Eerder gepubliceerd op 21 november 2022 in Trouw:
‘Iemand zijn’, luidt de titel van het nieuwe boek van levenskunstfilosoof Joep Dohmen. Hij stelt dat individuen zich laten piepelen door de machten van markt en technologie. Is Bildung de remedie? Een gesprek.
Maurice van Turnhout
“Hoe gaat het met je?”, vraagt Joep Dohmen.
De meeste mensen openen een gesprek met die vraag, Dohmen wacht er liever een kwartiertje mee. Volgens de levenskunstfilosoof is het geen vrijblijvende vraag, maar de belangrijkste uit de wijsbegeerte. “Probeer maar eens uit. Vraag iemand hoe het met hem of haar gaat, en diegene zal zeggen: goed, prima, lekker. Of er volgt een aarzeling. Vaak verwijzen mensen in hun antwoord naar de eigen gezondheid. Maar met de vraag bedoelen we natuurlijk: zit je op de goede weg?”
Dohmen (geb. 1949, Tilburg) is emeritus hoogleraar ethiek en filosofie, thans werkzaam als lector Bildung aan de Utrechtse Hogeschool voor toegepaste filosofie. De ‘goede weg’ is altijd zijn onderzoeksterrein geweest. “Jezelf vrij en betrokken weten, betekenisvol bezig zijn en contact maken met wat je écht waardevol vindt… pas als je aan die voorwaarden hebt voldaan, kan je oprecht zeggen dat het goed met je gaat.”
In zijn nieuwe boek Iemand zijn formuleert Dohmen een cultuurkritiek: jonge mensen worden zonder gedegen voorbereiding in het neoliberale kapitalisme geparachuteerd, een systeem dat wordt gedomineerd door markt en technologie. “Vóórdat ze de kans hebben om zich daar kritisch toe te verhouden is het voor veel jonge mensen al te laat. Ze hebben jarenlang in de breedte geleefd, van alles gedaan wat marktmechanismen en influencers hen dicteerden, zonder er zelf echt achter te staan. Op hun vijfendertigste staan ze ineens met lege handen, ze voelen zich machteloos en vertwijfeld – is dit álles?”
De oorzaak van hun gebrekkige voorbereiding is voor Dohmen zonneklaar. Sinds de jaren zestig ontduiken opvoeders en onderwijzers hun opvoedingsverantwoordelijkheid, vanuit een romantische en anti-paternalistische opvatting van vrijheid-blijheid. “Om met de Amerikaanse pedagoog Neil Postman te spreken: wij voeden op tot niets.”
Dohmen analyseert: “Ouders hebben niet langer het gezag om weerstand te bieden aan de grillen en verlangens van hun kinderen. En dat is wel noodzakelijk, want kinderen en jonge mensen zijn nog geen personen, ze hebben allerlei sturing en discipline nodig. In Frankrijk heeft de regering smartphones op scholen verboden, een teken dat de overheid moet bijspringen om ouders en kinderen weerbaar te maken tegen de inmenging van markt en technologie.”
Er is meer gezag nodig in de samenleving, zegt u, maar dat mag niet het traditionele gezag zijn waarvan we ons in de jaren zestig hebben vrijgemaakt. Welk gezag moet het dan wel zijn?
“Als liberale humanist leg ik het gezag bij het individu, door te laten zien hoe mensen tegelijkertijd hun vrijheid én hun verantwoordelijkheid kunnen ontwikkelen. In 1958 maakte de liberale filosoof Isaiah Berlin het beroemde onderscheid tussen negatieve vrijheid – de vrijheid van beperkingen, en positieve vrijheid – de vrijheid om als mens zélf middelen en doelen te kiezen.
“Uiteindelijk is het accent van het liberalisme te veel op die negatieve vrijheid komen te liggen. Daarmee krijg je een moraal van vrijheid als pure zelfbeschikking, van vrijheid die begrepen wordt als: doen waar je zin in hebt. Elke vorm van gezag is uitgehold en dus zitten we nu met allerlei free riders opgescheept, mensen die gefixeerd zijn op hun botte, willekeurige verlangens en die autonomie verwarren met onafhankelijkheid. Zonder dat ze het doorhebben helpen ze hun eigen vrijheid om zeep, want ze worden slaaf van hun grillen en erkennen geen enkele verantwoordelijkheid.”
U heeft kritiek op filosofen die u ‘autonomofoob’ noemt. Wat bedoelt u daarmee?
“Zij hebben een treurige karikatuur van de mens gemaakt, als speelbal van krachten buiten zichzelf. Daarmee brengen ze elke poging tot zelfbepaling en verantwoordelijk handelen om zeep.
“De kongsi van autonomofoben domineert met haar cultuurpessimisme al decennia lang het publieke domein. Zij trekt het idee van Bildung en persoonsvorming in het belachelijke, alsof het een soort donquichotterie is. Nou, laat mij maar de Don Quichot zijn. Het liberalisme mag dan een verkeerde afslag hebben genomen, maar met die karikatuur van een onmachtige mens zijn we nog veel verder van huis. In beginsel kunnen mensen als concrete individuele personen met zichzelf en elkaar een goed leven leiden. Dat vereist wél een persoonlijk en sociaal leerproces.”
Dohmen verwijst naar een recent krantenartikel: “Meisjes tussen 12 en 18 kunnen de stress op school niet meer aan, blijkt uit onderzoek. Opvoeding en onderwijs houden dus te weinig rekening met de druk die technologie, markt en media op kinderen en jonge mensen uitoefenen. Ouders en leraren zouden daarover gesprekken met hen moeten voeren, om hen rust en zelfvertrouwen te geven, om hen te leren over zichzelf na te denken: je hebt nog een heel leven voor je om iemand te worden, en dat bestaat uit méér dan alleen maatschappelijk succes. Maar die gesprekken voeren we helemaal niet, omdat we er niet langer op vertrouwen dat individuen zichzelf zouden kunnen ontplooien.”
En dat komt door die autonomofobie?
“Die staat absoluut in de weg, ja. Terwijl dat nu juist wél is wat wij mensen allemaal willen, tegen de klippen op van het anti-individualisme: iedereen wil iemand zijn.”
In zijn boek schetst Dohmen een vormingsprogramma om de autonomie van het individu te vergroten. Daarvoor laat hij zich onder meer inspireren door de ethiek van Immanuel Kant, Friedrich Nietzsche, Michel Foucault en Susan Neiman. “Er is een betere opvoeding mogelijk door de intrinsieke motivatie van jonge mensen te verbeteren en hen te leren oordelen en standpunten in te nemen. Zodat ze zichzelf kunnen toe-eigenen vóórdat ze onteigend worden door machten buiten henzelf.”
Bildung biedt een nieuwe morele oriëntatie, schrijft u. Hoe voorkom je dat het een ideologische formule wordt, een soort Bildung-zuil?
“Doordat Bildung zijn zelfkritiek in zich draagt. Je stimuleert open gesprekken tussen mensen, waarin ze tot een oordeel komen over wat voor hen persoonlijk én voor de samenleving waardevol is. De uitkomst van dat gesprek wordt door geen enkele externe macht beslist, er vloeien geen dogma’s uit voort. De deelnemers dwingen elkaar om te blijven zoeken naar een rechtvaardige legitimatie van hun handelen. Zo krijg je mensen met gezag en zelfrespect, die weten wie ze zijn en waar ze staan, die rekening houden met anderen en grenzen stellen aan hun verlangens. Kortom, de sterke persoonlijkheden die we hard nodig hebben in deze cultuur.”
Met een grijns: “Tijdens een college betoogde ik ooit dat mindfulness een cultureel fopspeentje is, bedoeld om jonge mensen dociel te houden. Nou, de hel brak los! Na afloop gingen studenten over mij klagen bij het universiteitsbestuur. Blijkbaar had ik hen een manier van leven afgepakt die voor hen heel belangrijk was. En dat deed ik ook zéér bewust. Ik liet hen zien dat mindfulness een ontoereikende levensstijl is, omdat het je leert om juist níet te oordelen en zelf standpunten in te nemen.”
Houden uw studenten ú weleens een spiegel voor?
“De oudere zeker. Laatst sprak ik een wiskundeleraar. Hij zei: Joep, je hebt volkomen gelijk met je Bildung-project, maar ik moet mijn vak nu eenmaal uitoefenen binnen de kaders die me gesteld zijn; ik heb geen tijd voor mooie gesprekken met leerlingen over de betekenis van wiskunde, ik moet de PISA-normen halen. Zo’n opmerking neem ik bijzonder serieus. Het risico van elke ethiek is dat ze een onhaalbaar ideaal propageert, omdat mensen er de speelruimte niet voor hebben, omdat onderwijs in deze cultuur toegesneden moet blijven op economie en winst.”
Strijdbaar: “Maar daar leg ik me niet bij neer. Wij moeten dringend hogere eisen stellen aan organisaties, aan de overheid. En aan onszelf!”
Joep Dohmen: Iemand zijn. Filosofie van de persoonlijke vorming. Uitgeverij Ambo Anthos; 816 pagina’s; € 45,-.