NIGHT TRAIN TO LISBON (regie: Bille August).
Geloof het of niet, ook het onberispelijke Zwitserland heeft zijn 1968 gehad. In juni van dat jaar vielen er tijdens een studentenoproer in Zürich 60 gewonden te betreuren. Dat klinkt als een tamelijk rimpelloze geschiedenis vergeleken met Parijs, Berlijn, Praag of Tlatelolco, maar toch: er was reuring. Wat er in die dagen ook gebeurd mag zijn, Raimund Gregorius (Jeremy Irons) was er in ieder geval niet bij. Hij behoort weliswaar tot de generatie die Sartre en Marx aan elkaar heeft gelijmd, maar tijdens de protesten van 1968 zat hij waarschijnlijk in de universiteitsbibliotheek, met zijn neus in de Stoa. Hij doceert nu latijn aan een gymnasium in Bern, en wordt in de film Night Train to Lisbon neergezet als het clichébeeld van Zwitserland zelf: een onneembare vesting, hoog in de ijle Alpenlucht. Raimund vertelt zijn leerlingen met smaak over Marcus Aurelius en de oude Romeinen, bij wie filosoferen en politiek handelen in elkaars verlengde lagen. Zelf is Raimund in het denken blijven steken. Er wordt zelfs gesuggereerd dat zijn intellectualisme hem zijn huwelijk heeft gekost.
Op een ochtend verhindert Einzelgänger Raimund de zelfmoordpoging van een jong Portugees meisje. Hierdoor krijgt hij een treinkaartje naar Lissabon en een boek van een jonggestorven Portugese dichter – met de nogal vochtige titel ‘Een goudsmid van woorden’ – in handen gespeeld. Raimund wordt gegrepen door het levensverhaal van de dichter, Amadeu de Prado, die als verzetsman in het Portugal van Salazar avonturen heeft beleefd. Het is alsof het existentialisme en het politiek idealisme van zijn generatie Raimund nu pas bereikt, met 45 jaar vertraging (om bij de treinmetafoor van de titel te blijven). Maar is onze brave latinist Raimund echt zo getroffen door de filosofie in Prado’s boek, of is het toch vooral de combinatie van de uitzonderlijke omstandigheden en het ultimatum van het treinkaartje die hem zo onverwachts in beweging zet?
Raimund springt op de trein, en eenmaal in Lissabon probeert hij de laatste jaren van Prado’s leven te reconstrueren door zoveel mogelijk mensen uit diens naaste omgeving te spreken. Veel flashbacks naar de jaren zeventig volgen, en zo nu en dan leest Irons met zijn warme bariton een stukje voor uit ‘Een goudsmid van woorden’. We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat Raimund niet alleen nieuwsgierig is naar zijn meer kleurrijke generatiegenoot, maar dat hij ook een beetje jaloers is op de dode Portugees. Het mag dan allemaal geen pretje zijn wat Prado heeft meegemaakt, en hij is er niet oud mee geworden, maar verdikkeme: de knaap heeft in ieder geval groots en meeslepend geleefd en liefgehad. Dat willen we toch allemaal. Zou Raimund zelfs jaloers zijn op Prado’s aneurysma, de tikkende tijdbom in Prado’s hoofd die hem van een young and beautiful corpse verzekerde?
Filosofische thriller
Night Train to Lisbon is oorspronkelijk een roman van Pascal Mercier, pseudoniem van filosoof Peter Bieri. Vaak verraadt de film zijn oorsprong als roman: dan vallen de symbolen loodzwaar, als overrijpe vruchten, op het doek. Raimund komt bijvoorbeeld ten val, en breekt daarbij de glazen van zijn zware ziekenfondsbril, waarna een sympathieke vrouwelijke opticien (Martina Gedeck) hem een lichter montuur aanmeet. Als filosofische thriller werkt het verhaal vast beter op papier. We horen vooral gemeenplaatsen over bijvoorbeeld de macht van het toeval. Regisseur Bille August wil alle vertellagen uit het boek in de film stoppen, terwijl de film juist schreeuwt om wat meer eenvoud en pure cinema.
August (van de minstens zo dubieuze Isabel Allende-verfilming The House of the Spirits en het fraaie Pelle erobreren) heeft een dot van een cast verzameld. Een berg acteervlees op leeftijd, voornamelijk Britten en Duitsers, allemaal grote talenten die een film kunnen dragen op ingehouden verdriet. Tom Courtenay, Bruno Ganz, Charlotte Rampling, Christopher Lee en Lena Olin weten dat je dit materiaal met droge ogen dient te spelen, en ze zorgen er in ieder geval voor dat ze in hun accent de voor het Portugees zo typerende ‘zjoe’-klank meenemen (alsof je uitglijdt over je medeklinkers). Ergens is het ook pijnlijk om ze bezig te zien: deze acteurs met hun indrukwekkende reputaties zitten hier feitelijk ter decoratie, hun ‘fine acting‘ moet de zaak vlot houden tijdens de trage scènes die zich in het heden afspelen. De jonge Prado wordt gespeeld door Jack Huston, de jongste loot aan de Huston-eik (denk Walter, John, Anjelica en Danny). Zijn geliefde en rivaal worden op jonge leeftijd vertolkt door respectievelijk Mélanie Laurent en August Diehl, beiden bekend van Tarantino’s Inglourious Basterds. Ze doen wat ze kunnen.
Bij het horen van de titel Night Train to Lisbon verwacht je een ouderwetse suspense-thriller. De titel doet denken aan een Eric Ambler-roman uit de jaren dertig, en aan Carol Reeds spannende Hitchcock-pastiche Night Train to Munich. Dat thriller-aspect gaat op voor wat er in de flashbacks gebeurt: een driehoeksverhouding tussen jonge Portugese revolutionairen in de donkere jaren vóór de Anjerrevolutie, drie gepassioneerde mensen met de geheime politie op de hielen. Ingedikt tot een serie flashbacks krijgt dit verhaal de contouren van een romantisch melodrama. Dat maakt het voor Raimund misschien makkelijker om jaloers te zijn op Prado: de recente geschiedenis verhaald als een bitterzoet sprookje. Ook in Nederland was er in de jaren zestig en zeventig veel solidariteit met de Portugezen die zuchtten onder het Salazar-fascisme. Misschien kunnen deze oude sympathisanten zich nog het meest identificeren met Raimund Gregorius, de figuur die als een geest door zijn eigen film dwaalt: hij is betrokken maar voorgoed op afstand, door de onverbiddelijkheid van de tijd.
Night Train to Lisbon. 2013, Duitsland / Portugal / Zwitserland, 111 min., kleur. Regie – Bille August; Productie – Kerstin Ramcke, Peter Reichenbach en Günther Russ; Scenario – Greg Latter en Ulrich Herrmann, naar de gelijknamige roman van Pascal Mercier; Camera – Filip Zumbrunn; Montage – Hansjörg Weissbrich; Production design – Augusto Mayer; Kostuums – Monika Jakobs; Muziek – Annette Focks; Met: Jeremy Irons (Raimund Gregorius), Mélanie Laurent (jonge Estefânia), Jack Huston (Amadeu de Prado), Martina Gedeck (Mariana), Tom Courtenay (oude João Eça), August Diehl (jonge Jorge O’Kelly), Bruno Ganz (oude Jorge O’Kelly), Lena Olin (oude Estefânia), Marco D’Almedia (oude João Eça), Beatriz Batarda (jonge Adriana de Prado), Christopher Lee (Father Bartolomeu), Charlotte Rampling (oude Adriana de Prado), Burghart Klaussner (Judge Prado).