SHOSHITE CHICHI NI NARU (LIKE FATHER, LIKE SON) (regie: Hirokazu Koreeda).
Filmmaker Hirokazu Koreeda is geïnteresseerd in de dynamiek tussen ouders en kinderen, en in de familie als celcyclus. Eerder zag ik van hem het mooi ingetogen Aruitemo, Aruitemo (Still Walking) (2008). Een film in de grote traditie van Japanse familiedrama’s, zoals ze op hun best werden beoefend door Yasujirô Ozu (overigens een verstokte vrijgezel die tot op hoge leeftijd bij zijn moeder inwoonde). Net als Ozu was Koreeda meer in stemming geïnteresseerd dan in plot. Ook leende hij Ozu’s ’tatami-shots’: de personages zaten op tatami-matten, en de camera stond iets onder hun ooghoogte.
Hoe anders oogt Koreeda’s nieuwste film, Like Father, Like Son. In het luxe appartement van architect Ryota (Masaharu Fukuyama) zijn geen tatami-matten te bekennen. Zijn moeder speelt op de Wii met haar kleinzoon, waarna ze wierook brandt op een huisaltaar. Net als in de klassieke familiedrama’s van Ozu toont Koreeda een Japan dat voor altijd op de rand van traditie en moderniteit lijkt te schommelen, maar de stilistische uitwerking is anders. Like Father, Like Son heeft zowaar een plot, en de camera mag gaan en staan waar hij wil.
Ryota is een man van nederige komaf, kind van gescheiden ouders. Alles wat hij bezit heeft hij verworven door hard te werken. Hij is dol op zijn zesjarige zoontje Keita (Keita Nonomiya), maar heeft weinig tijd voor hem en is zelfs wat in hem teleurgesteld: het joch is bescheiden en gevoelig, en kan goed tegen zijn verlies. Geen streber dus. Alles wordt anders door een mededeling van het ziekenhuis waar Keita geboren is: op de avond van de bevalling is Keita verruild met een ander jongetje. Als Ryota hoort dat hij niet Keita’s biologische vader is, heeft hij een aha-erlebnis. Hij zet alles op alles om Keita te ruilen voor zijn biologische zoon.
Uit dit besluit blijkt dat Ryota, ondanks zijn moderne voorkomen, een man van tradities is. Hij gelooft in bloedbanden, in nature boven nurture. Ryota constateert dat zijn ‘echte’ zoon enkele malle trekjes van zijn pleegvader heeft overgenomen (ze bijten allebei in hun rietjes als ze een milkshake drinken), maar dat ziet hij als een tijdelijke verstoring: door de kinderen bij de juiste ouders te plaatsen, zal de natuur zijn weg wel vinden. De kinderruil vindt dan ook met gevoel voor symboliek plaats in de vrije natuur, bij een prachtig verstild meer.
Valstrik
De twee zoontjes zijn zes jaar oud, de perfecte leeftijd voor het dilemma dat hier wordt geschetst. Op hun zesde zijn kinderen al lang gevormd door en vergroeid met hun opvoeders, en dat compliceert de zaak. Koreeda toont aan dat nurture minstens zo belangrijk is als nature, alle tradities rond voorouders ten spijt. Misschien wijst hij zelfs op een onderhuids seksisme: door als afwezige vader het effect van nurture te ontkennen, ontkent Ryota ook de invloed van de moeder.
Like Father, Like Son verzandt enigszins in Koreeda’s pogingen om uit te leggen hoe de babyruil kon gebeuren. Dat interesseert mij op dat punt van het verhaal niet. Het voegt weinig toe, afgezien van één mooie scène – en die is niet essentieel voor de vertelling.
Het contrast tussen workaholic Ryota en de tweede vader – een soort rivaal in de liefde – wordt dik aangezet: vader nummer twee is een lapzwans, maar wel eentje die tijd maakt om het speelgoed van zijn kinderen te repareren. Koreeda heeft Like Father, Like Son meer moralistisch en op ontroering geregisseerd dan Still Walking. Eigenlijk legt hij een valstrik voor zijn hoofdpersoon, hij hangt hem bij elke scène een bordje met de tekst ‘ik ben dom en oppervlakkig’ om de hals, en laat de kijker zo op voorhand denken: op deze manier zou ik het nooit doen. Het publiek wordt uitgenodigd om zich superieur te voelen aan die man, en daarmee wordt een ingewikkeld verhaal gemakkelijk verteld. Dat zou Ozu toch anders hebben aangepakt.
Soshite chichi ni naru (Like Father, Like Son). 2013, Japan, 120 min., kleur. Regie en scenario – Hirokazu Koreeda; Productie – Kaoru Matsuzaki en Hijiri Taguchi; Camera – Mikiya Takimoto; Montage – Hirokazu Koreeda; Production design – Keiko Mitsumatsu; Met: Masaharu Fukuyama (Ryota Nonomiya), Machiko Ono (Midori Nonomiya), Yôko Maki (Yukari Saiki), Rirî Furankî (Yudai Saiki), Shôgen Hwang (Ryusei Saiki), Keita Ninomiya (Keita Nonomiya).