Eerder gepubliceerd op 13 oktober in Trouw:
In het Filosofisch elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Ditmaal: hoe voorkom je polarisatie in Nederland door de oorlog tussen Israël en Hamas?
Afgelopen weekend begon de oorlog tussen Israël en Hamas met een invasie van Hamas-militanten, die gruwelijke terreurdaden begingen tegen Israëlische burgers. Daarop volgden snoeiharde Israëlische vergeldingsacties in Gaza.
“Je wordt gedwongen een kamp te kiezen,” observeerde Chantal Suissa-Runne van het Nederlandse joods-islamitische netwerk Yalla maandag in deze krant. “Het is een wedstrijdje slachtofferschap geworden. Mensen zijn zo in shock dat elke nuance weg is.”
Afgelopen week moesten Nederlandse gezagsdragers beslissen of de Israëlische vlag uit solidariteit zou wapperen op overheidsgebouwen. Op het Binnenhof werd ervoor gekozen om dat wel te doen, de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb deed het niet. Beide keuzes konden op felle reacties rekenen.
Nederland neemt niet rechtstreeks deel aan de strijd in Israël, maar door de oorlog ligt een toename van polarisatie in ons land op de loer. Hoe voorkom je dat?
“Het is terecht om de gruwelijke aanslagen van Hamas op onschuldige burgers te veroordelen,” stelt Frank Ankersmit, emeritus-hoogleraar intellectuele geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. “Dat staat als een paal boven water. Toch vraag ik me af waarom we als adhesiebetuiging niet beide vlaggen op overheidsgebouwen zouden kunnen tonen. En dan bedoel ik uiteraard niet dat de vlag van Hamas gehesen moet worden, maar wél de vlaggen van Israël en de Palestijnen, naast elkaar. Daarmee toon je betrokkenheid bij de tweestatenoplossing, het oude ideaal van de Oslo-akkoorden van 1993, die door Benjamin Netanyahu in de ijskast zijn gezet.”
“Dat klinkt mooi,” reageert Gert-Jan van der Heiden, hoogleraar metafysica aan de Radboud Universiteit, “maar ik vind het begrijpelijk dat er in eerste instantie is gekozen voor de vlag van Israël, aangezien Israël op dat moment werd aangevallen. De huidige geweldsexplosie werd ontketend door Hamas, een Palestijnse organisatie, en dat kan je niet zomaar naast je neerleggen. Natuurlijk is het niet ondenkbeeldig dat de sentimenten in de dagen hierna verschuiven onder invloed van Israëls represailles in Gaza.”
“Dát er in Nederland polarisatie ontstaat rondom deze oorlog is op zich niet vreemd. Het conflict is verknoopt met onze geschiedenis, want door de Holocaust staan we in een schuldverhouding tot Israël. Tegelijkertijd hebben we posities ingenomen over hoe Israël zélf handelt in de bezette gebieden. Er komen ook religieuze affiniteiten bij, die het nog ingewikkelder maken: het christelijke deel van onze samenleving voelt zich meer verwant met Israël, het islamitische met de Palestijnen. De dubbele houding ten opzichte van Israël en de Palestijnen zit dus als het ware in het Nederlandse historische DNA, en daardoor bestaat er geen consensus over wie we als hoofdschuldige zien.”
Ankersmit: “Die consensus bestaat wél bij de oorlog in Oekraïne, waar het voor de meeste Nederlanders duidelijk is dat Rusland de bron van het geweld is. De oorlog tussen Israël en Hamas is van een geheel andere orde. Dat is bij uitstek een tragisch conflict, waarin beide partijen deels gelijk en deels ongelijk hebben.
“In zijn Vorlesungen über die Philosophie der Weltgeschichte vertelde Georg Wilhelm Friedrich Hegel over filosoof Socrates, die de traditionele burgerlijke waarden van de Atheense stadstaat zodanig bevroeg dat hij staatsgevaarlijk werd. Vanuit de innerlijke werkelijkheid van de staat was het volkomen rechtvaardig dat Socrates daarom tot de gifbeker werd veroordeeld, maar vanuit de nieuwe innerlijke werkelijkheid die Socrates schiep was zijn lot een groot onrecht. Beide kampen hadden hun gelijk, en dat maakte het tot een tragisch conflict.
“Een dergelijke tragische logica herken ik ook in de strijd tussen Israël en Hamas. Na alles wat de joden in Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog is aangedaan was het in 1948 een vorm van gerechtigheid om hen een eigen staat te geven, maar dat was tegelijkertijd een groot onrecht jegens de Palestijnen die daar al duizenden jaren woonden, mensen die geen enkele schuld hadden aan de Holocaust en die vervolgens aan een alsmaar verhardende Israëlisch apartheidspolitiek werden uitgeleverd. Ik wil de aanvallen van Hamas niet vergoelijken, maar je kan ze onmogelijk los zien van die achtergrond.
“Door de contextualisering van de historicus wordt duidelijk wat er precies gebeurd is, wie er moreel gelijk had en wie moreel ongelijk. Zo’n contextualisering is nodig voor hoe wij nu in Nederland met dit conflict moeten omgaan, om de complexiteit en tragiek van het conflict zichtbaar te maken. Met de wetenschap dat het ongelijk aan beide kanten ligt, kan je polarisatie dempen.
“Daaruit vloeit uiteraard geen strikte neutraliteit voort. Historische feitenkennis dwingt je bijvoorbeeld om een onderscheid te maken tussen het Palestijnse volk enerzijds en de terroristen van Hamas anderzijds, en dan besef je dat het de Palestijnse bewoners van de Gazastrook zijn die het geweld nu van beide zijden over zich heen krijgen. Deze burgers zijn pionnen – zowel van Israël, dat ze het leven zo zuur mogelijk maakt, als van Hamas, dat ze in Gaza onder de duim houdt.”
Van der Heiden: “Door de Nederlandse verbondenheid met zowel Israël als de Palestijnen is de pretentie van volledige neutraliteit moeilijk houdbaar, en het is lastig om dan de juiste morele houding te vinden.
“Mensen zijn nu eenmaal perspectivistische wezens. We interpreteren en waarderen de feiten verschillend, en onze beoordeling van de wereld wordt getekend door onze historische en sociaal-culturele achtergrond. Om grip te krijgen zou ook ik ervoor pleiten om de historische context van deze oorlog te blijven beschrijven. Alleen vanuit een verklaring van de ontstaansgeschiedenis van het conflict kunnen mensen zich bezinnen op hun eerste, selectieve morele verontwaardiging om het lijden van slechts één van beide partijen.
“Als seculiere zionist koos schrijver Abel Herzberg heel duidelijk ‘partij’ als hij in zijn opinieteksten de oorlogen in Israël becommentarieerde. Maar hij herinnerde er ook aan ‘dat de tranen van een Arabische moeder en van Arabische kinderen net zo zwaar wegen als die welke aan onze kant vergoten worden’. Misschien is dat wel de enige morele respons die er werkelijk toe doet, geconfronteerd met dit geweld.
“Toen de Israëlische premier Menachem Begin en de Egyptische president Anwar Sadat in 1977 vrede sloten, vier jaar na de Jom Kipoer-oorlog, schreef Herzberg: ‘Wij hebben twee mannen mogen zien, vijanden van elkaar, die elkaar de hand hebben gedrukt. En wij hadden verleerd dat dit kon.’
“Misschien is het schetsen van een historische context niet alleen relevant om beide strijdende partijen in hun motieven en positie te begrijpen, maar ook om ons er op een inktzwart moment in de geschiedenis aan te herinneren dat toenadering toch werkelijk mogelijk is.”
Hannah Arendt en Israël
In 1944, vier jaar voor de stichting van Israël, waarschuwde de Joodse politiek filosofe Hannah Arendt (1906 – 1975) dat het tot een onoverkomelijk conflict zou leiden als de Joodse minderheid bij de vorming van een Joodse staat rechten zou ontzeggen aan de Palestijnse meerderheid. In navolging van denkers als Martin Buber pleitte Arendt voor een binationale federale staat, met zowel Joodse als Palestijnse volksvertegenwoordigers.
In plaats daarvan werd in 1947 een VN-resolutie aangenomen, waarbij het land tussen de Joodse en Arabische bevolking werd verdeeld. Arendt voorspelde een catastrofe: “De joodse staat zal van alle kanten omringd worden door een louter vijandige Arabische bevolking, steeds verder teruggedrongen worden tot achter zijn grenzen en voortdurend bedreigd worden; de noodzaak tot zelfverdediging zal zo’n obsessie worden dat het geen ruimte meer zal overlaten voor andere zaken (…).”