Eerder gepubliceerd op 17 maart in Trouw:
Moet Europa met het Mercosur-vrijhandelsverdrag kiezen tussen macht en moraal? ‘Je kunt je waarden niet verdedigen als je niet eerst een sterke machtspositie hebt ingenomen.’
Vrije handel met Argentinië, Brazilië, Paraguay en Uruguay. De Europese Commissie probeert het al sinds 1999 te bereiken. Maar dit vrijhandelsverdrag met Mercosur, zo heet het economische samenwerkingsverband van de genoemde landen, komt lastig van de grond.
In veel Europese lidstaten wordt de goedkeuring ervan tegengehouden door de nationale politiek. Zo ook in Nederland. Vorige week dinsdag diende fractieleider Esther Ouwehand van de Partij voor de Dieren een motie in tegen het handelsverdrag EU-Mercosur, die door een Kamermeerderheid werd gesteund.
“De EU wil een waardengemeenschap zijn,” zei Ouwehand, “met respect voor de mensenrechten en bescherming van het klimaat. Dan kun je geen neoliberale handelspolitiek voeren die daar dwars tegen ingaat.”
Door het Mercosur-verdrag zullen Zuid-Amerikaanse regenwouden plaats moeten maken voor landbouwgrond, betogen de tegenstanders. Niet alleen klimaat en biodiversiteit zullen hieronder lijden, ook de oorspronkelijke bewoners van het Amazonegebied, die door ontbossing hun leefomgeving verliezen. Verder kaarten politici de oneerlijke concurrentie voor Europese boeren aan, die door het verdrag mogelijk wordt gemaakt.
Voorstanders wijzen echter op het doorslaggevende geopolitieke belang van het handelsverdrag EU-Mercosur. Zo kan Europa bijvoorbeeld de hand leggen op lithium uit Argentinië, de grondstof voor duurzame batterijen. Zonder deze handelsvoordelen is het onmogelijk om nog te concurreren met het ambitieuze China.
Welke waarden mogen er wijken voor zulke geopolitieke belangen? En hoe weeg je dat?
“De Europese Unie is niet ontstaan als waardengemeenschap, maar als economische alliantie,” vertelt Gerben Bakker, filosoof en docent veiligheidsethiek aan de Haagse Hogeschool. “In 1952 is die opgericht als de EGKS, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Steeds vaker echter worden mensenrechtenzaken, zoals de gelijkwaardigheid van man en vrouw, het principe van non-discriminatie en onafhankelijke rechtspraak, als principes genoemd die bij de Europese waardengemeenschap horen en die ook op Europees niveau grondwettelijk zijn vastgelegd.”
Het idee van een vrijhandelsverdrag hoeft niet strijdig te zijn met die waardengemeenschap, meent Bakker. “Filosoof Hannah Arendt beschouwde verdragen als de bezegeling van een politieke dialoog. De echte waarde van het verdrag zit niet in het stukje papier waarmee je die dialoog verzilvert, maar vooral in het proces ervan. Voor een buitenstaander komt de totstandkoming van het Mercosur-verdrag over als een uitermate stroperige procedure, waardoor het lijkt alsof de EU nog geen deuk in een pakje boter kan slaan. Maar de uitvoerigheid van de dialoog, waarbij je alle betrokken belangen op elkaar wilt afstemmen, is ook een kenmerk van politieke beschaving. En dat past eigenlijk heel goed in de Europese waardengemeenschap waar Esther Ouwehand over spreekt.”
Bakker vervolgt: “De antipathie tegen het neoliberalisme is begrijpelijk, omdat multinationals via lobbygroepen vaak een te groot stempel op dit soort vrijhandelsverdragen drukken. Maar in de praktijk kun je op dit verwijt wel wat afdingen. In verdragen als deze probeert de EU juist de economische belangen in balans te brengen met maatschappelijke waarden. Het Mercosur-verdrag bevat tal van inlegvelletjes voor regelgeving op gebied van ecologie en mensenrechten, waardoor je moeilijk hard kan maken dat het van begin tot eind bedacht is door de lobby van grote agrarische bedrijven. Cruciaal is uiteraard wel dat er goed toezicht is, zodat de spelregels van het verdrag worden nageleefd.”
Politiek filosoof Ivana Ivkovic kijkt er niet van op dat tegenstanders van het handelsverdrag EU-Mercosur een beroep doen op Europa als ‘waardengemeenschap’. Ze legt uit: “Veel Europese politici hangen aan een soort politiek die zich vertaalt naar mensenrechten, naar overstijgende belangen, procedures en regels, naar een politiek dus die nadrukkelijk geen machtspolitiek probeert te zijn. Als speler op het wereldtoneel ontkomt Europa er echter niet aan dat het machtspolitiek moet bedrijven, zeker als Europa haar positie in de nieuwe wereldorde wil behouden of veroveren.”
“Dat hoeft niet de meest brutale vorm van machtspolitiek te zijn, waarin je geen enkele morele afweging meer maakt. Machiavelli stelde dat moraal geen plaats heeft in de politiek, maar zo letterlijk hoeven we dat niet te nemen. Het is wel zo dat je je waarden niet kan verdedigen als je niet eerst een sterke machtspositie hebt ingenomen. Zonder krachtige positionering op het wereldtoneel kan Europa mensenrechten en ecologische waarden niet effectief beschermen. Zonder reële macht blijft Europa als waardengemeenschap een hol vat.”
Met de nieuwe zijderoutes, infrastructuurprojecten die de wereld omspannen, doet China volgens Ivkovic een poging om de wereld conform haar eigen belangen te organiseren. “Die machtspolitiek werkt verrassend subtiel. Landen komen weliswaar in een afhankelijkheidspositie wanneer ze tekenen voor die zijderoutes, maar ze worden niet op een platte manier onderworpen. Chinese investeringen dienen altijd een wederkerig belang.”
“Bovendien weten landen dat geld uit Europa met een moreel eisenpakket komt, en geld uit China alleen met een handdruk. Op dit moment heeft Europa daar geen antwoord op. Ook handelsverdragen als Mercosur vormen nog geen volwaardige tegenzet. Als dat wel zo was, zouden ze deel uitmaken van een groter plan dat ons iets leert over de machtspositie die Europa in wil nemen. Zo’n positie moet Europa wél ontwikkelen, en vervolgens ook openlijk uitdragen. Als je de rol als speler op het wereldtoneel niet pakt, dan bepalen andere spelers die rol voor jou. Dat is een machiavellistische wetmatigheid.”
Bakker: “In veel Afrikaanse landen hebben we die strijd al verloren, de Europese invloedssfeer is daar tanende. Volgens mij kan Europa een partnerschap met de Mercosur-landen daarom heel goed gebruiken, zo lang we onze waarden niet dwingend opleggen aan landen met andere geschiedenissen. Volgens Hannah Arendt is bij contracten en verdragen de gelijkheid van de verdragspartijen een absolute voorwaarde – ‘isonomie’ noemt zij dat. Neem Suriname, één van de geassocieerde landen. Het zou mooi zijn als Nederland eindelijk op gelijkwaardige politieke basis een verdrag aan kan gaan met een voormalige kolonie.”
Ivkovic: “Het helpen van Suriname zou inderdaad een goed streven zijn, zo lang je er geen nieuwe afhankelijkheden mee creëert. In die zin erken ik het lastige parket waarin Europa zich bevindt: op het moment dat je dit soort vrijhandelsverdragen met macht vermengt, ligt een neokoloniale politiek op de loer. Het is niet onmogelijk om dat te voorkomen, maar het vereist wél een voorzichtige, goede en open strategie.”
Bakker: “Je zal het regenwoud in ieder geval niet redden door een handelsverdrag categorisch af te wijzen, dat kan alleen door aan de onderhandelingstafel te gaan zitten. Dat je soms op punten compromissen moet sluiten die je liever niet had willen sluiten, is onvermijdelijk. De Amerikaanse politicoloog Michael Walzer heeft het over het ‘probleem van de vuile handen’: naarmate je meer verantwoordelijkheid verkrijgt, wordt het ook steeds onontkoombaarder dat je vuile handen maakt.”
“Je moet dan noodgedwongen de principes waar je voor staat schenden om het goede te doen. Om ergens ontwikkelingshulp te kunnen bieden moet er bijvoorbeeld vaak smeergeld betaald worden, omdat die hulp anders niet op de plek van bestemming arriveert. Ook bij zo’n handelsverdrag moet je soms compromissen sluiten, waarbij je voorwaarden accepteert die je eigenlijk onwenselijk vindt.”
Ivkovic: “Natuurlijk zal je compromissen moeten sluiten, maar volgens de Israëlische filosoof Avishai Margalit kan je die scheiden in goede en ‘rotte’ varianten. Margalit vergelijkt het met basketbal: in elk spel zijn er overtredingen, maar als je de bal lek steekt wordt het hele spel onmogelijk. In het geval van het Mercosur-verdrag: voor Europese boeren levert dat verdrag misschien een nadeel op, maar dat is van een andere morele orde dan het feit dat sommige andere groepen totaal buitenspel worden gezet, zoals de oorspronkelijke bewoners van het Amazonegebied die worden verdreven. Dat zou in Margalits opvatting een voorbeeld zijn van een ‘rot’ compromis. En zo’n compromis moet je nooit aangaan.”
In het Filosofisch Elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Lees hier eerdere afleveringen terug