Een ingekorte versie van dit artikel werd eerder gepubliceerd op 7 november 2017 in Trouw:
‘Vertrouwen in de toekomst’, luidt het motto van het derde kabinet-Rutte. Volgens filosoof en historicus Philipp Blom ontbreekt juist dit vertrouwen in westerse samenlevingen, met alle rampzalige gevolgen van dien.
Maurice van Turnhout
In zijn nieuwe boek ‘Wat op het spel staat’ voert Blom een gedachtenexperiment uit. Hij blikt vanuit 2067 terug op de huidige tijd en verwondert zich: met alles wat al bekend was over massale werkeloosheid door robotisering en de invloed van de mens op klimaatverandering, waarom ‘klampten de mensen zich in die tijd zo vast aan een economisch model dat gevaarlijk en achterhaald was, waarom zijn er geen massademonstraties en gewapende opstanden geweest om een snelle en resolute verandering teweeg te brengen?’
Mensen koesteren liever het heden, dan dat ze nadenken over een ongewisse toekomst met de dreiging van voedselschaarste, ecologische rampen en volksverhuizingen, stelt Blom. Vreemd is dat niet: ‘De keuzes waar we nu voor staan zijn overweldigend. Het is niet makkelijk om het onbekende tegemoet te treden en een systeem op te geven dat nu nog afdoende functioneert.’
Toch is dat volgens Blom wel wat we moeten doen: het beest in de bek kijken, nadenken, debatteren, radicaal veranderen.
De schrijver noemt het ‘intellectueel betuttelend’ om alle problemen die hij signaleert bij het marktkapitalisme in de schoenen te schuiven. ‘Vlak na de Tweede Wereldoorlog was het consumentisme een uitstekend vehikel voor de opbouw van een meer vreedzame samenleving,’ verklaart Blom. ‘De kracht van het marktkapitalisme is dat mensen met tegenstrijdige belangen toch aan dezelfde maatschappij deel kunnen nemen. Het maakt niet uit welk geloof je aanhangt, of je homo bent of hetero, zwart of blank, zolang je maar je boterham verdient.’
Waar gaat het dan volgens u mis?
‘In onze maatschappijen wordt groei als hoogste doel gezien. Stel je voor dat een bedrijf als businessmodel heeft om ad infinitum te blijven groeien, anders gaat het failliet. Niemand zou toch geld lenen aan zo’n bedrijf? Toch werken onze maatschappijen wel zo. Ze zijn niet flexibel, als ze krimpen ontstaat er direct een ramp. Groei lijkt me een ruïneus model, zeker als we daarvoor steeds meer grondstoffen verbruiken, steeds meer vuil produceren, steeds meer kunstmatige verlangens aanwakkeren bij consumenten.’
Maken de liberale waarden die de markt met zich meebrengt het niet extra moeilijk om er van binnenuit kritiek op te hebben?
‘We willen graag geloven dat dat onze welvaart voortkomt uit onze liberale deugden, maar het komt omdat we in het Westen ongelooflijke privileges genieten. Wij zijn rijk omdat mensen elders arm zijn. De markt is niet noodzakelijk het meest menselijke mechanisme. In de klassieke economische theorie zijn mensen rationele wezens die hun marktpositie optimaliseren. Als je het zo bekijkt, zou verliefd worden en kinderen krijgen zo ongeveer het domste zijn wat je kan doen. Dat maakt je namelijk kwetsbaar, minder rijk, minder flexibel. Toch zijn het dingen waar de meeste mensen naar verlangen. Een samenleving die geen rekening houdt met de doelen van haar burgers is toch gebouwd op een foutief model?’
In de komende jaren verandert onze samenleving ingrijpend door digitalisering. De klok tikt, waarschuwt Blom, de opmars van de machines is onvermijdelijk en we moeten snel beslissen hoe we daarmee om willen gaan. ‘Als historicus put ik er hoop uit dat omwentelingen zich heel snel kunnen voltrekken. Als je mensen in de achttiende eeuw had verteld dat de slavernij in de volgende eeuw zou eindigen, hadden zij tegengeworpen dat het onmogelijk was, tegennatuurlijk, immoreel, economisch onverantwoord.’
Volgens Blom duiken de meeste mensen weg voor vraagstukken over de toekomst. Hij onderscheidt in het huidige politieke veld twee grote stromingen: markt en vesting. Het marktkapitalistische kamp wil vooral continuïteit, terwijl de vestingdenkers (Bloms term voor rechts-populistische politici zoals voormalig Trump-adviseur Steve Bannon) teruggrijpen op een geïdealiseerd verleden. In tegenstelling tot de marktdenkers hebben de vestingdenkers wél een scherp oog voor de weeffouten van het kapitalisme, meent Blom.
‘De traditionele belofte van de liberale democratie was dat hard werken loonde,’ legt hij uit, ‘Je kinderen zouden het beter krijgen dan jij. Sinds ongeveer dertig jaar is dat pact tussen staat en burgers gebroken. Enerzijds is er een nieuwe klasse van miljardairs ontstaan en aan de andere kant heb je een groeiende klasse van vakmensen wier loon stagneert. Mensenrechten gelden onder alle omstandigheden, consumentenrechten heb je alleen als je consumeert. Zonder geld val je dus buiten het systeem. Hoe democratisch is dat nog? Democratie is in zekere zin een fictie, een noodzakelijke fictie die ons heeft geleerd dat we macht kunnen verdelen zonder bloed te vergieten. Mensen geloven alleen in die fictie als ze de gerechtvaardigde hoop koesteren dat ze binnen het systeem een bestaan kunnen opbouwen.’
De vestingdenkers hebben heel goed door dat het systeem oneerlijk is, zegt Blom, ze trekken alleen de verkeerde conclusies. ‘Volgens hen pakt de asielzoeker het werk van de vakmensen af, maar het is juist de robotisering die deze banen bedreigt.’
Signaleert u geen andere stromingen naast markt en vesting?
‘In de laatste Nederlandse verkiezingen sprak alleen Jesse Klaver over de problemen waar ik het over heb. Het zou volgens mij goed zijn als Europeanen van tussen de 16 en de 30 in heel Europa hun eigen verkiezingen houden. En dat ze dan een jongerendelegatie naar Brussel sturen die wetten en wetsvoorstellen toetst, want zij moeten over veertig jaar leven met de gevolgen van die wetgeving.’
Wat voor conclusies zouden die jongeren trekken?
‘Misschien dat we minder moeten consumeren en minder energie moeten verbranden. Je kunt je identiteit ook vormgeven door acties in de gemeenschap, in plaats van door dure merkkleding te dragen. Digitalisering kan nog steeds een positieve nieuwe maatschappij voortbrengen, eentje met een universeel basisinkomen, waarin mensen niet meer verplicht zijn om te werken. In zo’n maatschappij moeten we onszelf opnieuw definiëren: wie zijn we, als we niet meer samenvallen met ons werk, wat is dan onze sociaal-maatschappelijke waarde als mens?’
Zo’n nieuw mensbeeld noemt u een tweede de Verlichting, met weglating van de fouten van de eerste. Wat bedoelt u daar precies mee?
‘Veel verlichtingsdenkers vonden dat alleen een handjevol uitzonderlijke mensen in staat was tot de rede, de grote massa niet. Dat is een misverstand, want mensen zijn überhaupt geen rationele wezens. Het dier homo sapiens heeft weliswaar meer rationaliteit dan andere dieren, maar wij zijn niet inherent rationeel. Diderot schreef dat wij mensen ‘aapjes met verlangens’ zijn. Onze verlangens zijn niet de optimalisering van onze marktpositie, maar gekke dingen zoals verliefd worden en kinderen krijgen.’
Een tweede Verlichting bestaat volgens u uit het rationeel oplossen van problemen, maar u schrijft ook dat we nog steeds primaten zijn. Is dat niet diezelfde oude Verlichtings-paradox?
‘Misschien, maar ik heb dan ook niet de wijsheid in pacht. We begrijpen gewoon nog niet goed wie wij mensen zijn en waartoe we in staat zijn. Van andere primaten weten we dat zij onder bepaalde omstandigheden vreedzaam, altruïstisch en solidair kunnen leven. Als je de omstandigheden aanpast worden ze gewelddadig, egoïstisch en angstig. De centrale vraag is dus: onder welke omstandigheden kunnen wij leuke aapjes zijn, hoe kan het dier homo sapiens goed leven binnen de ecologische context van zijn thuisplaneet?’
Ziet u al een beweging samenkomen die uw hoop op een omwenteling versterkt?
‘Nog niet. Op festivals en debatten ontmoet ik altijd hetzelfde soort mensen: liberaal, hoogopgeleid. Zij zijn al bekend met de problematiek waar ik over spreek. In de Weense volksbuurt waar ik woon, hebben mensen nog nooit van deze problemen gehoord. We moeten het debat dus democratiseren. Daarbij kan een site als Twitter nooit een ontmoeting tussen mensen vervangen. Dat verhoudt zich als internetporno tot seks. Volgens mij moeten we in het debat een beetje minder porno hebben en een beetje meer seks. Dan ontstaat een kritische massa van mensen die het belangrijk genoeg vindt om over deze problemen na te denken.’
Het lijkt alsof Blom zich geneert voor het keurige witte tafellinnen en het glanzende bestek in zijn hotel aan de Amsterdamse Herengracht. ‘Ook ik benut mijn privileges,’ geeft hij toe, ‘Ik reis de hele wereld over om te zeggen dat het zo niet langer kan, maar dat betekent ook dat ik vaker dan de meeste mensen gebruik maak van een vliegtuig.’
De kritische massa is er voorlopig nog niet, verzucht Blom, en het gaat erom spannen. ‘Ik verkeer in een schizofrene positie. Als historicus vind ik dit een prachtige tijd om in te leven, maar als tijdgenoot vind ik hem ook angstaanjagend.’
Philipp Blom (Hamburg, 1970) studeerde filosofie en Joodse Studies in Wenen en filosofie in Oxford. Hij schrijft voornamelijk over moderne cultuurgeschiedenis. Eerder werden zijn boeken ‘De duizelingwekkende jaren’ (2009), ‘het verdorven genootschap’ (2010), ‘Alleen de wolken’ (2014) en ‘De opstand van de natuur’ (2017) in het Nederlands vertaald.
Philipp Blom: ‘Wat op het spel staat’. De Bezige Bij; 224 pagina’s; € 19,99.