Eerder gepubliceerd op 26 april in Trouw:
In het Filosofisch elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Vandaag: de commissie-Van Rijn onderzocht grensoverschrijdend gedrag bij de NPO. Wordt de hiërarchie op de werkvloer herijkt?
Na het rapport van de commissie-Van Rijn ligt de NPO onder vuur vanwege de onveilige werksfeer op de redactievloeren. Verschillende figuren met een autoriteitspositie zouden zich schuldig hebben gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag: pesten, schreeuwen, intimideren, dreigen, seksisme, geweld.
Afgelopen weekend schreven Joost Eerdmans, fractievoorzitter van Ja21 in de Tweede Kamer, en psychiater Esther van Fenema een opiniestuk hierover in deze krant. Ze bepleiten coulance voor televisiepersoonlijkheden die onder grote druk moeten presteren en van wie het volgens hen begrijpelijk is dat ze af en toe over de schreef gaan. Ook schrijven ze dat er ‘in rap tempo een sfeer ontstaat waarin hiërarchische verhoudingen als gedateerd en ‘onveilig’ worden gezien’.
Wijst het rapport van de commissie-Van Rijn op een herijking van hiërarchische verhoudingen op de werkvloer, en zo ja, wat betekent die herijking precies?
“Allereerst suggereren Eerdmans en Van Fenema dat hufterigheid van autoriteitsfiguren een soort kwaliteitsgarantie is”, zegt Bas Haring, filosoof en bijzonder hoogleraar publiek begrip van de wetenschap aan de Universiteit Leiden. “Ze stellen twee opties voor: óf je krijgt middelmatige televisie, gemaakt door aardige mensen, óf je krijgt kwalitatief hoogstaande televisie, gemaakt door klootzakken. In de filosofie noemen we dat een vals dilemma, een klassieke drogreden.”
Als programmamaker werkte Haring regelmatig in Hilversum, vertelt hij. “En geloof me, er zijn meer opties dan Eerdmans en Van Fenema voorspiegelen. Ik ken een televisiemaker met vier Gouden Kalveren op zijn naam, en zijn meest in het oog springende eigenschap is dat hij uiterst behoedzaam omspringt met de mensen met wie hij samenwerkt. Echt een lieverd. Ik kwam ook bij omroepen met een competitieve cultuur, en binnen zo’n cultuur is het volstrekt logisch dat klootzakken boven komen drijven. Dan liggen misstanden snel op de loer.
“Als het al zo is dat grote televisiepersoonlijkheden vaker egocentrische mensen zijn die volledig door hun werk in beslag worden genomen, dan hebben organisaties een verantwoordelijkheid om die impulsen in te tomen. Het rapport van de commissie-Van Rijn gaat ook niet zozeer over de acties van individuen, maar over organisaties die niet ingrepen, terwijl ze allang van misstanden op de hoogte waren.
“Uiteindelijk heb je op het werk gezag nodig, al is het maar om te garanderen dat er een veilige werkomgeving is. De vraag is dan: hoe blijft dat gezag gezond?”
“Deze casus lijkt zich in eerste instantie goed te lenen voor het stellen van zo’n algemene vraag”, reageert filosoof en schrijver Désanne van Brederode. “Een positie als leidinggevende geeft je nooit het recht om je personeel te discrimineren, verrot te schelden of in de kont te knijpen, of je nu de filiaalmanager van een bank bent of Matthijs van Nieuwkerk. Toch opereren die twee binnen een volstrekt andere hiërarchie. In het geval van Van Nieuwkerk komt de bagage van televisieroem en bewondering erbij. Mensen houden eerst jarenlang een sfeer in stand waarbinnen zulke figuren heel bijzonder worden gemaakt, en vervolgens gaan ze over hen klagen.
“Onder het mom van onderzoeksjournalistiek verlagen kwaliteitskranten zich tot het niveau van roddelbladen en juice-kanalen, omdat ze weten dat smeuïge onthullingen over The Voice of DWDD clicks genereren. Op veel werkplekken zal met opluchting gereageerd worden op deze onthullingen, omdat mensen herkennen wat ze zelf elke dag met hun baas meemaken. Maar met sensatiezucht zijn deze slachtoffers uiteindelijk niet geholpen, want de schijnwerpers blijven gericht op de wereld van de schijnwerpers. Als kijkers en lezers zijn we daaraan allemaal medeplichtig.
“Eerdmans en Van Fenema schrijven vanuit een conservatieve kramp over het wankelen van de ‘oude’ hiërarchie. Ik moest aan Michel Foucault denken, die meende dat bepaalde machtsoefeningen genormaliseerd worden doordat ze binnen het ‘vertoog’ van een samenleving passen. In het vertoog van de oude hiërarchie was grensoverschrijdend gedrag genormaliseerd voor sommige mensen in machtsposities, en daar wordt nu een ander vertoog tegenover geplaatst.
“Dat nieuwe vertoog bewaakt grenzen en lijkt heel preventief en democratisch, maar het komt neer op: wat jouw klacht of positie ook moge zijn, alle middelen zijn geoorloofd voor het verkrijgen van een veilige werkomgeving. Als jij een grapje over je uiterlijk grensoverschrijdend genoeg vindt om iemand aan te klagen, dan mag dat; als jij op grond van twee vage geruchten een werknemer op non-actief wil zetten, prima. Zo kan een kleine groep klagers buitensporig veel macht krijgen, en ontstaat er dus het tegendeel van wat je wil: een onveilige werkcultuur.
“Eindelijk hebben we oog gekregen voor machtsmisbruik binnen het oude vertoog, en dat willen we ook graag aanpakken. Tegelijkertijd zijn we vanuit dat idealisme blind voor hoe macht werkt in het nieuwe vertoog.”
Haring: “Volgens mij trekken werknemers doorgaans pas aan de bel als er sprake is van serieus en structureel machtsmisbruik. Het lijkt me niet meer dan redelijk dat er dan onderzoek wordt verricht.”
Van Brederode: “Maar dan nog bestaat er verschil tussen klachten waar mensen uit eigen beweging mee komen en een grootscheeps onderzoek op de werkvloer waarbij actief wordt gezocht naar gevoelens van onveiligheid, en er altijd wel íets gevonden zal worden.”
Haring: “Eerdmans en Van Fenema vrezen het hellende vlak, dat de dunne huid van het teerste bloempje op de werkvloer de maatstaf wordt voor allen. Ze overdrijven schromelijk, denk ik, maar dat neemt niet weg dat je in zo’n nieuw vertoog moet blijven nadenken over wat je kunt verliezen. Waarachtig menselijk contact is altijd een beetje riskant; dat moeten we ook op de werkvloer niet angstvallig gaan vermijden.
“Toen ik ooit ontslag nam bij een adviesbureau, begon de directeur ten overstaan van al het personeel tegen me te schreeuwen. Achteraf maakte hij zijn excuses, maar ik vond het een positieve ervaring. Niet omdat hij schreeuwde, maar omdat hij durfde te laten zien dat ik hem had geraakt − en dat raakte mij. Misschien was het grensoverschrijdend, maar als je nooit iemands grens opzoekt, krijg je ook nooit betekenisvol contact.
“Tegelijkertijd moet je na zo’n uitbarsting van je baas als werknemer wél de ruimte hebben om op een soortgelijke manier te reageren, om tegenmacht uit te oefenen!”
Van Brederode: “Dat verbaast mij misschien nog het meeste. Als je door je baas wordt uitgescholden, zou je hopen dat je collega’s het ter plekke voor je opnemen, maar in het nieuwe vertoog verwachten we dat je dan achteraf bij een vertrouwenspersoon gaat klagen. Zo worden mensen ontslagen van de plicht om het op te nemen voor een ander; het is een vrijbrief voor lafheid. Wat mij betreft gaat een volgend vertoog gepaard met minder vertrouwenspersonen en een veel moediger zelfcorrigerend vermogen!”
Foucault en het vertoog
Macht berust volgens de Franse filosoof Michel Foucault (1926-1984) niet bij personen of instituties, maar bij het ‘anonieme systeem’ van het vertoog. Het vertoog is het ‘spreken van de samenleving’, het geheel van geschreven en ongeschreven taal waardoor de samenleving denkt zoals zij denkt. Binnen het vertoog wordt impliciet vastgelegd wat de samenleving voor waar en goed houdt. Elk individu doet via disciplinering en taalgebruik aan dat vertoog mee, deels bewust en deels onbewust.
In De orde van het vertoog (1971) analyseert Foucault de subtiele werking van dit systeem. Volgens hem vallen vertogen samen met een bepaald tijdvak (epistèmè) waarbinnen ze dominant zijn, en werken ze met procedures. Niet iedereen mag zomaar alles zeggen binnen het vertoog: een onderwerp kan bijvoorbeeld taboe zijn verklaard, of de spreker wordt niet erkend omdat hij ‘gek’ is.
In het Filosofisch Elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Lees hier eerdere afleveringen terug