Eerder gepubliceerd op woensdag 15 april 2014 in Trouw:
Is het eng als robots steeds menselijker worden? Nee, denkt hoogleraar Eric Postma. Dankzij de robots leren we onszelf juist beter kennen.
Maurice van Turnhout
‘Frankensteincomplex’, noemde sciencefiction-schrijver Isaac Asimov het: de angst voor nagebouwde mensen. In de Maand van de Filosofie staat het thema Mens en Techniek centraal, en tijdens debatten wordt er regelmatig aan deze angst gerefereerd. Kan de mens worden nagebouwd? “In theorie is alles mogelijk,” zegt Eric Postma, hoogleraar kunstmatige intelligentie aan de universiteit van Tilburg.
De theorie lijkt door de praktijk te worden ingehaald. Aan de Johns Hopkins Unversity in Baltimore sleutelen specialisten in robotica aan een bionische man, om aan te tonen hoeveel menselijke lichaamsdelen door protheses kunnen worden vervangen. Rex, heet hun creatie. Een gezicht en een kloppend hart heeft Rex al, aan zijn longen en blaas wordt gewerkt. Het voornaamste struikelblok: hoe komt Rex aan een werkend, zelfstandig brein?
Postma: “Stel dat je Rex geen brein wil geven, maar een been. Vergeleken met de hersenen is dat een eenvoudig lichaamsdeel. Toch geldt ook daarvoor: als je een been aan Rex hangt, functioneert dat been nog niet. Het moet eerst leren lopen. En daarvoor moet het interacteren met de wereld. Als mensen leren lopen, doen ze dat onder andere door waarneming. Door zomaar wat lichaamsdelen aan elkaar te hangen heb je die interactie met de omgeving nog niet nagebootst.”
Als je het brein gelijktijdig met de andere organen ontwikkelt, krijg je dan iets wat op een mens lijkt?
“Maar wat is dat, iets wat op een mens lijkt? Als er wordt gesproken over het nabouwen van een mens, wordt meestal een robot bedoeld naar het model van een volwassen mens. Maar een mens is een wezen dat als baby wordt geboren en zich verder ontwikkelt. Als je een volwassen mens wilt kopiëren, sla je die ontwikkelingsstadia dus over. En een belangrijk stadium is juist het aanpassen van het organisme aan de natuurlijke omgeving. ‘Embodiment’ wordt dat genoemd, of ‘situatedness’: mensen hebben een lichaam en zijn in een fysieke wereld gesitueerd. Een computerbrein heeft die ervaringskennis niet.”
Valt het menselijk brein wel te kopiëren?
“Er is een gedachtenexperiment van de Britse filosoof Arnold Zuboff, waarbij je alle onderdelen van een menselijk brein één voor één door een chip vervangt. In theorie heb je het complete brein dan overgedragen op een computer. De praktijk is natuurlijk moeilijker. Onder neurowetenschappers is het gemeengoed geworden om delen van het menselijk brein voor te stellen als een soort rekenmachine, maar dat is een bedenkelijke vergelijking. Een computer werkt met enen en nullen, het menselijk brein met chemische en elektrische processen. In het menselijk brein zitten biljoenen hersencellen. Van veel cellen kun je wel eenvoudig samenvatten hoe ze zich gedragen, maar elke week lees ik in Nature weer over een ontdekking van een complex niveau wat daaronder zit. Je moet weten wat de functies zijn van al die neuronen, dendrieten en synapsen, anders kun je ze niet namaken. Dat neemt niet weg dat je in theorie een deel van de hersenen door een computer zou kunnen vervangen.”
Wat zou daarvan het doel kunnen zijn?
“Het lijkt me voor de hand liggen dat men in de toekomst probeert om een deel van de hersenen te vervangen bij mensen met hersenlaesie of een hersenbeschadiging. Je kunt dan bijvoorbeeld een kopie van je brein laten opslaan, voor als je later ooit een beschadiging krijgt. Mocht een deel van je hersenen uitvallen, dan kan de kopie uit een database worden gehaald. Die kopie wordt geüpload in een siliconenmodule, en bij de hersenen ingeplugd. Zoiets is nog nooit gebeurd omdat we niet precies weten hoe de hersenen werken, en omdat het technologisch nog ondoenlijk is.”
De mens wordt dus steeds meer een hybride.
“Dat heeft ook te maken met de ontwikkeling van de kunstmatige intelligentie. Mensen hebben altijd opgekeken tegen het vermogen om te redeneren en te schaken, omdat die zaken voor ons moeilijk zijn. Maar ironisch genoeg zijn ze voor computers vrij makkelijk. Het zijn immers logische machines. De zaken die voor mensen vanzelf gaan, zoals het herkennen van een stem, blijken voor een computer juist moeilijk onder de knie te krijgen. De grote uitdaging zit nu in de interactie tussen mens en techniek, die op een natuurlijke en vriendelijke manier tot stand moet komen. Een belangrijke ontwikkeling hierbij is social signal processing. Je kunt een computer een reeks voorbeelden laten horen van een verdrietige stem en een blije stem, en de computer leert die te herkennen door regelmatigheden en verschillen te classificeren. Er wordt nu onderzocht hoe robots ouderen gezelschap kunnen houden. Dan moeten ze dus ook non-verbale signalen leren herkennen als tekenen van bijvoorbeeld pijn of verdriet.”
Een robot die ouderen gezelschap houdt, dat zal voor velen aan een Frankensteincomplex bijdragen.
“Het idee van robots die mensen overschaduwen stamt nog uit de begintijd van de kunstmatige intelligentie. Computers zijn in wezen domme apparaten die een verkeerde uitwerking kunnen hebben als ze door mensen worden misbruikt. Ik geloof in een ontwikkeling waarbij robots steeds meer als vriendelijke wezens worden voorgesteld. De futuroloog Alvin Toffler voorspelde dat de eerste robots een soort teddybeertjes zullen zijn. Bijna vijfentwintig jaar geleden was Cynthia Breazeal van het Massachusetts Institute of Technology de eerste die emotionele robots ging ontwikkelen, om de invloed hiervan op mensen te onderzoeken. Een van haar meest recente robots is Leonardo, die ziet eruit als een lief hondje.”
Mensen worden dus geconditioneerd om niet meer bang te zijn voor die technologie.
“Ja, zo kun je het ook uitleggen. Naast die eerste generatie van vriendelijke robots is er natuurlijk de ontwikkeling van militaire drones, die zelfstandig kunnen bewegen. Ook daarvoor geldt dat je er goed en kwaad mee kan doen. Voordat zo’n drone mag vuren grijpt er nu nog een mens in, maar volgens mij is het een kwestie van tijd voordat drones geheel zelfstandig opereren. Mijn hoop is zelfs dat die trend zich voortzet, zodat oorlogen voortaan in een virtuele wereld gevoerd kunnen worden. Dan hoeven er geen mensen opgeofferd te worden.”
Heeft u nooit gefantaseerd over het bouwen van een bionische mens zoals Rex?
“Ik heb me veel beziggehouden met de eigenschappen van het menselijk visueel systeem, en de vraag of je dat na kan maken. Zo’n deelvraag is al verrassend complex. Omdat kijken voor ons vanzelf gaat hebben we allerlei naïeve veronderstellingen over hoe makkelijk dat is, maar het blijkt ontzettend moeilijk te zijn. Als je het biologische proces wil nabootsen, moet je terug naar de eerste fase in de ontwikkeling, waarbij een baby ontdekt hoe de objecten in zijn handjes zich gedragen. De grote uitdaging is om computers plaatjes te leren herkennen. Google neemt nu een shortcut. Als je bij Google Images het woord ‘auto’ invoert, krijg je grotendeels plaatjes van auto’s, maar soms zit er iets tussen wat visueel helemaal niet op een auto lijkt. Dat komt omdat de zoekfunctie van de database nog op tekst gebaseerd is.”
De vraag of je een mens na kunt bouwen, vindt u dat eigenlijk wel een interessante vraag?
“Het is eigenlijk een variant op de aloude vraag: wie zijn wij en waarom zijn we hier op aarde? Als je wil begrijpen hoe de mens in elkaar zit, kan het een goede manier zijn om delen na te bouwen en te bestuderen. Maar het namaken als doel op zich, ik zou niet weten waarom dat interessant is. Als je iets wil namaken, betekent het dat je iets begrijpt, en dat is hier niet het geval. Bovendien: we zijn al in staat om mensen te maken. Een nagemaakte mens heeft dus geen enkele meerwaarde.”
Wie is Eric Postma?
Eric Postma (1961) is hoogleraar kunstmatige intelligentie aan het Tilburg center for Cognition and Communication (TiCC) aan de Universiteit van Tilburg. Hij studeerde cognitiewetenschap aan de Radboud Universiteit Nijmegen. In 1994 promoveerde Postma aan de Universiteit van Maastricht op patroonherkenning en de classificatie en analyse van digitale beelden. In zijn huidige onderzoek richt hij zich op Social Signal Processing en op de digitale analyse van schilderijen (de ontwikkeling van een computerprogramma dat kan bepalen of een schilderij een origineel of een vervalsing is).