HITCHCOCK (regie: Sacha Gervasi).
Voor wie karaktermoord wil plegen op Alfred Hitchcock, zijn er genoeg bronnen voorhanden. Recentelijk was het weer raak met de BBC-productie The Girl (2012, Julian Jarrold), waarin werd geput uit Donald Spoto’s biografie ‘The Dark Side of Genius’ en de getuigenissen van actrice Tippi Hedren. The Girl speelt zich af tijdens de opnamen van The Birds (1963) en Marnie (1964), twee films waarin Hedren (Sienna Miller) de hoofdrol vertolkte. Hitchcock (Toby Jones) wilde een ster van haar maken – op zijn voorwaarden. In de film wordt hij voorgesteld als een voyeur, manipulator en aanrander, een diep gefrustreerde man die bij de kijker vooral walging en medelijden oproept. Zelfs Hitchcocks schunnige grapjes worden door Jarrold weergegeven als randverschijnselen van een keiharde seksuele intimidatiepolitiek.
Regisseur Sacha Gervasi komt met een veel warmere Master of Suspense op de proppen in Hitchcock, zijn film over de opnamen van Psycho (1960). In één van de laatste scènes vraagt Hitchcock (Anthony Hopkins) aan actrice Janet Leigh (Scarlett Johansson) of hij nu echt zo’n monster was om mee te werken. Ze antwoordt hem met een kus op de wang, een beetje als een liefhebbende dochter. Orson Welles was veel erger, vertrouwt Leigh een tegenspeelster toe. Helaas zullen we nooit zeker weten of Leighs versie betrouwbaarder is dan die van Hedren.
Er worden twee hoofdlijnen gevolgd in Hitchcock: enerzijds toont Gervasi hoe Hitchcock een film over de gruwelijke praktijken van een seriemoordenaar de bioscopen binnen smokkelt; en anderzijds vraagt Gervasi eerherstel aan voor Hitchcocks echtgenote Alma Reville (Helen Mirren). In The Girl bleef Alma redelijk op de achtergrond, conform de rol van bescheiden echtgenote die ze gewend was in het openbaar te spelen. Alma Reville was in de jaren twintig nog Hitchcocks meerdere binnen de hiërarchie van de studio Famous Players-Lasky. Zij was schrijver en editor, hij was grafisch ontwerper. Toen Hitchcock de positie van regie-assistent had bereikt, durfde de verlegen dikkerd haar eindelijk aan te spreken. De twee bleven tot zijn dood getrouwd, maar Alma verdween wel voorgoed in de omvangrijke schaduw van haar echtgenoot. Ze speelde een sleutelrol bij de ontwikkeling van Hitchcocks scenario’s, en ook bij veel andere aspecten van de productie leunde manlief zwaar op haar oordeel.
Auteurtheorie
Gervasi herinnert de kijker eraan dat ‘Hitchcock’ de achternaam van twee personen was, en dat Alma Reville in veel opzichten de co-auteur was van de ‘Hitchcock-film’. Daarmee geeft hij een ferme trap tegen de toch al wankele auteurtheorie, die een halve eeuw geleden door onder meer François Truffaut werd opgebouwd met Hitchcock als voornaamste casus. Maar toch: zelfs na het zien van deze film kunnen we de merknaam ‘Hitchcock’ niet van Alfred losdenken. De ‘Hitchcock-films’ worden nu eenmaal gedefinieerd door de persoonlijkheidscultus rond Alfred, daar kan ook Gervasi niet omheen.
Hitchcock begint op de galapremière van North by Northwest (1959). Die film geldt nu als een klassiek meesterwerk, maar destijds werd hij door critici ontvangen als Hitchcocks ‘zoveelste spionage-thriller’. Cut naar een scène met Hitchcock in bad (zodat we goed kunnen zien hoe naadloos de make-up van Hopkins’ kunstmatige speknek is aangebracht), terwijl hij de vakbladen doorspit. Hitchcock leest Alma een giftig artikel voor, waarin wordt betoogd dat zijn dagen als Master of Supsense geteld zijn. Volgens de schrijver van het artikel is Hitchcock ingehaald door de Fransen, met Claude Chabrol, Jules Dassin en Henri-Georges Clouzot in de kopgroep. De projecten die de studio’s hem aanbieden (The Diary of Anne Frank en een bewerking van een James Bond-roman) kunnen Hitchcock maar matig boeien. Hij verlangt terug naar het risico en avontuur van zijn eerste producties.
Om te bewijzen dat hij nog meetelt, besluit Hitchcock om het echtelijke spaarbankboekje in te zetten op een kleine, onafhankelijke productie. Dat wordt Psycho, gebaseerd op een sensatieromannetje van Robert Bloch, over een personage dat verdacht veel gemeen heeft met seriemoordenaar Ed Gein. Hitchcocks vertrouwelingen raden hem het project af. Hoe kan de Master of Suspense zich verlagen tot zo’n perverse horrorfilm? Maar het is juist de perversiteit die Hitchcock in de materie aantrekt. Hij kaatst de bal terug met het cynisme van de showman: het publiek zal Psycho ook pervers vinden, maar ze zullen er hun ogen niet van af kunnen houden.
Terwijl Hitchcock fantaseert over zijn nieuwe blonde steractrice Janet Leigh, dut zijn huwelijk met Alma steeds verder in. Ook Alma slaat aan het fantaseren, en wel over de charmante, maar matig getalenteerde schrijver Whitfield Cook (Danny Huston), co-scenarist van Stage Fright (1950) en Strangers on a Train (1951). Hitchcock ontvouwt zich uiteindelijk als een huwelijkskomedie, die zich beweegt langs de geijkte patronen van probleemstelling, crisis en verzoening. Hitchcock moet Alma erkennen als een volwaardige artistieke partner, en Alma moet accepteren dat de man die haar waarachtig inspireert een als kikker vermomde prins is.
Zelfwalging
Gervasi suggereert dat Hitchcock foto’s van oude hoofdrolspeelsters als Grace Kelly, Eva Marie Saint en Ingrid Bergman voor zijn eigen gerief benut. Verder gebruikt Hitch het kijkgaatje in het decor van Bates Motel om in de kleedkamer van Vera Miles te gluren. Maar over het algemeen is de interpretatie van de Hitchcock-figuur een stuk milder dan in The Girl. Gervasi beschuldigt Hitch hooguit van fantaseren, niet van het in praktijk brengen van zijn fantasieën – hoewel voyeurisme natuurlijk een grijs gebied is. Dit ontslaat Hopkins min of meer van de verplichting om de diepten van Hitchcocks zelfwalging op te zoeken. Hij speelt hem als een man die het publiek kan manipuleren, maar die juist door zijn neiging tot fantaseren basale mensenkennis ontbeert. Wie zou Alfred Hitchcock zijn geweest als hij Alma nooit had ontmoet?
Hopkins speelt bescheiden, vermoedelijk om Helen Mirren alle ruimte te geven als Alma. Hij wordt geholpen door het scenario, waarin Hitchcocks dialoog zeer goed getroffen wordt. The devil is in the details, en Hopkins zorgt ervoor dat die details allemaal kloppen: het uitgestreken gezicht met het binnenpretje in de ogen, de onwillekeurige beweging als hij aan een jaspand trekt om zijn dikke buik aan het zicht te onttrekken, het wegkijken als Alma in badpak voor hem staat, het arrogante pruillachje in het kantoor van de censor, de manier waarop hij een selderij verorbert terwijl hij de kwetsbare achterkant van Alma’s nek bestudeert. Uiteindelijk behoort de film toe aan Mirrens Alma, die Hitchcock in een aangrijpende scène op zijn nummer zet. Het is de ontlading van een serie pijnlijke vernederingen, door Mirren subtiel geïncasseerd. Natuurlijk was Imelda Staunton in The Girl eerlijker casting voor de rol van Alma, maar in dit geval is het drama gebaat bij een Alma met meer seksuele energie.
Nieuw subgenre
In de bijrollen zien we Scarlett Johansson als Janet Leigh, Jessica Biel als Vera Miles, en een akelig precieze James D’Arcy als Anthony Perkins. Alledrie heel bescheiden. Componist Danny Elfman heeft er nooit een geheim van gemaakt dat hij Bernard Herrmann bewondert (Elfman citeert hem vaak en bewerkte eerder Herrmanns Psycho-score voor de remake van Gus Van Sant), maar in zijn score voor Hitchcock verwijst hij zo min mogelijk naar de meester. Ook een teken van bescheidenheid: het lijkt wel alsof de naam Hitchcock alle medewerkers zo bescheiden heeft gemaakt, dat ze zich hebben ingehouden. Door bewust in de schaduw te treden van een klassiek meesterwerk lijkt de hele film wel een beetje op Alma, een talentvolle vrouw die zich in een bescheiden positie manoeuvreerde – of liet manoeuvreren.
Je kan ook stellen dat het ‘bescheiden making-of docudrama’ een nieuw subgenre is, dat min of meer werd begonnen met het spanningsloze My Week with Marilyn (2011). Iets over de helft zakt Hitchcock in, en het verhaal mist de dramatische stuwkracht om er weer bovenop te komen.
De scènes waarin Gervasi meer vrijheid neemt, zoals wanneer Hitchcock converseert met de denkbeeldige Ed Gein (Michael Wincott), komen niet uit de verf. Het is een aardig idee dat de seriemoordenaar uit Wisconsin opduikt als Hitchcocks psychiater, die hem adviseert om zijn lust- en moordgevoelens niet langer op te kroppen. Maar Geins verschijningen zijn arbitrair en krijgen geen richting. Ik vermoed dat deze scènes het restant zijn van een eerdere scenarioversie, eentje die gewaagder was en die de schrijver misschien ook wel nader aan het hart lag. Want ook al is Hitchcock een vaardig in elkaar gezette, voortreffelijk gespeelde en vermakelijke film, ik kan me nauwelijks voorstellen dat een echte liefhebber van Hitchcock en Psycho juist deze film had willen maken.
Hitchcock. 2012, Verenigde Staten, 98 min., kleur. Regie – Sacha Gervasi; Productie – Alan Barnette, Joe Medjuck, Tom Pollock, Ivan Reitman en Tom Thayer; Scenario – John J. McLaughlin, naar het boek ‘Alfred Hitchcock and the Making of Psycho’ van Stephen Rebello; Camera – Jeff Cronenweth; Montage – Pamela Martin; Production design – Judy Becker; Kostuums – Julie Weiss; Muziek – Danny Elfman; Met: Anthony Hopkins (Alfred Hitchcock), Helen Mirren (Alma Reville Hitchcock), Scarlett Johansson (Janet Leigh), Danny Huston (Whitfield Cook), Toni Collette (Peggy Robertson), Michael Stuhlbarg (Lew Wasserman), Michael Wincott (Ed Gein), Jessica Biel (Vera Miles), James D’Arcy (Anthony Perkins), Richard Portnow (Barney Balaban), Kurtwood Smith (Geoffrey Shurlock), Ralph Macchio (Joseph Stefano).