Eerder gepubliceerd op 23 juni in Trouw:
In het Filosofisch elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Vandaag: staat de democratie een effectieve aanpak van de klimaatcrisis in de weg?
Afgelopen week meldden Nederlandse geleerden van het VN-klimaatpanel dat ze het Klimaatakkoord van Parijs als mislukt beschouwen. Het doel van het akkoord om de opwarming van de aarde onder de twee graden te houden, zal niet worden gehaald.
Eerder noemde de Britse ecoloog James Lovelock de democratie een obstakel voor de aanpak van de klimaatcrisis. De doorsnee kiezer ziet de urgentie niet voldoende. Kan democratie dan niet beter worden opgeschort, vroeg Lovelock zich af, omdat er sprake is van een noodtoestand?
“De democratische procedure kent tal van nadelen als het gaat om klimaatbeleid”, zegt filosoof en columnist Tinneke Beeckman, “met name het feit dat politici in het parlementaire stelsel niet langetermijndenken. Maar een dictatuur biedt geen pasklaar antwoord op dat probleem. Wat we in democratieën weleens vergeten is dat ook dictaturen op een bepaalde manier door het volk gelegitimeerd worden. In het China van Xi Jinping bestaat bijvoorbeeld weinig individuele vrijheid, maar Chinezen ervaren wel dat elke volgende generatie welvarender wordt. Zodra het volk een dictatuur niet meer legitimeert komen er opstanden, zoals in Syrië. Het kost zo’n regime vervolgens veel geld en energie om die opstanden neer te slaan en de bevolking te controleren. Voor deugdelijk klimaatbeleid is dan geen ruimte meer.”
“Het contrasteren van democratie en dictatuur is in mijn ogen een verlammende schijntegenstelling”, oordeelt filosoof Karim Benammar. “Over het klimaatbeleid van dictaturen hebben we nu eenmaal niets te zeggen, en het lijkt me zeer onwaarschijnlijk dat democratische landen hun democratie zullen opschorten om dringende ecologische besluiten te nemen. Tijdens de coronapandemie hebben dictaturen het qua aanpak en informatievoorziening aantoonbaar slechter gedaan dan democratieën, dus dat voorbeeld wil je helemaal niet volgen.”
Beeckman: “Vaak hoor je dat effectief klimaatbeleid in Westerse democratieën niet van de grond komt omdat kiezers zo gehecht zijn aan hun individuele vrijheden dat ze geen enkele beperking dulden. Als dat klopt, waarom zouden diezelfde burgers dan wel een dictatuur aanvaarden? Machiavelli vergelijkt volkeren die lang in vrijheid hebben geleefd met een wild dier dat gekooid wordt. Zo’n dier zal al het mogelijke proberen om weer te ontsnappen. Omgekeerd is het ook zo dat volkeren die lang in onvrijheid hebben geleefd makkelijker zullen accepteren dat de ene dictator wordt opgevolgd door de andere.”
Benammar: “Dat is een interessante observatie, maar naar mijn smaak nog te veel geredeneerd vanuit natiestaten. Filosoof Michel Serres zou klimaatverandering net als de atoombom een ‘wereldobject’ noemen, een werkelijk mondiaal probleem. En mondiale problemen moet je mondiaal oplossen. Er is een wereldwijde organisatie als de VN nodig om de aanpak van het probleem te coördineren, met een veelvoud aan oplossingen en technologieën. Nieuwe duurzame landbouwtechnieken en andere geldsystemen, bijvoorbeeld. Democratie is één van de technieken die je kan inzetten om problemen op te lossen. En het is een techniek die niet stilzit, zoals blijkt uit experimenten met burgerraden waarmee mensen meer inspraak krijgen.”
Beeckman: “Méér inspraak, dat kan inderdaad een oplossing zijn voor het gebrek aan urgentie bij het klimaatbeleid. Je kan een crisis namelijk alleen effectief het hoofd bieden als je alle kwaliteiten en talenten van de bevolking meeneemt in je aanpak. In crisistijd is vertrouwen een stabiliserende factor. Zonder vertrouwen is het moeilijk om mensen te motiveren, dan worden ze onverschillig of komen ze in opstand tegen de crisisaanpak. Dat zagen we tijdens de coronapandemie.”
Een toekomstige klimaatdictatuur acht Beeckman onwaarschijnlijk, maar ze houdt er rekening mee dat Westerse democratieën een noodtoestand uitroepen als klimaatverandering tot directe dreigingen als droogte, overstroming en hongersnood leidt. “In veel gevallen zal het volk dan legitimeren dat de overheid snel en krachtig ingrijpt, zoals tijdens de pandemie. In zo’n crisissituatie gaan we mogelijk ook anders denken over vrijheid. Het idee dat je zoveel mogelijk plastic mag produceren en consumeren, is dat een vorm van vrijheid? We denken nu van wel, en dan voelt het inderdaad als een beperking wanneer het niet meer mag. Maar door al dat plastic komen er vergiftigende microplastics in ons voedsel. Misschien wil je daar juist van bevrijd worden. Het zou een beperking van je levensstijl zijn, maar niet noodzakelijk van je vrijheid. Dat zijn twee verschillende dingen.”
Benammar: “Goed punt. Vanuit overheden is het ook helemaal niet nodig om te denken in termen van verboden, zoals mensen verbieden om meer dan één keer per jaar te vliegen. Wanneer je als individuele consument alleen maar huiverig bent over je levensstijl die misschien beknot gaat worden, mis je de urgentie van het grotere, globale plaatje.
“De vraag is: hoe maken we goede afspraken op dat mondiale niveau? Een voorbeeld van een mondiaal systeem dat werkt is de IATA, de International Air Transport Association, die regels voor het vliegverkeer opstelt. Ook dictaturen zijn lid van de IATA, anders kunnen ze niet internationaal vliegen. Op eenzelfde apolitieke manier kunnen we dwingende regels voor bijvoorbeeld CO₂-uitstoot afspreken. En het mooie is dat het democratische EU-blok daar een flinke stem in kan hebben.”