Op woensdag 22 januari gepubliceerd in Trouw:
Maurice van Turnhout en Wilfred van de Poll
The Wolf of Wall Street lijkt een schaamteloos amorele film. Maar het ongemak dat de lachende kijkers ook voelen, confronteert hen wel met hun eigen hebzucht.
De wolven grommen. “Stratton Oakmont is Amerika!” roept Jordan Belfort (Leonardo DiCaprio) in de film The Wolf of Wall Street zijn medewerkers toe. Stratton Oakmont is het aandelenbedrijf waarmee Belfort over de rug van zijn klanten stinkend rijk wordt. Door zijn fanatisme heeft Belfort iets weg van een evangelist. “Bel net zo lang tot de klant koopt of het loodje legt,” zweept hij zijn volgelingen op.
Is dít Amerika?
Veel critici verwijten Martin Scorsese dat hij de Wall Street-wolven in zijn nieuwste film als helden heeft afgeschilderd, met een begerenswaardige levensstijl. Anderen relativeren dat. Zij vinden juist dat hij de draak met ze steekt.
In dat laatste geval tapt Scorsese in ieder geval uit een oud vaatje, want al zo lang Wall Street bestaat is Wall Street-bashen een geliefd tijdverdrijf van de ongefortuneerden. Er bestaat een film uit 1929, het jaar van de beurskrach, met dezelfde titel als Scorsese’s nieuwste. Bijster origineel is Scorsese dus niet. En voor een genuanceerder portret kan de kijker terecht bij de film Margin Call (2011).
Toch putte Scorsese uit een waargebeurd verhaal: de memoires van Jordan Belfort, een beursmakelaar die in 1998 werd veroordeeld wegens fraude en witwassen. Christina McDowell, de dochter van een van Belforts voormalige zakenpartners, stuurde na de première van de film een open brief aan L.A. Weekly. Zij voelt zich als slachtoffer door Scorsese beledigd. McDowell moest haar naam laten veranderen nadat haar vader haar identiteit had geroofd om geld wit te wassen. Volgens McDowell verheft Scorsese zwendelpraktijken tot amusement. Daarmee worden ook de wolven ‘witgewassen’.
Waar begint en eindigt de verantwoordelijkheid van een filmmaker? In 1932 kreeg de gangsterfilm Scarface door de filmcensuur nog de ondertitel ‘The Shame of the Nation’ opgeplakt. Ook werd een scène ingevoegd waarin boze burgers bij de autoriteiten klagen over het geweld van de gangsters. Aan het begin van de film verscheen de tekst: “Het doel van deze film is om de regering te vragen: What are you going to do about it?”
De macht van de filmcensuur is inmiddels gebroken. Scorsese hoeft de kijker anno 2014 geen moralistische boodschap door de strot te duwen. Daar lijkt hij ook niet de minste aandrang toe te voelen. Want de vraag is of die aanpak überhaupt wel werkt.
Rolmodel
In 1987 werd Gordon Gekko, de gewetenloze effectenhandelaar uit Oliver Stone’s Wall Street, een rolmodel voor een nieuwe generatie beurshandelaren. Dat was niet Stone’s bedoeling: Wall Street was juist gemaakt als strenge waarschuwing. Die bleek aan dovemansoren gericht. Scorsese heeft zijn les geleerd. In The Wolf of Wall Street willen alle beurshandelaren opeens voor Belfort werken, nadat er een negatief tijdschriftartikel over hem is verschenen. Het Gekko-effect.
Zoals Gekko stelde dat hebzucht ‘goed’ was, zo heeft Belfort in The Wolf of Wall Street zijn hebzucht buiten alle morele categorieën geplaatst. Geld wordt verbeeld als een middel om makkelijk genot te verkrijgen, maar ook om verantwoordelijkheid mee af te kopen. Geld is een verslaving en een vrijbrief.
Het scandaleuze van de film is dat Scorsese deze levensstijl niet veroordeelt. Integendeel, hij schept er een sardonisch genoegen in de kijker samen met zijn wolven te laten zwemmen in het geld, te laten zuipen, snuiven, naaien en lachen.
En gelachen wordt er in de zaal. Wat betekent die lach van het publiek eigenlijk? Is het een lach ten koste van Belforts klanten, die zo dom zijn in de val te lopen? In de film zijn deze gedupeerden zo goed als onzichtbaar. Ze zijn vooral te horen als stem aan de telefoon: goedgelovige lieden die net als Belfort snel rijk willen worden. Als Belfort en zijn wolven hun waardeloze aandelen bij een klant in de maag splitsen, gedragen ze zich als kinderen die een practical joke uithalen met een volwassene. Door mee te lachen wordt de kijker medeplichtig.
Of is de lach van het publiek juist de lach van de verliezers, de have-nots, die zich nu via het bioscoopscherm wreken? Alle vooroordelen over Wall Street worden immers op hilarische wijze bevestigd. Het publiek lacht niet alleen met de roedel méé; het lacht die roedel ook minstens zo hard uit. De wolven gloriëren, maar worden tezelfdertijd geridiculiseerd. Die morele ambiguïteit maakt Scorsese’s film zo intrigerend.
“Dit is niet normaal,” denkt Belfort in een zeldzaam moment van zelfreflectie. “Maar de normale wereld, wie wil daar nu wonen?”
De werkelijkheid die Belfort voor zichzelf creëert is er één waarin hij zijn slachtoffers nooit in de ogen hoeft te kijken. En doordat Scorsese hem niet de maat neemt, kun je je als kijker in Belfort verplaatsen. Bijna automatisch loop je in zijn schoenen en richt je wilde feesten aan, waarvoor je met achteloos gemak miljoenen over de balk smijt. Koninklijk sta je op het balkon van een penthouse in Manhattan, de nachtelijke stad aan je voeten.
Lacht het publiek dus ook niet om zichzélf? Wie heeft niet stiekem dezelfde droom als Belfort? Dat de regels voor jou niet gelden, bevrijd van de knellende banden van de samenleving, de kudde?
Held en antiheld
Belforts vader komt als personage het dichtst in de buurt van een ‘geweten’. Hij waarschuwt voortdurend dat boontje om zijn loontje komt. Dat valt nogal mee. Belfort is geen tragische held zoals in het klassieke Griekse theater, zijn verhaal eindigt niet met een loutering. Belfort valt weliswaar, maar niet heel erg diep. Hij behoudt een aanzienlijk deel van zijn rijkdom en maakt een comeback als motivational speaker. De held is gehavend, maar nog steeds intact. Anders gezegd: tot het einde toe is Belfort held en antiheld ineen.
Door alle publiciteit rond de film staat de echte Jordan Belfort ook weer in de belangstelling. Er wordt onder meer gewerkt aan een realityserie waarin Belfort crisisslachtoffers erbovenop helpt. Wie interviews met Belfort bekijkt ziet een bevlogen managementgoeroe die op strategische punten zijn betoog doorspekt met de namen van Gandhi en Nelson Mandela en het over ‘geven’ heeft in plaats van ‘nemen’. Nog altijd staat Belfort voor miljoenen in het krijt bij de mensen die hem rijk hebben gemaakt. Maar zijn seminars zijn er niet minder populair om.
Hoe plat en karikaturaal The Wolf of Wall Street ook oogt, door zijn morele ambiguïteit is hij bij nader inzien verontrustend realistisch. Tot in het laatste shot van de film blijven de schapen, hardleers als ze zijn, aan Belforts lippen hangen. En ook over die comeback oordeelt Scorsese niet, maar hij toont aan: het is de hebzucht van de schapen die de hebzucht van de wolven mogelijk maakt.