Eerder gepubliceerd op 31 mei in Trouw:
In het Filosofisch Elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Vandaag: wat betekent geluk als onze welvaart terugloopt?
West-Europeanen zijn te veel gefixeerd op hun individuele geluk, stelde filosoof en psychiater Damiaan Denys afgelopen zaterdag in deze krant. “Die obsessie met geluk is een exponent van onze welvaart: je kunt alleen maar zo bezig zijn met geluk als je welvarend bent, 80 procent van de wereldbevolking heeft daar überhaupt geen tijd en gelegenheid voor.”
Als gevolg van de oorlog in Oekraïne zal het welvaartspeil hier waarschijnlijk dalen, aldus Denys. Mensen zullen zich meer gaan bekommeren om eerste levensbehoeften als voedsel, water en energie. “Dat zal ons dwingen die obsessie met gelukkig zijn los te laten, weerbaarder te worden.”
Is het streven naar individueel geluk een welvaartskwaal, en leert een crisistijd je iets over dat streven? Zijn er andere invullingen mogelijk van dat glibberige begrip ‘geluk’?
Filosoof en schrijver Désanne van Brederode is er niet van overtuigd dat mensen door blootstelling aan crises wijzer worden. “De tragiek van zo’n crisis is dat je er uiteindelijk weinig van opsteekt. De emoties die door de eerste corona-lockdown werden opgeroepen zijn bijvoorbeeld alweer naar de achtergrond verdwenen. Ik vrees dat veel mensen in deze samenleving zo doordrongen zijn van de gedachte dat hun individuele geluk het belangrijkste is, dat het omkeren van die houding slechts korte tijd werkt. Ook moeten we ervoor waken om bijvoorbeeld oorlogsslachtoffers te zien als mensen die een trucje hebben geleerd dat wij nu ook eventjes onder de knie kunnen krijgen. Je wordt door een oorlog misschien eventjes meer solidair, maar lang niet met iedereen. Je blijft een mens. Ook oorlogsslachtoffers worden verliefd, worstelen met relatieproblemen, sparen geld voor een nieuwe smartphone.”
Paul van Tongeren, Denker des Vaderlands, oppert dat bovendien de ongelijkheid in de samenleving te groot is om collectief te leren van een crisis. “Die ongelijkheid is er altijd geweest, maar in toenemende mate zijn we gaan zeggen dat alle mensen gelijkwaardig zijn. Waarom bezit de een dan meer dan de ander? In een welvaartssamenleving als de onze wordt geluk vaak geïdentificeerd met genieten – drank, feesten, reizen, luxeproducten. Als dat hedonistische geluk in een deel van de samenleving nog voorkomt, kan je niet verwachten dat een ander er zonder morren aan zal verzaken. Die zal eerder afgunstig zijn op de mensen die nog wel kunnen genieten.”
Van Brederode: “Er bestaat een maatschappelijke bovenlaag voor wie stijgende benzineprijzen geen aderlating zijn, en ik vrees dat die mensen niet automatisch op het idee komen dat mensen aan de andere kant van de stad de eindjes niet aan elkaar kunnen knopen. Het is niet erg om je ongelukkig te voelen en daar iets aan te willen veranderen, maar je kan die fixatie op je eigen geluk misschien wel oprekken. Wees je er ook van bewust dat jouw persoonlijke leed voor een ander aan de orde van de dag is.”
Van Tongeren: “En in hoeverre is het ontbreken van luxe schadelijk voor ons geluk? Het probleem van hedonisme is niet zozeer dat we graag genieten, het probleem zit erin dat genieten op zich nog geen inhoud heeft. Het genot zit altijd op de rug van de handeling, zegt Aristoteles. Met andere woorden: het genot krijgt zijn inhoud en kwaliteit van de activiteit waarbij je dat goede gevoel krijgt. Welvaart maakt het makkelijker om rechtstreeks genot te verwerven door lekkere en leuke dingen te kopen. Maar gemakkelijk genot is niet van dezelfde waarde als het genieten van het klaren van een klus, het doorgronden van een theorie, het opvoeden van een kind of het winnen van een wedstrijd. Meer dan naar genot, streven we naar geluk, en dat bestaat in zulke dingen.”
Van Brederode: “Maar kan je geluk nastreven? Volgens mij niet. Geluk overkomt je. Vanochtend stond ik na een weekend buitenshuis weer onder mijn eigen douche en was ik daar plotsklaps intens gelukkig mee. Dat is geen geluk dat ik zelf maak, het was iets waar ik me onverwacht bewust van werd. Geluk vergt dus het vermogen om het vanzelfsprekende niet als vanzelfsprekend te zien.”
Van Tongeren: “Douchen is volgens mij genieten van het lekkere, dat is slechts een geluksgevoel. Dat gevoel hoort erbij, maar de waarde ervan hangt af van de waarde van de activiteit waarvan je geniet. Naarmate die activiteit beter is, brengt een succesvolle uitoefening ervan ook een waardevoller geluksgevoel. Naar zulke activiteiten kan je prima streven. En ‘geluk’ is nu eenmaal het woord dat we bedacht hebben voor datgene wat we nastreven. Daarom is het ook een beetje vreemd om te zeggen dat je geluk níet na kunt streven. We streven naar een goed leven, en als dat lukt, zijn we gelukkig.”
Van Brederode: “Bij dat voorbeeld van het douchen gaat het me niet om de kleine geneugten des levens of zoiets, maar om dankbaarheid voor het hebben van een eigen plek waar ik dat kan doen. Ik sta niet werktuiglijk onder die douche, maar bewust dankbaar met iets wat op veel dagen zo gewoontjes lijkt. Juist als alles op rolletjes loopt, kan je voorbij leven aan zulke geluksmomenten. In de periode na het overlijden van mijn vader ervoer ik bijvoorbeeld heel krachtig de schoonheid van een bloeiende hortensia of een zingende merel. Dat is geluk als een geschenk, een genade, iets wat je zomaar komt toevallen.
“Ook in crisissituaties, misschien wel juíst in crisissituaties, kan je tegelijkertijd diepongelukkig zijn en zulke genademomenten intens beleven. Die geluksmomenten vloeien niet voort uit een inspanning of streven, en ze geven ook niet per se zin of betekenis aan het ongeluk. Ze vragen de kunst om tussen verdriet en vreugde, pessimisme en optimisme te bewegen, zonder dat één van de twee je volledig in de greep krijgt. Friedrich Schiller noemde dat Spieltrieb, speeldrift. Met een houding van onbevangenheid kan het geluk je makkelijker overkomen.”
Van Tongeren: “Die onbevangen houding zou ik een aspect van een goed gevormde fijngevoeligheid noemen. Met Aristoteles kun je dat zien als een element van optimale zelfverwerkelijking, en dat is de kern van zijn geluksbegrip. In crisistijd is die zelfverwerkelijking moeilijker. Kijk naar het extreme voorbeeld van de soldaat in Oekraïne. Eerder volgde hij een roeping als arts, leraar of advocaat, nu wordt hij gefrustreerd in die activiteit. Maar dat neemt misschien niet weg dat hij in aristotelische termen zelfs een zeker geluk kan ervaren bij het succesvol verdedigen van zijn vaderland.”