van Kierkegaards argument blijft overeind, zonder dat hij een absolute waarheid verkondigt.”
In haar recente werk past Gescinka de inzichten van Kierkegaard toe op Europa en de angst voor de crisis. “Zelfs in landen waar het relatief goed gaat zie ik veel angst. Die angst wordt onder meer door de media gevoed. Kierkegaard onderscheidde ‘angst’ van ‘vrees’. Vrees is concreet: je bent bang voor een slang, en daarom ren je er voor weg. Dieren kennen ook vrees, maar angst wordt alleen door mensen ervaren. Angst is existentieel, het is bezorgdheid om de toekomst. Volgens Sartre keren angstige mensen zich van alles en iedereen af, ze zijn te kwader trouw. Kierkegaard ziet juist potentieel in de angst. Volgens hem is angst een mogelijkheid om je te bezinnen, en je open te stellen voor nieuwe kansen.”
Heeft Gescinska zelf wel eens overwogen om onder pseudoniem te schrijven? “Misschien schrijf ik ooit een pamflet onder pseudoniem, bijvoorbeeld over het hoofddoekendebat in België. Zodra je daar over begint, wachten mensen niet eens rustig je argumenten af. Ze willen meteen weten of je voor of tegen bent. Je wordt in een hokje gestopt: links of rechts, gelovig of ongelovig. Op zulke vragen geef ik geen antwoord meer. Ik wil dat mijn werk voor zich spreekt. Maar het zou kunnen dat ik teveel een stempel krijg, dat mensen over mij gaan zeggen: ‘zij heeft dit zo geschreven omdat ze een vrouw is, of omdat ze een migrant is’. En dan sluit ik niet uit dat ik een keer iets schrijf onder de naam van een man, of onder een Vlaamse naam. Er mag best wat meer Socratische twijfel zijn in het politieke en maatschappelijke debat.”
Maurice van Turnhout