Eerder gepubliceerd op 31 januari in Trouw:
In het Filosofisch elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Deze keer: hoe geef je stem aan iets wat geen menselijke stem heeft, zoals de Noordzee?
Volgens bioloog Arita Baaijens hebben ‘ingenieurs en fixers’ van de natuur een ‘ding’ gemaakt. In een interview met Trouw zette Baaijens zich af tegen het antropocentrisme, het idee dat de aarde om de mens draait en de natuur als gebruiksvoorwerp fungeert.
Baaijens werpt zich op als ‘spreker’ namens het kwetsbare leven in de Noordzee, aangezien het ‘gesprek met de wereld om ons heen, met de landschappen en de zee, is verstomd’. De bioloog omschrijft haar ontmoeting met een bultrugwalvis op de Noordelijke IJszee: “Het denken is uitgeschakeld en het besef van tijd is verdwenen, wat overblijft is een ervaring van zeker weten. De walvis dat ben ik. De zee, dat zijn wij.”
Kun je spreken namens of met een stemloze entiteit als de zee, en hoe doe je dat?
“Iedereen die samenleeft met een kat of hond zal kunnen beamen dat ook andersoortigen vormen van taal hebben,” zegt Elize de Mul, filosoof en postdoc-onderzoeker aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. “Maar is er dan ook een waarachtig gesprek met ze mogelijk? Je kunt je afvragen of Baaijens’ oogcontact met een bultrug een gesprek is, of dat er een puur menselijke ervaring wordt opgeroepen die uit haarzelf komt.
“Als Baaijens spreekt over oogcontact, vindt er een reductie plaats. Het wezen van de bultrug wordt herleid tot één component: de ervaring van die blikwisseling. Zo’n reductie is niet per se verkeerd, want het kan een verrijking zijn om te praten over hoe je een spirituele verbintenis voelt met je omgeving. Maar om het cru te zeggen: het zal die bultrug worst wezen hoe jij de wereld ervaart. Het is goed te beseffen dat zo’n ‘spirituele lezing’ van een ander wezen, net als een ‘ding’-lezing’, een reductie is die niet geheel recht doet aan het zijn van die andersoortige ander.”
“Een concrete zinervaring zoals die van Baaijens zou ik geen reductie noemen,” reageert Gert-Jan van der Heiden, hoogleraar metafysica aan de Radboud Universiteit. “Wat ze over het oogcontact met de bultrug zegt, vat ik op als metafoor. In die bultrug ontmoet Baaijens iets wat vanuit zichzelf een bepaalde betekenis heeft, die er niet alleen door haar als menselijke waarnemer in is gelegd. En de betekenis van die ontmoeting met de werkelijkheid kan ze niet zomaar terzijde schuiven. Daar legt ze getuigenis van af, omdat ze vindt dat die betekenis meer recht moet worden gedaan.”
De Mul: “De term ‘reductie’ bedoel ik niet per se negatief. Elke verklaring van de natuur – spiritueel, ecologisch, rekenkundig – onthult iets van de wereld, maar zit tegelijkertijd andere soorten ervaringen of handelingen in de weg.
“Al die reducties kunnen naast elkaar bestaan, ik zie ze als uitnodigingen om bij het denken over onder andere de klimaatcrisis meer transdisciplinair en transcultureel te gaan samenwerken. In het besef dat volledig zeker weten onmogelijk is, want je ontkomt er als mens niet aan om antropocentrisch te denken; we treden de wereld nu eenmaal als mensdier tegemoet.”
“Baaijens biedt zo’n transdisciplinaire en transculturele aanpak”, zegt De Mul. “Ze verzamelt wetenschappelijke gegevens, praat met CEO’s van windmolenparken, communiceert zingend met zeehonden. Daarmee biedt ze een verfrissend alternatief voor de louter calculerende manier van beleidsvoering, waarbij bij wijze van spreken tot op de komma nauwkeurig wordt uitgerekend hoeveel vissen in de Noordzee dood kunnen en hoeveel er moeten worden gespaard.
“Maar ook met die calculerende beleidsmakers zal je uiteindelijk in gesprek moeten blijven, want zij vertegenwoordigen nu eenmaal een invloedrijke kracht. Het is broodnodig om verschillende manieren van kijken en weten met elkaar in gesprek te brengen, ook als het schuurt.”
Van der Heiden: “Met haar metaforen laat Baaijens vooral zien dat er naast de begrensde, calculerende blik een zinservaring nodig is. Als ‘ingenieurs en fixers’ betekenis aan de natuur geven door er een ding van te maken, is dat voor filosoof Martin Heidegger de omgekeerde wereld.
“Volgens Heidegger projecteert de mens niet zichzelf op een betekenisloze wereld, maar komen we voortdurend zin en betekenis in de wereld tegen, die we vervolgens interpreteren. Door je te fixeren op de cijfertjes, verlies je de betekenis uit het oog van de wereld zoals die zich aandient.
“Momenteel is er discussie over de vraag of de zee rechten heeft. Ook ons idee van recht stamt uit de ervaring dat bepaalde zaken die we in de wereld ontmoeten zo zinvol zijn dat ze onze bescherming verdienen.”
De Mul: “De afgelopen jaren is er onder invloed van denkers als Bruno Latour meer ruimte gekomen om het antropocentrisme los te laten. De Whanganui in Nieuw-Zeeland was de eerste rivier ter wereld die rechten toegekend kreeg.
“Op zich heel positief dat mensen kritisch gaan kijken naar de manier waarop ze ecosystemen beïnvloeden en vervolgens andersoortigen mee laten spelen in het rechtsveld. Als gevolg van die blikverruiming gaan mensen anders handelen, onder andere door zichzelf wettelijk te verplichten om voor schone rivieren te zorgen.
“Maar zijn we dan in gesprek met andersoortigen? Het kan zeker waardevol en inspirerend zijn om de menselijke verbeeldingskracht op te rekken door te spreken over, namens en middels bultruggen of rivieren.
“Maar bij die pogingen wordt toch vaak iets over het hoofd gezien, namelijk de poging om mét andersoortigen te spreken. We zullen een boom nooit volledig kunnen begrijpen, maar het is belangrijk om de boom te zien, en er waarachtig voor open te staan dat die op een andere manier in de tijd staat, andere belangen heeft.
“Voor zo’n aandachtig tweede-persoonsperspectief is het niet nodig te weten hoe het écht is om boom te zijn, zoals we eigenlijk ook nooit volledig weten wat er omgaat in het hoofd van een ander mens.”
Van der Heiden: “Of in ons eigen hoofd. Filosoof Paul Ricoeur merkt terecht op dat wij ook voor onszelf een ander zijn. Omdat we niet weten hoe ons leven in elkaar steekt, vertellen we elkaar verhalen om de zin ervan te ontdekken. Onder mensen is zo’n gesprek al verdraaid lastig, laat staan een gesprek met andersoortigen. Zo’n ‘gesprek’ zou ik wederom metaforisch opvatten.
“Zingeving is een poging om recht te doen aan de eigenheid van alle dingen die we tegenkomen. Ook al hebben we geen directe toegang tot het ‘innerlijk’ van een boom, als dat er al zou zijn, toch voelt iedereen aan dat het een reductie is om een boom enkel als opslagstation voor CO₂ te beschouwen. Onze ervaring van bomen is namelijk veel weidser, die ontstaat vanaf het moment dat je er als kind voor het eerst eentje ziet, aanraakt of erin klimt.
“Ook al weten we niet hoe het is om pijn te ervaren als garnaal, toch kunnen we vanuit onze eigen bekendheid met pijn empathie voor garnalen voelen. Want we zijn in staat om andersoortigen te benaderen op basis van verwantschap.
“Het werkelijk volstrekt andere bestaat helemaal niet. Probeer als gedachtenoefening maar eens om het volstrekt andere te beschrijven: dat lukt je niet, want je hebt er geen associaties bij.
“We kunnen in de wereld een andersoortige tegenkomen die we nog nooit eerder tegenkwamen, en toch is dat nooit een amorfe massa. We hebben daar altijd een toegang toe, waardoor het als dit of als dat, en dus als zinvol wordt ervaren. Natuurlijk, we zitten met huid en haar aan ons menselijk perspectief vast, vanuit die begrensdheid proberen we de werkelijkheid te begrijpen. Maar niets van wat we in de werkelijkheid tegenkomen is ons volledig vreemd, of het nu de buurman is of een bultrugwalvis.”
In het Filosofisch Elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Lees hier eerdere afleveringen terug.