Eerder gepubliceerd op 3 december 2015 in Trouw:
Hoe word je gelukkig? Het realiseren van je potentieel speelt daarbij een belangrijke rol. Filosoof Henk Oosterling probeert scholieren daarmee te helpen via zijn project Rotterdam Vakmanstad.
Maurice van Turnhout
Nederlanders zijn dolgelukkig, als je onderzoek van de Verenigde Naties mag geloven. Maar hoe weet je dat je gelukkig bent? Geluk is meer een bijkomstig effect dan een afzonderlijk doel, stelt filosoof Henk Oosterling. “Simpel gezegd: mensen zijn gelukkig als ze iets doen of krijgen wat hen gelukkig maakt. Je kunt dus proberen om op basis van je eigen ervaring de situaties te herhalen waar je geluk bij ervaart. En als je dat lang en vaak doet, kun je gelukkig zijn.”
Geluk is dus ook een kwestie van levenservaring en zelfkennis. Voor de een zal het liggen in de bevrediging van hele basale behoeften, voor de ander juist in excessen. Voor Aristoteles kwam het hoogste geluk voort uit het verwerven van kennis.
“Op het moment dat je inzicht krijgt, ervaar je meer controle over een situatie”, beaamt Oosterling, “Dat kan geluk opleveren. Maar er zijn ook mensen die het volstrekt negeren van intellectuele kennis als geluk ervaren. Zij zijn het gelukkigst als ze op alle winden meewaaien, zonder dat er spanningen ontstaan. Sommige denkers zien dat zelfs als een spirituele ervaring.”
Geluk najagen? Vergeet het. Dan heb je het volgens Oosterling verkeerd begrepen. “Je moet niet te veel bij geluk stilstaan, dan wordt het een fixatie. Dan leef jij de begeerte niet meer, de begeerte leeft jou. Geluk is: in staat zijn om je volledige potentie te realiseren. Aristoteles spreekt over Eudaimonia, de juiste spirit vinden. In je kracht gaan staan, zouden wij tegenwoordig zeggen.”
Brede ontwikkeling
Hoe ziet dat er in de praktijk uit? Ook daar kan Oosterling iets over zeggen: hij is oprichter van Rotterdam Vakmanstad, een project dat scholieren helpt met het realiseren van hun potentie. Dit initiatief biedt op vier Rotterdamse lagere scholen onderwijsprogramma’s aan zo’n twaalfhonderd scholieren. Wekelijks krijgen ze zes uur les in filosofie en techniek, maar ook in koken, tuinieren, ecologie en judo.
Oosterling: “Nu ligt de nadruk binnen het onderwijs nog op het cognitieve vlak, op rekenen en taal. Wij willen dat inbedden in een bredere basis, waarbij kinderen mentale en sociale skills ontwikkelen. Daarbij gaan we subtiel te werk, want we werken in wijken die behoorlijk onder druk staan.”
Eén van de betrokken scholen staat in Bloemhof, een wijk met veel problemen: de werkloosheid is groot, dertig procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens. 96 procent van de leerlingen is van allochtone afkomst, en veel van hen komen met een taalachterstand naar school. “De doelstelling is niet zozeer dat al die kids later naar de universiteit gaan”, verduidelijkt Oosterling. “Maar dat we ze dáár weten te krijgen waar ze zich in hun kunnen bevestigd weten door anderen. Het individu is altijd onderdeel van iets groters. Je neemt als individu je unieke plaats in binnen een relationeel veld, en wordt door anderen als zodanig gewaardeerd. Andere mensen zijn dus even bepalend voor jouw geluk als jijzelf.”
Je kunt gelukkig worden door een goede ervaring te herhalen, maar het herhalen van ervaringen van de vorige generatie levert vaak het tegendeel op. “Ouders geven de weeffouten van hun eigen ontwikkeling aan hun kinderen door. Bij Vakmanstad zien we dat maar al te vaak. Dat heeft niet zozeer te maken met kwade wil van de ouders. Zij zitten zelf ook klem. Hun weeffouten kunnen leiden tot heftige trauma’s bij hun kinderen.”
Oosterling – zijn lange grijze haar in een paardenstaart, zijn voeten gestoken in cowboy boots – zit op een klein stoeltje, achterin een lokaal van Basisschool De Globe, in de Rotterdamse Tarwewijk. Leraar Aetzel Griffioen (33), afgestudeerd onder Oosterling, geeft filosofieles aan groep zeven. Tegenover hem een explosie van energie, kinderen praten en rennen door elkaar heen. Griffioen verheft zijn stem niet, dat zou geen zin hebben. Op redelijke wijze blijft hij zijn vragen aan de klas herhalen.
De kinderen leren net hoe ze vergelijkingen moeten maken.
“Als ik zeg: mijn hoofd is als de dierentuin, waar lijken mijn gedachten dan op?” vraagt Griffioen.
“Dieren!” klinkt het in koor.
Als het de beurt aan de leerlingen zelf is om vergelijkingen te bedenken, steekt één jongen zijn vinger op: “Mijn gedachten zijn als een gloeilamp.”
“Waarom?” wil de meester weten.
“Als de lamp niet aangaat, is het geen goede gedachte.”
Wanneer de aandacht zich tien seconden samenbalt, en de scholieren even naar elkaar luisteren, is er in deze les al een triomfmoment bereikt.
Ecosociale burgers
Oosterling fluistert: “De kinderen in deze wijk hebben een spanningsboog van een paar millimeter. Als leraar moet je met de billen bloot. Er zijn volwassen mannen die hier door groep vier worden opgevreten. Wij streven ernaar dat de kinderen elkaar gaan stimuleren en helpen. En dat ze elkaar niet voortdurend afzeiken en agressief bejegenen. Met scepsis bereik je hier niks.”
Niet dat scepsis taboe is voor Oosterling. Hij onderscheidt twee vormen van scepsis: de psychologische en de methodische. “Psychologische scepsis is de scepsis van ‘ja maar’, de scepsis van ‘dat is mij ook niet gelukt’. Het slaat makkelijk door naar cynisme. Elke situatie wordt dan bekeken door de bril van een persoonlijke teleurstelling. Die houding wil ik bestrijden.”
Bij methodische scepsis is er sprake van een reflectieve houding, waarbij je niet klakkeloos aanneemt dat de vooronderstellingen van de ander waar zijn. “Zo sta ik als wetenschapper sceptisch tegenover bepaalde vooronderstellingen in het reguliere onderwijs, bijvoorbeeld het idee dat het individu zichzelf moet overtreffen. Dat idee is uit de tijd. Individuen zijn veel meer ‘interviduen’ geworden, onderdeel van een grotere gemeenschap.”
Oosterling wil de scholieren opvoeden tot ‘ecosociale burgers’. “Als je onderdeel bent van een grotere gemeenschap, vloeien daar bepaalde afbakeningen ten aanzien van jouw begeertes uit voort. De hamburger die je eet, wordt niet in de cafetaria op de hoek geproduceerd, maar op de pampa’s van Argentinië. Toch bepaalt zoiets wel direct jouw leven, of in ieder geval dat van je kinderen en kleinkinderen. Wist je dat er meer vervuiling komt van koeien dan van fabrieken of auto’s? Elders op de wereld zijn mensen die iets voor ons doen, terwijl ze er zelf aan onderdoor gaan. De effecten daarvan komen uiteindelijk ook bij ons terecht. Een ecosociale burger is zich daarvan bewust, en neemt zijn verantwoordelijkheid door zijn doen en denken op elkaar af te stemmen.”
Subtiel evenwicht
Eén lokaal verderop in De Globe krijgt groep zes techniekles van Sebastiaan Jansen. De leerlingen mogen in tweetallen een kleine, bewegende installatie bouwen, met steentjes en tandwieltjes uit een speciaal voor techniekonderwijs ontwikkelde lego-doos. Ook hier heerst een drukte van belang. Leerlingen graaien in de dozen op zoek naar de juiste onderdelen, omdat ze allemaal als eerste duo hun installatie af willen hebben. Resultaat: twee vogels van lego-blokjes, die rondwentelen op muziek. In groep acht zullen deze kinderen leren hoe ze zelf computers kunnen programmeren. “Dan zijn ze niet langer passieve consumenten van media, maar actieve producenten”, legt Oosterling uit.
Volgens de filosoof schuilt geluk grotendeels in het realiseren van je potentieel. “Dat is een subtiel evenwicht. Wie boven zijn potentieel reikt, wordt gefrustreerd. Wie onder zijn potentieel zit, verveelt zich. Aristoteles heeft het over de gulden middenweg: tussen lafheid en roekeloosheid zit bijvoorbeeld de deugd van de dapperheid. Evenwicht zoeken ten aanzien van de deugd betekent dus ook dat je je grenzen kent. Het kan leuk zijn om over die grenzen heen te gaan, en in de huidige samenleving krijgen kinderen volop de ruimte om daarmee te experimenteren, maar je moet ze wel helpen om door te krijgen wat ze nou echt zelf willen. Het ik is een product, geen fundament.”
Henk Oosterling
Henk Oosterling (1952, Rotterdam) was actief in de milieubeweging, studeerde Japans en filosofie, en werd in 1983 nationaal kampioen in de zwaardvechtkunst kendo. In 1996 promoveerde hij cum laude op het proefschrift ‘Door schijn bewogen. Naar een hyperkritiek van de xenofobe rede’. Tien jaar later begon Oosterling met Rotterdam Vakmanstad. In 2008 ontving hij de Laurenspenning van de Stad Rotterdam, en in 2014 de Van Praag Prijs voor zijn oeuvre.
Serie over scepsis
Scepsis is de komende jaren op middelbare scholen het eindexamenonderwerp in het vak filosofie. Tot aan dat eindexamen, in mei, publiceert Trouw elke twee weken een aflevering van de serie ‘Hoe weet je dat eigenlijk?’ Die vraag leggen we steeds een andere filosoof voor. Daarbij komen allerlei terreinen aan bod: kunst, media, politiek, liefde en seks, techniek, natuur, wetenschap, religie, economie en identiteit.