Eerder gepubliceerd op 12 mei in Trouw:
In het Filosofisch elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Vandaag: is ons werkethos te mild of te streng?
Wat is de beste aanpak voor het personeelstekort in Nederland? Simpel, zei werkgeversorganisatie AWVN afgelopen zaterdag in deze krant: harder werken, deeltijdwerken niet langer ‘gedogen’. Volgens vakbond CNV maakt juist het instellen van een vierdaagse werkweek werknemers gezonder én productiever.
Al eeuwen houden denkers zich bezig met vragen over ons arbeidsethos. Aan twee hedendaagse filosofen de vraag: werken we te hard, of niet hard genoeg?
Thijs Lijster, universitair docent kunst- en cultuurfilosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen, ergert zich aan hoe de AWVN spreekt over deeltijdwerk. “Het suggereert een soort gouden standaard van hoe een werkweek eruit hoort te zien. Historisch gezien loopt de hoeveelheid tijd die we aan werk besteden sterk uiteen. We denken bijvoorbeeld dat mensen in de middeleeuwen altijd aan het ploeteren waren, maar volgens antropologisch en sociologisch onderzoek deden mensen het toen veel kalmer aan. Pas in de moderne tijd gingen we meer uren maken, met als dieptepunt de negentiende eeuw, toen arbeiders zich soms letterlijk doodwerkten. Volgens het CBS werken we nu gemiddeld 32 uur, maar voor veel mensen valt dat in de praktijk hoger uit door onbetaalde overuren.”
Bovendien verraadt het CBS-gemiddelde een beperkte opvatting van wat werk is, meent Lijster, omdat er enkel wordt gekeken naar betaalde arbeidsuren. “Feministische denkers wijzen op het belang van reproductieve arbeid, de onbetaalde zorgtaken die nodig zijn om de arbeidskracht in stand te houden. Traditioneel gezien behoorden het huishouden en de zorg voor de kinderen tot het takenpakket van de vrouw, en sinds vrouwen emancipeerden draaien ze in de praktijk vaak een dubbele dienst. Ze werken en blijven daarnaast die zorgtaken voor hun rekening nemen.”
Fleur Jongepier, docent en onderzoeker digitale ethiek aan de Radboud Universiteit, is het roerend met die analyse eens. “In onze cultuur is het nog steeds niet gebruikelijk dat mannen minder uren gaan werken. Als dat wel zo was, kwamen er minder zorgtaken op vrouwen neer. Dan zaten mannen vaker thuis en moesten ze vanzelf luiers verschonen en wassen draaien.”
Lijster: “Helaas kan niet of weinig werken in onze cultuur altijd op morele afwijzing rekenen. Socioloog Max Weber beschreef het strenge protestantse werkethos, dat leuzen opleverde als ‘ledigheid is des duivels oorkussen’. Met de opkomst van het kapitalisme werd niet-werken daadwerkelijk gecriminaliseerd. Onproductieve figuren als landlopers en vagebonden belandden massaal in de cel. Door zulke morele afwijzingen wordt de suggestie gewekt dat wij moeten werken om de economie draaiende te houden, maar dat is natuurlijk de omgekeerde wereld. De economie staat ten dienste van het menselijk leven, niet andersom.”
Jongepier: “Ik moet denken aan mijn eigen vader, die een drukke baan had bij een groot techbedrijf. Hij vertelde me ooit dat hij liever meer tijd met ons, zijn kinderen, had doorgebracht. Ik denk dat er veel mensen zijn zoals mijn vader, die meer werken dan ze zelf willen, zonder dat goed door te hebben. Het is dus ook een kwestie van zelfkennis. Je hebt maar één leven, hoe ga je die tijd zinvol besteden? Uit Cambridge-onderzoek is gebleken dat werknemers met een vierdaagse werkweek meer tijd overhouden voor familie, zorgtaken en hobby’s, wat hun welzijn verhoogt en waardoor ze gelukkiger zijn.”
Tijdens de mei-revolte van 1968 kwamen studenten en arbeiders in opstand tegen het dominante arbeidsethos. Lijster: “Jongeren zochten een nieuwe motivatie om te werken. Die werd hun geboden in de idealen van autonomie, creativiteit en zelfontplooiing. Die nieuwe, individualistische werkethiek is nog altijd dominant. Op het eerste gezicht draait die minder om plicht, maar dat is schijn. Dit ethos maakte het bijna onmogelijk om werk en leven te scheiden. Je hebt toch van je hobby je werk gemaakt? Ook daar ligt een sterke morele afwijzing op de loer: je valt buiten de boot als je je eigen potentieel niet benut.”
Jongepier: “Voor veel mensen is het daarom vanzelfsprekend geworden dat ze hun eigenwaarde en geluk putten uit werk. Het is overigens goed mogelijk dat vooral hoger opgeleiden die merkwaardige connectie tussen werk en eigenwaarde leggen. Misschien dat mensen met een lagere opleiding en zwaarder werk dat zien als burgerlijk gezeur.”
Lijster: “Econoom Dirk Bezemer wijst op een toename van werkende armen in Nederland, mensen die zelfs met meerdere banen hun huur of boodschappen niet kunnen betalen. Deeltijdwerken mag dan volgens het CBS het gemiddelde zijn, maar het is een luxe om daarvan rond te komen. Werkende armen zouden misschien ook wel minder willen werken, maar het ontbreekt ze simpelweg aan de mogelijkheid. Daar staat tegenover dat veel mensen een goedbetaalde kantoorbaan hebben die eigenlijk een bullshit job is, zoals antropoloog David Graeber het noemde. In de Verenigde Staten vindt sinds de coronapandemie een grote werkweigering plaats, de ‘Great Resignation’: jonge mensen nemen massaal ontslag van banen die zij zelf als zinloos zien.”
Jongepier: “Zo’n werkweigering gaat in de kern over de vraag hoe we onze levens willen vormgeven. Het is mooi om te zien hoe mensen massaal voor een ander soort leven kiezen, waarbij ze niet meer 32 of 40 uur willen werken. Aan de andere kant heeft het ook iets tragisch, omdat het geen kwestie is die individuen zelf zouden moeten oplossen. Als werknemers zulke radicale stappen moeten zetten, waar ze zelf ook weer onder zullen lijden, heeft ook de politiek gefaald. Zelfs in verkiezingstijd worden er in Nederland nauwelijks gesprekken gevoerd over hoe abominabel bijvoorbeeld partnerverlof is geregeld, laat staan over grotere vragen rondom minder werken.”
Lijster: “Econoom John Maynard Keynes voorspelde in 1930 dat er door automatisering en robotisering een 15-urige werkweek zou komen. Die prognose kwam niet uit. De noodzaak om te werken wordt nog altijd aangewakkerd door moraal, maar ook door advertenties en andere vormen van marketing. Die creëren kunstmatig behoeftes, zoals het verlangen naar een grote auto, of het verlangen om meerdere keren per jaar op vakantie te gaan.”
Jongepier: “Tegelijkertijd moeten we ook accepteren dat veel mensen geld blijkbaar belangrijker vinden dan ze aan zichzelf willen toegeven. Er zijn genoeg huizenbezitters die telkens weer een groter huis kopen. Terwijl het ook denkbaar is dat je verhuist naar een kleiner huis, zodat je minder hoeft te werken en meer tijd overhoudt voor je gezin, je familie, je vrienden. Toch doet bijna niemand dat uit vrije keuze. En dat terwijl minder werken onze levens op allerlei fronten kan verbeteren. Uit een experiment met een vierdaagse werkweek bij Microsoft Japan bleek dat elektriciteitskosten met 23 procent daalden. Dat is toch een prachtig bijproduct van een deeltijdcultuur?”