Eerder gepubliceerd op 31 maart in Trouw:
Al eeuwen breken filosofen er hun hoofd over en ook anno 2015 staat het onderwerp garant voor verhitte discussies: Ongelijkheid. De Maand van de Filosofie, in april, is eraan gewijd. In een serie verkent Trouw het thema.
Vandaag: filosofen Pauline Kleingeld en Simone van Saarloos over ongelijkheid in liefdesrelaties.
Interview
Maurice van Turnhout
Lang was de ongelijkheid tussen man en vrouw stevig in wetten verankerd. Vrouwen mochten bijvoorbeeld geen arbeidsovereenkomst sluiten zonder toestemming van hun echtgenoot. In Nederland gold dat tot 1956. Doordat vrouwen nu meer economische zelfstandigheid hebben, zijn bepaalde vormen van afhankelijkheid verdwenen, stelt filosoof Pauline Kleingeld. “Vrouwen kunnen het zich permitteren om uit een slechte relatie weg te gaan.”
Toch valt er volgens Kleingeld nog wat te winnen als het op gelijkheid in relaties aankomt. Ze wijst op de noodzaak van politieke randvoorwaarden. “Er moeten goede wetten zijn die bijvoorbeeld vaders in staat stellen om met verlof te gaan, en deel te hebben aan de zorg voor een pasgeboren kind. Degene die vlak na de geboorte het meest aan de wieg staat, is daarna ook vaak degene die het leeuwendeel van de verzorging op zich neemt.”
Rechtvaardigheid
Dat vaders in de praktijk weinig van zo’n verlof gebruik maken, illustreert volgens Kleingeld dat alleen wetgeving vaak niet voldoende is. Er is een cultuuromslag nodig. Kleingeld: “Veel stellen vinden het ongemakkelijk om binnen hun relatie openlijk te praten over een rechtvaardige taakverdeling. Ze vrezen dan tegenover elkaar aan de onderhandelingstafel te belanden, waarbij ze hun individuele belangen naar voren moeten schuiven. Vanuit die angst houden veel stellen zich voor dat het allemaal wel vanzelf zal gaan, omdat ze nu eenmaal van elkaar houden.”
Kleingeld wijst op een onderzoek van Stephanie Wiesmann (Universiteit van Utrecht, 2010), naar heterostellen met een kind op komst. Voorafgaand aan de geboorte meldden alle stellen dat ze nog niet expliciet over taakverdelingen hadden gesproken, omdat ze dachten dat de liefde hen wel vleugels zou geven. “Een jaar na de geboorte zijn die mensen opnieuw geïnterviewd. Toen bleek dat degenen die wel over taakverdeling hadden gesproken hun doelen hadden bereikt, en daar waren ze tevreden mee. De stellen die geen gesprekken hadden gevoerd, waren in een patroon vervallen dat veel ongelijker was dan ze zelf wilden, en ze gaven aan ook minder tevreden te zijn.”
Kleingeld vervolgt: “Gelijkheid in een relatie hoeft niet te betekenen dat je in een boekje bijhoudt hoeveel luiers er verschoond moeten worden, waarna je de som door de helft deelt.” Volgens Kleingeld is ‘rechtvaardigheid’ dan ook een betere term dan ‘gelijkheid’. “Je denkt na over jouw doelen en de doelen van je partner, en over hoe je samen een rechtvaardige taakverdeling kan bewerkstelligen. Als je daarover in gesprek blijft, wordt het streven naar rechtvaardigheid niet van buitenaf opgelegd, maar is het onderdeel van een gezamenlijk streven.”
Vaak zien mensen hun relatie als een eenheid waarbinnen ze op basis van emotie, affectie en liefde met elkaar omgaan, en plaatsen ze belangrijke zaken als gelijkheid en rechtvaardigheid daarbuiten, meent Kleingeld. “Maar die zaken horen niet alleen bij het grotere domein van de samenleving, ze verdienen ook een plek binnen de relatie. Dat hoeft helemaal niet bedreigend te zijn. In gezinnen zijn we al gewend aan het samenbrengen van rechtvaardigheid en liefde. Als ouders hun kinderen rechtvaardig willen opvoeden, en er bijvoorbeeld op letten dat ze niet één kind voortrekken, ziet niemand dat als een bedreiging voor de liefde tussen ouder en kind. Zo is ook het streven naar rechtvaardigheid binnen liefdesrelaties goed verenigbaar met het ideaal van de romantische liefde.”
Schijngelijkheid
Omdat traditionele rolpatronen niet meer vanzelfsprekend zijn, moeten stellen op zoek naar nieuwe manieren om hun relatie vorm te geven. Volgens filosoof Simone van Saarloos wordt dit vaak overdreven geproblematiseerd. “In de constatering zit bovendien vaak een verwijt verpakt: het gaat nu goed met de positie van de vrouw, daarom gaat het slecht met de liefde. Volgens mij gaat het helemaal niet zo slecht met de liefde.”
Van Saarloos wil niet alleen nadenken over rechtvaardigheid in liefdesrelaties, ze ziet de liefde juist als middel om rechtvaardigheid in de samenleving te bevorderen. In 2013 maakte ze haar gedachte-experiment ‘downdaten’ wereldkundig. Van Saarloos wierp hoogopgeleide vrouwen die klagen over het gebrek aan leuke mannen van hun eigen opleidingsniveau de handschoen toe: waarom niet een sociaal taboe doorbreken, en daten met een lager opgeleide man?
Het gedachte-experiment leidde tot felle reacties. “Mensen denken vaak dat liefde enkel een kwestie van biologie is. Er heerst ook een romantisch idee dat je los van economische motieven op iemand valt. Toch hebben economische motieven altijd een rol gespeeld in de liefde, vroeger werden mensen bijvoorbeeld voor geld uitgehuwelijkt. Op materieel niveau maakt de maatschappij het nog steeds comfortabel om samen te zijn: je kunt groter wonen, je hebt belastingvoordelen, de tweepersoonsverpakking bij de supermarkt is goedkoper dan de eenpersoons.”
Van Saarloos erkent dat economische gelijkheid relaties heeft veranderd. Ze vraagt zich af: “Betekent gelijkheid in een relatie dat je allebei evenveel maatschappelijk succes hebt, dat je evenveel verdient en het even druk hebt? Dat is schijngelijkheid. Een traditioneel huishouden is onmogelijk te vormen met twee mensen die nooit thuis zijn. Maar goed, als ik het zo zeg, klinkt het wat betuttelend.”
Liever denkt ze een andere richting in. Volgens Van Saarloos groeit vooral bij jonge mensen het besef dat ze hun materiële en emotionele afhankelijkheid niet meer exclusief op één persoon kunnen richten. “Puur romantische relaties hebben niet het eeuwige leven, en kortdurende relaties kunnen ook heel waardevol zijn. Hopelijk leidt dat besef niet tot meer individualisering, maar juist tot meer gemeenschapszin. En zal er meer nadruk komen te liggen op bijvoorbeeld de vriendschappelijke liefde. Het is niet per definitie oppervlakkig om te investeren in een web van meerdere relaties. Vrienden kunnen voor elkaar zorgen, net zoals geliefden dat doen, en die relaties kunnen veel diepgang hebben.”
Individuele ongelijkheid
Toch zal de monogame liefdesrelatie tussen twee mensen als cultureel fenomeen niet van de ene op de andere dag verdwijnen. “Als je gelijkheid forceert binnen zo’n relatie, door de ander gelijk te maken aan jou, sluit je elkaar op in een gelijkheidsgevangenis,” meent Van Saarloos. “Dan heb ik het niet eens zozeer over de verhouding tussen man en vrouw, meer die van mens tot mens. Je begint immers een relatie in het volle bewustzijn dat de ander een ander is. Bij een willekeurige voorbijganger op straat engageer ik me niet met de verschillen tussen ons twee, bij een liefdesrelatie doe ik dat wel. Door het anders-zijn van de ander word ik me ook bewust van mijn eigen positie, van wat ik zelf voel en denk.”
Relaties tussen mensen van dezelfde sekse zijn daarin verhelderend, zegt Van Saarloos. “Bij een heteroseksuele relatie zijn bepaalde verschillen af te schuiven op het feit dat de een nu eenmaal een man is, en de ander een vrouw. Bij same-sex relaties ontbreekt dat excuus. Dan word je geconfronteerd met je volledige anders-zijn, en ervaar je dat ongelijkheid vooral op individueel niveau plaatsvindt. Toch ben je ook in zo’n relatie nooit volledig vrij om puur naar persoonlijke verschillen te kijken, want je identiteit is ook gevormd door uniforme ideeën over geslacht, geaardheid en klasse. Vrouwenemancipatie en individualisatie hebben tot bevrijding bij personen geleid, maar onze ideeën en maatschappelijke structuren lopen daar nog een beetje op achter.”
Pauline Kleingeld (1962) is hoogleraar Ethiek en haar geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze doet onderzoek op het gebied van de ethiek, politieke filosofie, en het werk van Kant.
Simone van Saarloos (1990) is filosoof en schrijver. Ze studeerde literatuurwetenschap en wijsbegeerte in Amsterdam, en heeft drie keer per week een column in NRC.next.