Eerder gepubliceerd op 30 september in Trouw:
In het Filosofisch elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Vandaag: door Poetins nucleaire dreigementen is de angst voor de bom weer terug, hoe hanteren we die?
“Ik bluf niet,” besloot de Russische president Vladimir Poetin vorige week een televisiespeech. Als Russisch grondgebied in het geding komt zal hij ‘alle wapensystemen’ inzetten, dreigde hij.
Tijdens de Koude Oorlog heerste er een sterk besef van het nucleaire zwaard van Damocles dat boven onze hoofden bungelde. In de periode na de val van de Sovjet-Unie verdween dat besef naar de achtergrond. Maar kernwapens verdwenen niet. Hoe bang moeten we zijn voor de bom?
“Regeringen praten zo min mogelijk over de nucleaire dreiging, omdat ze niet mee willen gaan in Poetins psychologische spel,” zegt Tinneke Beeckman, filosoof en columnist. “Daarmee blijft onderbelicht dat we momenteel afhankelijk zijn van de willekeur van een autoritaire leider die zeer onbetrouwbaar, cynisch en destructief is. Je leeft in een Russische roulette en hoopt dat niemand de trekker overhaalt. Hannah Arendt waarschuwde zeventig jaar geleden in haar boek Totalitarisme al voor een dergelijke nucleaire terreur.”
Ondanks de angst moeten we blijven nadenken over de atoombom, meent Beeckman, juíst omdat het een techniek is die ons elk toekomstperspectief kan ontnemen. “In die zin doorleven we nu niet alleen een tijd van crisis, maar ook een crisis van de tijd. Bestaat er nog wel een toekomst voor ons en onze kinderen, kunnen wij nog samen handelen?”
Bas Haring, filosoof en bijzonder hoogleraar publiek begrip van de wetenschap aan de Universiteit Leiden, is minder somber gestemd: “Die angst voor het einde der tijden, de angst dat we geen toekomst meer hebben en dat de wereld als een sodom en gomorra ineenstort, die bestond al lang voordat Poetin Oekraïne binnenviel. Moet je die angst dan serieus nemen, omdat het allemaal zo ernstig is, of moet je die met een korrel zout nemen, omdat hij nog nooit is bewaarheid? Ik neig naar het laatste.”
Beeckman: “Dat is makkelijk gezegd. Het gaat hier niet om de Mayakalender of voorspellingen van Nostradamus, maar om een reëel risico op het gebruik van massavernietigingswapens. Politiek en oorlog zijn vaak onvoorspelbaar, maar slechts zeer zelden onomkeerbaar. Bij een totale kernoorlog ligt dat anders. De onomkeerbaarheid daarvan maakt alle voorwaarden voor een andere visie op de wereld onmogelijk.”
Haring: “Die onomkeerbaarheid markeert inderdaad een verschil met andere existentiële dreigingen, afgezien waarschijnlijk van klimaatverandering. Filosoof Bertrand Russell en natuurkundige Albert Einstein waarschuwden in 1955 al voor dat aspect. Zij zeiden: nu de mens eenmaal kernwapens heeft uitgevonden zal hij die op een kwade dag gaan gebruiken, want het vergt te veel van zijn zelfdiscipline om dat niet te doen. Einstein wist niet hoe de Derde Wereldoorlog zou verlopen, maar hij wist wel zeker hoe de Vierde Wereldoorlog zou worden uitgevochten: met stokken en stenen.”
Toch zegt Haring dat we zo’n doemscenario niet voortdurend moeten vrezen. “Het risico op een auto-ongeluk is aanzienlijk, maar toch werkt het verlammend als je elke keer doodsbang in je auto stapt. Met zijn dreigementen richting West-Europa wil Poetin vooral oude angsten uit de Koude Oorlog oproepen, vermoed ik. Het was destijds irrationeel om bang te zijn dat de Russen zouden komen, en dat is het nu ook. Als je in de Baltische Staten woont is het natuurlijk een ander verhaal. Die landen maakten deel uit van de Sovjet-Unie, dus ik kan me voorstellen dat ze daar bezorgd zijn om een mogelijke invasie of een tactische kernaanval.”
Beeckman: “Op de Russische staatstelevisie wordt wel degelijk gespeculeerd over de vernietiging van West-Europese steden. We zijn hier totaal onvoorbereid op dat soort dreigementen. Na de val van de Sovjet-Unie beleefden we in het liberaal-democratische West-Europa een overwinningsroes. We dachten zelfgenoegzaam dat de rest van de wereld steeds meer op ons zou willen lijken, maar nu worden we hier juist bedreigd door autoritaire regimes. Aan die omslag moeten we nog wennen. Los van de uitkomst in dit conflict: dat we ons in deze situatie bevinden, vraagt een enorme aanpassing van denkkader.”
Volgens Beeckman is het daarbij op de eerste plaats noodzakelijk om de logica van de tegenstander te doorgronden, zoals Machiavelli zou hebben gedaan. “Het is gevaarlijk om enkel vanuit je eigen perspectief te vertrekken, je moet altijd inschatten wat de tegenstander wil. In het Westen hebben we Poetin stelselmatig onderschat. Zijn christelijk nationalisme staat mijlenver af van onze postmoderne visie op mens en samenleving, maar we moeten het toch ernstig nemen.”
Haring: “Het is altijd verstandig om je in de ander te verplaatsen. De meeste mensen blijken dan een homo economicus te zijn, een wezen dat er op rationele wijze naar streeft om bepaalde doelen te realiseren. Misschien is het Poetins doel om Rusland weer net zo groot te maken als in de tijd van de Sovjet-Unie. En dan is het voor hem rationeel om met kernwapens te dreigen, want daarmee kan hij dat doel bereiken. Maar met het gebruik van kernwapens kan hij dat doel niet bereiken, want dan is het einde oefening. Poetin zal toch wel zo rationeel zijn om dat te beseffen?”
Haring plaatst een kanttekening: “Natuurlijk, ook tussen rationele actoren kan het misgaan. In De avonden vertelt Gerard Reve over twee spelende kinderen. Het ene kind legt zijn hand op een hakblok, het andere heeft een bijl. Het kind met de hand op het hakblok denkt, heel rationeel: die ander gaat toch niet echt slaan. Het kind met de bijl denkt, net zo rationeel: die ander trekt zijn hand wel op tijd terug. De afloop laat zich raden. Maar zo hoeft het niet te gaan. Zodra je je realiseert dat er met kernwapens geen rationele doelen te behalen zijn, verkleint je angst voor die wapens.”
Als de Verenigde Staten in augustus 1945 atoombommen afwerpt op Japan beseft filosoof Bertrand Russell (1872-1970) dat de mensheid een nieuw tijdperk is ingegaan. Door de uitvinding en het gebruik van kernwapens staan we op een kruispunt, schrijft hij in de krant Glasgow Forward: ‘(…) of we zullen allemaal omkomen, of we zullen een beetje gezond verstand moeten verwerven.’
Hoeveel vertrouwen koesterde Russell in dat gezonde verstand? Als jongeman had hij geprobeerd om een systeem te ontwerpen waarmee hij menselijk gedrag kon rationaliseren door het in wiskundige formules te vatten. Hoe voorspelbaarder de mens, des te beter voor de wereld, dat was de gedachte erachter. Het systeem bleef echter onvoltooid, de mens bleef onvoorspelbaar.
Tijdens de kernwapenwedloop van de Koude Oorlog appelleerde Russell desalniettemin aan het gezond verstand van grillige wereldleiders. Samen met Albert Einstein publiceerde hij in 1955 een manifest, waarin hij adviseerde: “Onthoud uw menselijkheid en vergeet de rest.” Alleen de totale afschaffing van kernwapens kon een wereldbrand voorkomen.
De rest van zijn leven spande Russell zich in voor nucleaire ontwapening. Op zijn 89ste zat de filosoof een gevangenisstraf uit wegens burgerlijke ongehoorzaamheid tijdens een demonstratie van de vredesbeweging in Londen.