ONLY GOD FORGIVES (regie: Nicolas Winding Refn).
Twee jaar geleden sloeg de Deens-Amerikaanse filmmaker Nicolas Winding Refn een bres in de Mainstream met Drive. Mensen die Refns eerdere films Fear X, Bronson en Valhalla Rising hadden gezien wisten al een beetje wat ze aan gruwelen konden verwachten, maar voor het grote publiek was Drive misschien even slikken.
De film werkte vooral zo verfrissend omdat Refn op een niet-ironische manier met geweld omging. Opmerkelijk, want sinds Pulp Fiction leven we in het tijdperk Tarantino: ironie is de dominante houding geworden voor gewelddadige genrefilms. Je denkt soms bijna dat het niet meer anders kan. Drive klinkt en ziet eruit alsof hij in de jaren 1980 is gedraaid, met een titelsequentie van knalroze letters en songs die zijn geënt op de sound van Patrick Leonard. Ook deze retro-vormgeving is niet van een geruststellende knipoog voorzien. Refn daagt de kijker uit om zijn verhaal serieus te nemen.
Ryan Gosling speelt een zwijgzame psychoot, die onze sympathie wint omdat hij voor de underdogs van het verhaal opkomt. Hij beschermt een weerloze vrouw en haar zoontje tegen gangsters. Net als bij Taxi Driver zitten we als kijker op de huid van een man die zichzelf ziet als een nobele ridder, en die uiteindelijk tot de meest vreselijke daden in staat blijkt. Hij draagt een afbeelding van een gele schorpioen als een totem op zijn rug. In het meest opzienbarende shot schakelt Refn binnen luttele seconden van een lyrische filmkus naar een bloederige stamppartij. En ondertussen wordt Gosling op de soundtrack met een engelachtige stem bezongen als ‘a real hero, a real human being‘. Drive is even koud, hard en gestroomlijnd als de Chevrolet Malibu waar Gosling zich in verplaatst. Het is niet gemakkelijk om uit te drukken wat de film nu precies zo goed maakt, en juist dat maakt hem zo goed.
Weglopers
Met Only God Forgives heeft Refn de verrassing niet meer aan zijn zijde. Hij moet opboksen tegen de torenhoge verwachtingen van een publiek dat hem op basis van Drive tot cult-held heeft gebombardeerd. Bij veel filmmakers gaat het op zo’n moment mis. Refn houdt echter het hoofd koel, en volgt gewoon zijn eigen ster, zonder zich van alle commotie iets aan te trekken. Een beetje zoals Dennis Hopper het aanpakte, toen hij de bioscoopbezoeker na Easy Rider frustreerde met het ondoorgrondelijke The Last Movie. Ook Only God Forgives is voor veel kijkers een beproeving. Toen ik de film in Pathé Munt zag, telde ik vijf weglopers: de eerste twee liepen verlieten de zaal al na een kwartier (waarschijnlijk vanwege het lage tempo), en de andere drie vertrokken ongeveer een half uur later (vermoedelijk vanwege het excessieve geweld).
Op het eerste oog is de plot van Only God Forgives een variatie op die van Drive: een geweldsspiraal volgens het principe dog eat dog. De held Julian (opnieuw Gosling) is dit keer zelf een gangster, een Amerikaanse drugssmokkelaar die in Bangkok een boksschool runt. Zijn broer Billy (Tom Burke) wordt vermoord in opdracht van de gepensioneerde rechercheur Chang (Vithaya Pansringarm), een Thaise Dirty Harry die zichzelf boven de wet heeft geplaatst. Chang jaagt criminelen letterlijk en figuurlijk over de kling. In de eerste scène is al getoond dat Billy een kindhoertje heeft gedood, dus als Billy zelf naar de eeuwige jachtvelden wordt geholpen is de kijker daar niet rouwig om. Misschien is Julian dat zelf ook niet. Wie zal het zeggen? Hijzelf zeker niet, want Gosling heeft in de hele film amper vijftien zinnen tekst.
Julians moeder Crystal (Kristin Scott Thomas) probeert haar zoon aan te sporen tot wraak, want dat is nu eenmaal de normale gang van zaken in de onderwereld. Crystal is geen moeder van het type ‘beste vriendin’: ze verwijt haar passieve zoon dat hij altijd al jaloers is geweest op de grotere penis van zijn broer, en dat hij zich niet kan vermannen als het erop aankomt. Julian laat zich door Chang in elkaar slaan in een gevecht dat hij onmogelijk kan winnen, alsof hij vertwijfeld naar een motivatie zoekt om Chang persoonlijk te haten. Maar daar slaagt hij niet in.
Geen heldhaftige queeste
Eigenlijk is het niet zo gek dat Refn zoveel kijkers tegen zich in het harnas jaagt. Hij biedt zijn publiek nog minder morele houvast dan in Drive, en na zijn afrekening met de ironie breekt hij in Only God Forgives met een andere dominante Hollywood-trend: hoofdpersoon Julian is nu eens niet uit de mal van Joseph Campbells Hero With a Thousand Faces geslagen, zoals de meeste protagonisten die ’s zomers de schermen domineren. Geen ontwikkeling van blaag naar superheld, geen heldhaftige queeste die met een triomf wordt beklonken. Refn bouwt sluw op naar de Grote Muay Thai Vechtscène tussen Julian en Chang, maar tijdens deze ultieme krachtmeting weet Julian zijn tegenstander niet één keer te raken. Julians passiviteit lijkt een directe reactie op de held uit Drive, die feitelijk stond te popelen om een held te worden door geweld te gebruiken.
Welke van de twee personages is moreel zuiverder? Julian keert Chang de andere wang toe, maar uit enkele vroege scènes blijkt dat hij het geweld uit beroepsmatige overwegingen zeker niet schuwt. Is hij dan inderdaad een lafbek, omdat hij weigert voor zijn directe naasten op te komen? Of is hij door zijn begrijpelijke angsten juist veel meer a real human being? Chang representeert de morele standaard in de film, hoe verbogen die standaard ook is. Hij knapt het vuile werk op door de samenleving van allerlei gespuis te bevrijden, en als hij klaar is met doden en martelen zingt hij als toegift nog een fijn mopje in de plaatselijke karaokebar.
Refns veelbesproken geweldsbeelden lijken op het geweld in David Lynch-films als Wild at Heart en Lost Highway, maar dan in een verhevigde vorm. Een terugkerend beeld in Refns films is dat van een menselijk hoofd dat tot moes getrapt of geslagen wordt, net zolang tot het de dimensies van een olieverfschilderij heeft. Je kan maar een favoriet visueel motief hebben. Refn is geen huichelaar. Hij weet dat geweld een vitaal onderdeel van zijn palet is. In interviews biecht hij eerlijk op dat hij tijdens het maken van zijn films als een pornograaf te werk gaat, en dat hij uitsluitend zaken ensceneert die hem persoonlijk opwinden. Vaak hebben die zaken met geweld te maken. Refn valt in te delen bij een bepaald kunstenaarstype, dat weigert om zichzelf te analyseren, uit angst dat hij zijn eigen trucje doorkrijgt en het daarmee vernietigt. Hij kiest ervoor zijn driften te sublimeren in kunst.
Een tikje dubieus is dat natuurlijk wel: een zelfbenoemde pornograaf die zijn film deels in de Thaise seksindustrie situeert. Toch vind ik Refns benadering van geweld eerlijker dan de methode Tarantino, waarbij we worden uitgenodigd om geweld weg te lachen. Er valt wel degelijk wat te zeggen voor de manier waarop Refn de kijker tot medeplichtige maakt. Net als de passieve hoofdpersonen van Brian De Palma groeit Julian uit tot een stand-in voor het publiek. De kijker weet immers ook niet wat er komen gaat, hij kan niet ingrijpen wanneer er gevaar dreigt, en hij moet er maar op vertrouwen dat de held namens hem de juiste keuzes maakt.
Gehypnotiseerde acteurs
Wel geeft Refn inzage in het onderbewuste van zijn hoofdpersoon. Julians Hamlet-achtige passiviteit wordt verbeeld in enkele labyrintische droomsequenties. In een serie tracking shots dwaalt Julian door eindeloze gangen, gekleurd in een diep verzadigd rood. Hij beweegt een beetje zoals de gehypnotiseerde acteurs uit Werner Herzogs Herz aus Glas. De gangen lijken sterk op de corridors van de boksschool, maar feitelijk zitten de gangen in Julians hoofd.
Refn is een surrealist, één van de laatsten. Tijdens een martelscène citeert hij de beroemde oogsnij-scène uit Un chien andalou (1929), de surrealistische oerfilm van Luis Buñuel en Salvador Dalí. Refn heeft Only God Forgives bovendien opgedragen aan zijn ‘spirituele vader’, de Chileense surrealist Alejandro Jodorowsky. Van Jodorowsky leent hij de visie op verstoorde familiebanden, en de Oedipale schema’s die het verhaal aansturen. Net als in Jodorowsky’s Santa Sangre (1989) hebben we te maken met een moeder die jaloers is op de vriendinnen van haar zoon, en die haar zoon tot moorden aanzet. De vader is afwezig, hoewel zijn afwezigheid telkens wordt benadrukt door een groot standbeeld in de boksschool. Even belangrijk zijn dus de centrale kwesties uit Jodorowsky’s El Topo (1970): wat is de definitie van een man? En wat is het onderscheid tussen een held en een lafaard? Julians uiteindelijke keuze is misschien slecht voor zijn familie, maar beter voor de samenleving.
Na Drive is Only God Forgives opnieuw een broeierige stijloefening van een filmmaker die tegen de stroom oproeit, en daarbij interessante vragen oproept. Refn bedrijft geen psychologisch realisme. Only God Forgives is een voorbeeld van pure cinema, waarbij het een sport is om een minimum aan dialoog te gebruiken en zoveel mogelijk visueel te vertellen. Elk shot in de film is zo strak gecomponeerd, dat het in een Taschen-boek niet zou misstaan. De acteurs zijn even roerloos als de rode drakenkoppen op het behang. Die gekunstelde vorm werkt meer op de lachspieren dan bij bijvoorbeeld Robert Bresson, maar Refn laat ons niet wegkomen met een bevrijdende lach. Daar is de sfeer te intens voor. Met Only God Forgives bewandelt Refn de fijne lijn tussen gore rotfilm en surrealistisch kunstwerk.
Only God Forgives. 2013, Verenigde Staten / Thailand / Frankrijk / Zweden, 90 min., kleur. Regie en scenario – Nicolas Winding Refn; Productie – Lene Børglum, Sidonie Dumas en Vincent Maraval; Camera – Larry Smith; Montage – Matthew Newman; Production design – Beth Mickle; Kostuums – Wasitchaya Mochanakul; Muziek – Cliff Martinez; Met: Ryan Gosling (Julian), Kristin Scott Thomas (Crystal), Yayaying Rhatha Phongam (Mai), Tom Burke (Billy), Vithaya Pansringarm (Chang), Byron Gibson (Byron), Gordon Brown (Gordon).