Eerder gepubliceerd op 2 november 2023 in Trouw:
Vertrouwen kwijt in de mensheid? Dat is een fenomeen van alle tijden, meent de Britse filosoof Sarah Bakewell – ook voor humanisten.
In zekere zin is Amsterdam de bakermat van het naoorlogse humanisme, mijmert Sarah Bakewell in een salon met uitzicht op de Herengracht. “In 1952 werd in deze stad het eerste congres van Humanists International gehouden. Hun stichtingsdocument wordt nog altijd ‘de Verklaring van Amsterdam’ genoemd.”
Filosoof Bakewell (1963, Bournemouth), voormalig docent creatief schrijven aan de Universiteit van Oxford, bezoekt de hoofdstad voor het Brainwash-festival en om de Nederlandse vertaling van haar meest recente boek De humanisten te promoten.
In dat boek vertelt ze over een breed scala aan denkers, van circa 1300 tot nu. Renaissance-dichters als Petrarca en Boccaccio maken hun opwachting, Erasmus komt voorbij, evenals Verlichtings-denkers Voltaire en Hume, logicus Bertrand Russell, architect Jane Jacobs en vele anderen – allemaal vrijdenkers en kritische bevragers van de orde, allemaal hoopvol dat er een toekomst mogelijk was met de menselijke maat als uitgangspunt. Maar waren ze daarmee ook allemaal humanisten?
“Ik vat het humanisme zo breed mogelijk op”, erkent Bakewell. “Bij het schrijven concentreerde ik me liever op wat deze denkers met elkaar verbindt dan op hun onderlinge verschillen.”
Het motto van haar boek is veelzeggend: ‘Only connect’, ‘Alleen verbinden.’ Ze ontleende het aan een terugkerende frase in E.M. Forsters roman Howards End.
“Forster, een humanist pur sang, bedoelde daar meerdere dingen mee”, legt Bakewell uit. “Verbind je eigen ervaring met die van anderen, bijvoorbeeld door kennis te nemen van hun standpunten; verbind je handelen aan de gevolgen ervan; en verbind je denken aan jezelf, want als je innerlijk verdeeld bent word je hypocriet. Allemaal ijzersterke humanistische principes.”
Toch beschrijft u hoe humanisten in zware tijden vaak machteloos staan met hun principes. Er woeden nu oorlogen in onder andere Israël en Oekraïne, mensen doen elkaar onbeschrijflijk leed aan. Hoe houdt u als humanist vertrouwen in de mensheid?
“Daarvoor bestaat geen simpele formule. Maar die vertrouwenscrisis is een terugkerend probleem, dus bedenk wel dat talloze humanisten er in het verleden al mee hebben geworsteld – en uiteraard ook niet-humanisten. Uit die gedachte put ik niet zozeer troost, maar ik ervaar wel een verwantschap met de mensen die eerder zo’n vertrouwenscrisis moesten doorstaan.
“In 1937 observeerde de Italiaanse denker Benedetto Croce dat we ons de geschiedenis graag voorstellen als een rechte weg naar grotere vrijheid en vooruitgang, en wanneer het anders loopt vervallen we in wanhoop. Die psychologische tendens herken ik ook wel in mezelf. Ik kan ergens heel sterk in geloven, en als het niet honderd procent succesvol uitpakt denk ik: laat maar zitten dan, kegel het maar onderuit. Mensen kunnen op die manier heel irrationeel zijn, maar tegelijkertijd zijn we in staat om op onszelf te reflecteren.
“Volgens mij kan je beter dat positieve menselijke potentieel verder ontwikkelen dan zwelgen in hoe verschrikkelijk wij mensen wel niet zijn, zoals anti-humanisten graag doen. Als we de wereld willen verbeteren is dat onze eigen verantwoordelijkheid, de geschiedenis is onze eigen creatie. En het wordt heel moeilijk om die verantwoordelijkheid te nemen als je de mensheid consequent naar beneden haalt.”
Bakewell komt met een ander favoriet citaat, van de Romeinse kluchtschrijver Terentius: ‘Ik ben een mens en niets menselijks is mij vreemd’.
“Historisch, cultureel en persoonlijk zijn mensen zeer divers”, verklaart ze. “Tegelijkertijd bezitten we allemaal een essentiële menselijkheid. Een anti-humanist zou schamperen: wat is die essentiële menselijkheid voor een ding, als je die niet eens kunt aanwijzen? Maar er ís nu eenmaal iets dat ons in staat stelt om met elkaar te communiceren, en om voor een deel door de ogen van een ander te kijken. Montaigne – een van mijn filosofische helden – schreef zijn Essais specifiek over zichzelf, en toch hield hij radicaal verschillende lezers een spiegel voor waarin ze zichzelf konden herkennen.
“Wat dat ‘essentieel menselijke’ element precies is, blijft ongrijpbaar. En we schieten erin tekort, we blijven denken in wij-tegen-zij, waarbij we de menselijkheid van de ander uit het oog verliezen. Helaas moeten we het daarmee zien te rooien, want paradoxaal genoeg is die eigenschap ook weer onderdeel van onze essentiële menselijkheid.”
Onder invloed van het humanisme ging u individuele levens meer waarderen, schrijft u, ten koste van de ‘grote ideeën’ waar u vroeger mee wegliep. Welke ‘grote ideeën’ waren dat?
“Als filosofiestudent was ik gefascineerd door Heidegger en zijn anti-humanistische theorie over hoe de mens moet gehoorzamen aan de roep van het ‘Zijn’. Ik wilde daarover mijn proefschrift schrijven, maar na een kwart van het schrijfwerk knapte ik totaal af op Heidegger. Al doende heb ik geleerd dat het leven veel rommeliger is dan Heidegger het voorstelt.
“Ik voel nu een diep wantrouwen wanneer alles in één universele, consistente theorie moet worden gepropt. Zulke alomvattende ideeën kunnen dwingend door politieke of religieuze autoriteiten worden opgelegd, in de vorm van dogma’s die voor individuen buitengewoon schadelijk uitpakken.”
Veel van de humanisten waarover u schreef hebben zich tegen autoriteiten verzet. Veel van hen golden in hun eigen tijd als radicaal.
“Dat verschilt per geval. Sommige humanisten schreven volledig binnen het geloofssysteem van hun tijd. Als Voltaire de kerk aanviel deed hij dat uitermate subtiel, zodat hij niet vervolgd kon worden. Anderen konden hun werk alleen maar via handgeschreven kopieën aan vertrouwelingen doorspelen. Inmiddels genieten we in West-Europa relatief veel vrijheid van meningsuiting, en dan vergeet je weleens dat repressie door kerk en staat in grote delen van de wereld nog steeds bestaat. Ongetwijfeld zijn er, terwijl wij dit gesprek voeren, veel humanisten opnieuw clandestien bezig.”
Dat zou betekenen dat we de meest radicale hedendaagse humanisten nog niet kennen. Of weet u toch een voorbeeld?
“Ik moet denken aan Ai Weiwei, de Chinese kunstenaar. Toen de Chinese autoriteiten zijn studio binnenvielen sloegen ze zijn verzameling antiek aardewerk aan diggelen, en vervolgens maakte Ai Weiwei een kunstwerk van de scherven. Gezien de context lijkt me dat een uitermate humanistisch werk, van een individu dat zich moedig verzet tegen staatsgezag – maar ik weet niet of Ai Weiwei zichzelf als een humanist beschouwt. Ik ben geneigd om mensen die ik bewonder tot humanist te bestempelen. Daar moet ik voorzichtig mee zijn, want misschien zitten zij zelf helemaal niet op dat stempel te wachten.”
Sarah Bakewell: De humanisten. Dromers, denkers en onderzoekers die de wereld veranderden. Vertaling: Karl van Klaveren en Indra Nathoe; Uitgeverij Ten Have; 512 pagina’s; € 29,99.