Eerder gepubliceerd op 16 april in Trouw:
Grote denkers openen ons de ogen, maar wat zien zij zelf over het hoofd? Vandaag: Ivana Ivkovic over de blinde vlekken van Simone de Beauvoir.
Met haar boek ‘De tweede sekse’ (1949) schreef Simone de Beauvoir (1908-1986) de bijbel van de Tweede Golf van het feminisme – iets wat allerminst haar bedoeling was, zegt Ivana Ivkovic. “In de beroemdste passage van haar boek stelde De Beauvoir dat je niet wordt geboren als vrouw, maar dat je tot vrouw wordt gemaakt door de samenleving.”
De Beauvoir bekeek de positie van de vrouw door de bril van het existentialisme, het filosofische project waar ze samen met haar levensgezel Jean-Paul Sartre aan sleutelde. “In het existentialisme wordt de mens niet door zijn natuur, geschiedenis of materiële condities bepaald, hij overstijgt zichzelf door in vrijheid autonoom te handelen. De Beauvoir besefte echter dat man en vrouw door historisch gegroeide sociale constructies wel degelijk fundamenteel verschillende ervaringen hebben. De man maakt als subject vanzelfsprekend aanspraak op zelfoverstijging, terwijl de vrouw de ander blijft, de tegenpool van de man: de man is geest, de vrouw vlees; hij is actief, zij passief.”
Wat De Beauvoir vrouwen toewenste, was dat zij hun ondergeschikte rol zouden afwerpen om ook subject te worden. “Maar er kleeft iets schizofreens aan die wens”, meent Ivkovic. “Als vrouwen subject willen worden, bevinden ze zich onherroepelijk in een mannenwereld en moeten ze hun vrouwelijkheid deels afwerpen. De Beauvoirs denken biedt te weinig aanknopingspunten om uit die impasse te geraken.
“Zelf leidde ze een atypisch leven voor een vrouw van haar tijd. Ze koos ervoor om niet te trouwen en geen kinderen te krijgen, in het Parijse intellectuele milieu gedroeg ze zich als gelijke van de mannen. De Beauvoir observeert dan ook dat ze zich vóór het schrijven van ‘De tweede sekse’ nooit zo bewust was geweest van haar positie als vrouw.”
Ivkovic vervolgt: “Het komt wel vaker door dat sterke vrouwen zich mannelijke waarden of een mannelijke levensstijl toe-eigenen, vaak niet eens geheel bewust. Op deze manier kunnen ze nu eenmaal makkelijker bepaalde doelen verwezenlijken. Maar is dat emancipatie of zelfbeperking?”
Psycholoog Alfred Adler schreef dat meisjes die in bomen klimmen zich als subject willen vestigen door jongens na te doen. “De Beauvoir reageerde daarop met: ‘Misschien is het wel zo dat sommige meisjes gewoon graag in bomen klimmen.’ Haar oplossing lijkt een soort superieure onverschilligheid te zijn. Daarmee gaat De Beauvoir eraan voorbij dat de betekenis van het bomenklimmen vorm krijgt in een samenleving met vastliggende genderrollen.
“Je doet iets waar je zin in hebt, omdat het je meer vrijheid oplevert, maar de condities van die vrijheid zijn gebaseerd op gevestigde patriarchale waarden. Misschien heeft een meisje dat zelfstandig wil worden geen andere keus dan in bomen te klimmen.”
Volgens Ivkovic biedt De Beauvoir uiteindelijk te weinig concrete aanwijzingen om te handelen. “Haar boek is een belangrijk werk uit de feministische canon, dat wil ik zeker niet diskwalificeren. Jongere generaties feministen verwijten De Beauvoir echter dat zij de vrouw te veel in de slachtofferrol duwt: om te existeren heeft de vrouw geen andere keus dan meer op de man te gaan lijken.”