Eerder gepubliceerd op 20 juli in Trouw:
In het Filosofisch elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Deze keer: in hoeverre kan je de persoonlijke geschiedenis van een bestuurder laten meewegen bij het beoordelen van beleid?
Het kabinet-Rutte IV viel na een voorstel van de VVD om gezinshereniging voor oorlogsvluchtelingen terug te dringen. Minister van justitie en veiligheid Dilan Yesilgöz, de door het VVD-bestuur beoogde nieuwe lijsttrekker, schaarde zich achter deze maatregel.
Tal van media wezen erop dat Yesilgöz zélf als zevenjarige door gezinsherenigingsbeleid naar Nederland kwam. Haar vader, een Turks-Koerdische mensenrechtenactivist en vakbondsman, was vooruitgereisd. De teneur van de reacties werd treffend samengevat op de weblog Joop: Yesilgöz ‘wil proberen premier te worden door andere vluchtelingen de mogelijkheden waar ze zelf van geprofiteerd heeft te ontzeggen.’ Een terecht verwijt?
“Verbazingwekkend is het wel, dat Yesilgöz gezien haar geschiedenis zo ver naar rechts is opgeschoven in de migratiekwestie”, verzucht filosoof en schrijver Désanne van Brederode. “Maar is ze daarmee hypocriet? Het is gevaarlijk om het beleid van een politicus toe te schrijven aan persoonlijke ervaringen, en dat fenomeen lijkt vrouwen vaker te treffen dan mannen – zie ook Sigrid Kaag, wiens beleidskeuzes vaak verdacht worden gemaakt omdat ze getrouwd is met een Palestijnse man.”
“Yesilgöz had op alle speculaties kunnen voorsorteren door duidelijk te maken hoe haar huidige politieke positie samenhangt met haar persoonlijke geschiedenis. Dat zou meer vertrouwen bij burgers hebben gekweekt, ook bij nieuwkomers. Maar goed, dat heeft Yesilgöz nu eenmaal niet gedaan. En je kan haar pas hypocriet noemen als ze openlijk had verklaard waarom het voor haar veertig jaar geleden anders was dan voor vluchtelingen nu.”
“Daarom is deze hele discussie uiteindelijk borrelpraat”, oordeelt Gerben Bakker, filosoof en analist bij het The Hague Centre for Strategic Studies. “Mensen weten domweg niet wat de persoonlijke drijfveren van de minister zijn bij het maken van beleid, dus gaan ze speculeren en nemen ze haar de maat op basis van persoonseigenschappen en etniciteit. Verwerpelijk is dat, discriminatoir zelfs.”
De ethiek onderscheidt vaak twee varianten van hypocrisie, legt Bakker uit: hypocrisie uit berekening en uit zelfverloochening. “Bij de calculerende hypocrisie houd je uit eigenbelang een morele schijn op. Dat zou zo zijn als Yesilgöz zich op humanitarisme liet voorstaan, terwijl ze intussen heel anders handelt. Van Yesilgöz mag je aannemen dat ze op het thema migratie met sterke humanitaire principes is opgegroeid – hier ga ik van de weeromstuit zelf speculeren. Ze heeft nu op asielgebied een politieke afweging gemaakt die daar tegenin druist, maar die ze wel politiek zindelijk acht. Is een dergelijk handelen niet juist heel integer te noemen?”
“Bij hypocrisie uit zelfverloochening onderdrukt iemand zijn of haar eigen geluid ten gunste van een geluid dat meer in de smaak valt, bijvoorbeeld om stemmen te trekken. Ook daar kan ik Yesilgöz niet op betrappen, want wat ze in de asielkwestie te berde brengt, lijkt consistent met haar opvattingen als voorstander van law and order.”
Van Brederode: “Yesilgöz bepleit een scheiding van vluchtelingen in een A- en B-categorie, waarbij A slaat op mensen die persoonlijk worden bedreigd en B op mensen die vluchten voor oorlog of geweld. Haar vader behoorde als gevluchte activist tot de A-categorie, en als je dat in wezen absurde onderscheid volgt, kan ik me indenken dat Yesilgöz verschil aanbrengt tussen vervolgde idealisten als haar vader en vluchtelingen uit de B-categorie, die misschien op geen enkele manier politiek geëngageerd zijn.
“Vanuit haar perspectief zitten er tussen die medevluchtelingen mensen die bijvoorbeeld een intolerante godsdienst meenemen of dreigen te radicaliseren. Als succesvolle immigrant oordeel je daar keihard over, want jij hebt je wél aangepast.”
“Een vergelijkbaar patroon zag je bij Ayaan Hirsi Ali, die als VVD-politica terecht misstanden aankaartte rond vrouwen in de islam. Vervolgens werd Hirsi Ali echter het boegbeeld van de verrechtsing bij de VVD. Help je daar je migrantenzusters mee, of versterk je dan enkel het vooroordeel dat die leuke Marokkaanse buurvrouw in het geheim door haar man wordt geslagen?”
Bakker: “Hirsi Ali was geen bestuurder, haar geschiedenis is radicaal anders. Het is een te generieke benadering om haar op één hoop te gooien met Yesilgöz, als het type migrant dat lijdt onder de eigen migrantengroep en als reactie politiek rechtsaf slaat. Je kan speculeren over hun beider motieven, maar alleen al de opkomst van partijen als Denk en Bij1 laat zien hoe divers de politieke opinies onder migranten zijn. Bovendien: hoe rechtvaardig is het om Yesilgöz aan te blijven spreken op de vluchtelingenstatus die ze als zevenjarige kreeg?”
Van Brederode: “Wanneer we alle speculaties even parkeren zou je minister Yesilgöz op z’n minst mogen vragen waaróm ze politieke asielzoekers en oorlogsvluchtelingen zo verschillend categoriseert. In Syrië woedt niet alleen een burgeroorlog, het is al decennialang een dictatuur waar mensen om het minste of geringste gemarteld worden. En dan suggereert de minister dat mensen met een B-status daar veilig zouden zijn zodra de kanonnen zwijgen! Dat neem ik Yesilgöz niet persoonlijk kwalijk, eerder de VVD als geheel.
“De gezinsherenigingsstop van de VVD is symboolpolitiek, bedoeld om kiezers te behouden die anders afdrijven naar rechtsere partijen als de PVV, Forum en Ja21.
“Staatssecretaris Eric van der Burg, ook een VVD’er, spreekt overigens wél met zorg en mededogen over de tekorten in de Nederlandse asielopvang. Als wethouder zei hij ooit dat hij meer asielzoekers in de hoofdstad wilde. Is het ook niet veel liberaler om over de voordelen van culturele verscheidenheid te spreken, in plaats van telkens te hameren op immigratie als last voor de samenleving? Een van onze grootste denkers, Spinoza, was de zoon van een vluchteling. De ‘V’ van vrijheid in de partijnaam VVD is niet exclusief voor autochtone Nederlanders. Vrijheid kan nooit iemands bezit zijn, het is een mensenrecht waar we anderen in moeten laten delen.”
Bakker: “Daar zit wat in, maar als je in het migratiedossier de humanitaire kaart trekt, is dat vaak wel een vingerwijzing vanaf de zijlijn, een positie zonder veel risico. Het migratiedossier is politiek dynamiet. Elke bewindspersoon die daar verantwoordelijkheid in durft te nemen verdient lof, want moreel delft zo’n bestuurder al op voorhand het onderspit. Die zal immers altijd vuile handen maken.
“Idealiter koppel je vervolgens de moreel beladen beleidskeuzes los van de persoonlijkheid van de bestuurder. In de praktijk is dat natuurlijk lastig, want kiezers hebben er behoefte aan om de politiek te dramatiseren. Een groot deel van de betekeniskracht van politiek schuilt in dat menselijke aspect. Maar wanneer de dramatisering uit de hand loopt, blijft er van politiek slechts een oppervlakkig spektakelstuk over, zoals filosoof Guy Debord in de jaren zestig al vaststelde. Ook de journalistiek draagt een morele verantwoordelijkheid om niet mee te gaan in de meest spectaculaire frames, zodat de verdachtmakingen niet opnieuw zo uit de hand lopen als bij Sigrid Kaag.”
De toe-eigening van Spinoza
De vroege rationalistische filosoof Baruch Spinoza (1632 – 1677) werd geboren in Amsterdam als zoon van Joods-Portugese vluchtelingen. In zijn Theologisch-politiek Traktaat prees Spinoza het vreemdelingenbeleid van de Republiek, waar vluchtelingen van alle gezindten en geloven terechtkonden.
Spinoza’s positie als migrantenkind was complex. De Sefardische gemeenschap verstootte hem, mogelijk door zijn omgang met Hollandse vrijdenkers. Tegelijkertijd zou Spinoza niet slagen voor een hedendaagse inburgeringstest, aangezien hij enkel met tegenzin de Nederlandse taal gebruikte.
In 2007 werd Spinoza opgenomen in de Canon van de Nederlandse geschiedenis. Volgens filosoof en SP-politicus Ronald van Raak is Spinoza toegeëigend door politici over het gehele spectrum, van D66 tot PVV: “Voor de sociaal-liberalen werd Spinoza een baken van het ‘seculiere’ denken, zoals verwoord door Boris van der Ham. Rechtse politici brengen Spinoza vooral in stelling tegen één religie: de islam, zoals we onder meer zagen bij Machiel de Graaf.”