Eerder gepubliceerd op 4 augustus in Trouw:
In het Filosofisch Elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Vandaag: door preventieve zorg kunnen we misschien kerngezond 140 worden. Maar moeten we dat wel willen?
“Veroudering is een ziekte die je kunt behandelen”, stelde gerontoloog Andrea Maier afgelopen zaterdag in Trouw. “Als je ziet dat iemands suikerspiegel stijgt, kun je met veranderingen in gedrag en leefstijl de kans op diabetes verkleinen en zo iemands gezonde levensduur verlengen.”
Controleer eens wat vaker je ‘oliepeil’, adviseert Maier, dan kun je misschien wel 140 jaar oud worden. Is veroudering inderdaad een behandelbare ziekte, of moeten we de ouderdom – met inbegrip van alle kwalen – accepteren?
Filosoof en schrijver Désanne van Brederode: “Wie veroudering als ziekte beschouwt, zwicht voor een mechanische opvatting van het lichaam. Het lichaam ís geen machine. Door vast te houden aan dit soort maakbaarheidsdenken ontdek je nooit de vreugde van het zintuiglijke leven. Je eet aardbeien, maar alleen omdat er een gezond stofje in zit dat veroudering tegengaat; je neemt een hond, maar alleen als stok achter de deur om genoeg te wandelen. Welke rol speelt de ziel daar nog in, laat staan de geest?”
Bas Haring, filosoof en bijzonder hoogleraar publiek begrip van de wetenschap aan de Universiteit Leiden, deelt wél de mechanische opvatting van het lichaam met gerontoloog Andrea Maier. “Gezondheidszorg heeft deels met onderhoud te maken, en dat is ook helemaal niet erg”, zegt hij. “Kijk, ouderdom is onoverkomelijk, dus het zou onverstandig zijn om dat niet te accepteren. Maar het is net zo goed verstandig om de ouderdom een beetje uit te stellen. Waarom ga ik wel met mijn auto naar de apk, maar biedt de reguliere zorg geen jaarlijkse, preventieve medische check-up?”
Van Brederode: “Naarmate mensen innerlijk meer ontwikkeld zijn voelen ze vaak zelf goed aan dat er iets met ze aan de hand is, of dat ze hun levensstijl moeten veranderen. Een kind gaat toch ook niet buitenspelen om calorieën te verbranden? Nee, een kind voelt gewoon dat het niet te lang stil moet zitten. In onze schermpjescultuur leren kinderen van apps dat ze moeten bewegen en groenten moeten eten omdat het gezond is, niet omdat ze intuïtief aanvoelen dat het goed voor ze is. Waarom geven we die gezondheidsapps zoveel gezag over onszelf?”
Haring: “Omdat ons lichaamsbewustzijn tamelijk rudimentair is. We weten inderdaad best wanneer we meer moeten bewegen, maar er gebeurt van alles in ons lichaam waar we totaal geen weet van hebben. Er kan zich zomaar een aneurysma ontwikkelen, en je zult in een scanner moeten gaan liggen om die te detecteren. De vraag is eerder: wat wil je met die gezondheidsinformatie doen zodra je die krijgt? Ik draag nu bijvoorbeeld een smartwatch die mij zegt wanneer het gezond is om eventjes te gaan staan. Vervolgens kan ik zelf beslissen of ik daar gehoor aan geef.”
Van Brederode: “Natuurlijk, ik zou niemand aanraden om in medische kwesties blind te varen op intuïtie. Ik vraag me vooral af of we doel en middel niet te veel door elkaar halen wanneer we ouderdom als behandelbare ziekte beschouwen. Als je leven enkel een project is om geen diabetes of alzheimer te krijgen, leid je dan wel een vervuld leven? Stel je voor, dan lig je op je 140ste op je sterfbed en je denkt: ik heb mijn dagen verkwist aan het afwegen van voedingssupplementen en het tegen heug en meug stappen lopen.”
Haring: “Bij dat aspect van levensverlenging heb ik ook mijn vraagtekens. Eten is bijvoorbeeld een belangrijk deel van mijn leven. Ik eet graag kaas, ook al weet ik dat het niet heel erg gezond is. Als ik zelf moet kiezen leef ik liever wat korter, maar dan wel mét kaas.”
Van Brederode: “Precies. En waarom zóu je ook zo extreem lang willen leven, 140 willen worden? Volgens de Deense filosoof Kierkegaard heeft ieder mens de plicht om openbaar te worden. Dat betekent dat je je innerlijke wereld vormgeeft in taal en handelen, en dat je authentiek leeft, bijvoorbeeld in de manier waarop je met je vrienden omgaat. Die kwaliteit van leven is vele malen belangrijker dan de kwantiteit. Als ik morgen te horen zou krijgen dat ik terminaal was zou ik uiteraard verdrietig zijn, maar ik kan wel terugblikken op een rijk leven, met veel indrukken en dingen die me geraakt hebben.”
Van Brederode huivert: “Het lijkt me ergens een vloek om 140 jaar oud te worden. Er komen alleen maar herinneringen bij, die je steeds minder met anderen kunt delen.”
Haring: “Waarschijnlijk kun je dergelijke extreme ouderdom ook helemaal niet ervaren. Als je 140 wordt, kun je je onmogelijk nog herinneren hoe het was om 20 te zijn, want onze hersenen hebben een beperkte geheugencapaciteit. Wie is degene die leeft, als je zo oud bent geworden? Ben jij dat zelf nog wel, of is het iemand anders? Daarmee ontstaat een identiteitsprobleem: je kunt helemaal niet genieten van het feit dat je zo oud geworden bent, omdat je bent vergeten wie je was in het verleden.”
Van Brederode: “En dan is er nog een ethisch argument tegen extreme levensverlenging, namelijk dat rijke mensen het beter kunnen betalen dan arme. Op die manier krijg je een wereld van hoogbejaarde, schatrijke patjepeeërs die drie keer per jaar naar Thailand vliegen, en tegelijkertijd sterven er kinderen van de honger. Hoe rijm je dat met elkaar?”
Haring: “Goed punt. Het is nu al zo dat hoogopgeleide mensen structureel gezonder leven dan laagopgeleide mensen. Die tweedeling wil je niet vergroten. Mensen denken egoïstisch: als ík gezond 140 word, is dat fijn voor mij. Vaak realiseren ze zich de consequenties niet. We leven nu met acht miljard mensen op aarde, straks misschien tien miljard; dat aantal zou verdubbelen wanneer we allemaal twee keer zo oud worden. Als er straks alleen maar 140-jarigen rondlopen kunnen we minder kinderen krijgen, want anders past het niet meer. En dan leef je dus in een wereld waarin het concept familie niets meer betekent.”
Onwenselijk, meent Haring. “Persoonlijk zie ik het leven liever als een estafetteloop, waarbij je het stokje doorgeeft aan volgende generaties, dan als een marathon.”
Een kleine geschiedenis van het ouder worden
Filosoof Michel de Montaigne (1533-1592) kreeg op latere leeftijd te kampen met nierstenen. Hij aanvaardde deze ouderdomskwaal met de onsterfelijke woorden: “Mijn geest zegt dat het voor mijn eigen bestwil is dat ik nierstenen heb: bij gebouwen die zo oud zijn als ik, is het iets natuurlijks als het dak gaat lekken.”
Joep Dohmen en Jan Baars signaleren in hun bloemlezing De kunst van het ouder worden dat na de Verlichting het denken over ouderdom verschuift van acceptatie naar een vertoog van ‘controle en maakbaarheid’.
Op zich niet vreemd, want vanaf eind achttiende eeuw vonden er tal van medische revoluties plaats, waardoor we niet langer machteloos stonden tegenover het verval van de ouderdom. Geneeskunst werd geneeskunde. Daarmee verleerden we echter volgens Dohmen en Baars de acceptatie van oud worden en sterven.
Filosoof Ernst Bloch (1885-1977) zwom tegen de stroom van de moderniteit in en beschouwde ouder worden nog wel als levenskunst: “Het vermogen geen haast te hebben, het essentiële te zien en het onbelangrijke te vergeten: dat is het wezenlijke ‘leven’ in de ouderdom.”