Eerder gepubliceerd op 2 september in Trouw:
In het Filosofisch elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Vandaag: het kabinet wil de opvangcrisis bezweren met het opschorten van gezinshereniging. Juridisch is dat wankel, is het meer dan symboolpolitiek?
De Syrische vluchteling Omar Ahmed, bewoner van het azc in Ter Apel, beschreef maandag in deze krant wat hij boven alles miste: “De geur van mijn dochters, het gevoel echt samen te zijn. Dat komt snel weer.”
Niet als het aan het kabinet Rutte-IV ligt. Het opvangakkoord van de coalitie bevat onder andere een vijftien maanden durende stop op gezinshereniging voor statushouders. Juridisch blijft die maatregel niet overeind, waarschuwen mensenrechtenorganisaties, want die is strijdig met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn en het Kinderrechtenverdrag.
Dat lijkt op symboolpolitiek. Maar waar staat deze politiek dan symbool voor, en wat is in deze kwestie de verantwoordelijkheid van burgers?
“De coalitiepartners beweren dingen die aantoonbaar niet kloppen”, stelt politiek filosoof Ivana Ivkovic. “Zo zegt het kabinet dat een volledige asielstop onmogelijk is, omdat zoiets tegen Europese regels indruist. Schaamteloos, want een tijdelijke stop op gezinshereniging is natuurlijk evengoed tegen de regels. Premier Rutte geeft toe dat er fouten zijn gemaakt in het asielbeleid, maar hij neemt daar geen enkele verantwoordelijkheid voor en verbindt er geen politieke consequenties aan. Het lijkt alsof het beleid louter symbolisch is geworden, alsof dat nergens meer aan wordt getoetst en losgezongen is van de werkelijkheid.”
Ivkovic vervolgt: “Het is helemaal surrealistisch dat het akkoord nu als bezwering van de opvangcrisis wordt gepresenteerd. Er wordt nog steeds niet gesproken over structurele uitbreiding van opvangcapaciteit voor asielzoekers, óók niet door linkse partijen. Het gaat alleen maar over extra bedden als noodoplossing. De huidige opvangcrisis is geen ongelukkige uitzondering, en geen gevolg van fouten, maar de uitkomst van jaren structureel bezuinigingsbeleid. Dat beleid was een knieval van de middenpartijen naar de rechtse kiezer, die het liefste een totale migratiestop zou zien.”
“De vraag is inderdaad waarom die middenpartijen niet de verantwoordelijkheid nemen die bij hun kiezersmandaat past,” reageert Gert-Jan van der Heiden, hoogleraar metafysica aan de Radboud Universiteit. “Als zij óók die rechtse stem gaan vertolken, geloven ze dan nog wel in hun eigen verhaal? Coalitiepartners D66 en ChristenUnie zouden vanuit hun oorspronkelijke politieke overtuiging waarschijnlijk anders met vluchtelingen willen omgaan, maar ze bijten niet door.”
Volgens Van der Heiden is het opschorten van het recht op gezinshereniging symptomatisch voor een dieper liggend probleem. “In feite is het de zoveelste manier waarop we vluchtelingen een basaal recht ontzeggen. Waarom behandelen we mensen die hiernaartoe zijn gevlucht als een aparte categorie mensen? Waarom zetten we ze in kampen, en vinden we het normaal dat ze afgesneden worden van de samenleving waarin ze bescherming zoeken?”
Van der Heiden verwijst naar een terugkerend motief in het Oude Testament: wees goed voor de vreemdeling in je midden, want zelf stam je ook van vreemdelingen af. “Als je maar diep genoeg graaft in de geschiedenis stuit je altijd op migratiebewegingen van je voorouders. Wat onderscheidt ons dan van die ándere vreemdelingen dat we denken over hun lot te kunnen beslissen, dat wij als burgers van een natiestaat mogen selecteren welke burgers we naast ons dulden en welke niet? Als je geboren wordt bepaal je toch ook niet binnen welk gezin dat is, of naast welke buren je opgroeit?”
Ivkovic: “Het opvangakkoord is een voorbeeld van ontmoedigingsbeleid dat al zo’n twintig jaar wordt gevoerd. Denk ook aan minister Rita Verdonk, die in 2006 een vluchtelingenkamp in Kenia bezocht met de boodschap ‘home is home’. Los van het idee dat zo’n ontmoedigingsbeleid moreel verwerpelijk is, blijkt het ook nog eens ineffectief te zijn. Door dit soort negatieve signalen besluiten asielzoekers helemaal niet om in eigen land te blijven. Ze hebben nu eenmaal goede redenen om te vluchten, en aangezien alle andere routes zijn dichtgetimmerd blijven ze met gevaar voor eigen leven de Middellandse Zee oversteken. Natiestaten willen soeverein reguleren welke mensen hun grenzen oversteken en welke niet, maar ze stuiten daarbij op de grenzen van hun kunnen. En dat gaat ten koste van mensenlevens.”
Als de staat tekortschiet, waar begint dan de verantwoordelijkheid van burgers? “Begrijp me goed,” zegt Ivkovic, “het is prachtig als burgers initiatieven ontplooien voor betere asielopvang. Maar we vangen momenteel al veel te veel politieke tekorten op met de participatiemaatschappij: als de zorg wordt wegbezuinigd, moeten kinderen maar gaan mantelzorgen voor hun ouders; als de asielopvang wordt wegbezuinigd, moeten barmhartige Samaritanen blijkbaar vluchtelingen gaan opvangen op een zolderkamertje. Zo vergeten we dat asielzoekers mensen zijn die aanspraak kunnen maken op rechten, en ontstaat het beeld dat je asielzoekers moet helpen omdat ze zielig zijn. Door goede bedoelingen van burgers worden ze afhankelijk gemaakt van liefdadigheid.”
Van der Heiden: “Natuurlijk, liefdadigheid mag nooit politieke verantwoordelijkheid vervangen, maar liefdadigheid kan ook betekenen: mensen op een beschaafde manier verwelkomen in hun nieuwe omgeving. Daarmee maak je nieuwkomers helemaal niet kwetsbaarder, maar juist sterker. Volgens mij hebben Nederlandse burgers nu vooral de verantwoordelijkheid om te laten zien dat ze zich diep schamen voor de manier waarop we als rijk land met asielzoekers omgaan. Ik las dat minderjarige azc-bewoners in Ter Apel buiten op een stoel moesten slapen. Dit asielbeleid kleeft aan alle Nederlanders, het wordt namens ons allemaal uitgevoerd. Maar in plaats van de misstanden onder ogen te zien, wenden we uit schaamte liever onze blik af.”
Ivkovic: “Van hulpverleners weet ik dat vluchtelingen vaak mentaal breken door de uitzichtloosheid van hun asielprocedure. Ze leven in een kafkaëske situatie van legale willekeur: er zijn wel regels, maar die gelden niet; er is een wet, maar die betekent niets meer.”
Van der Heiden: “Hannah Arendt beschreef de Duitse vernietigingskampen uit de Tweede Wereldoorlog als een intensivering van de vluchtelingenkampen uit het interbellum. Zet mensen als aparte categorie in een kamp, en je normaliseert dat je die mensen anders – slechter – mag behandelen. De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben gaat nog een forse stap verder en noemt het kamp de onderliggende structuur van de moderne politiek. Daarmee bedoelt Agamben niet dat wij burgers allemaal in kampen leven. Hij zegt vooral: kijk om je heen, er was geen moment in de moderne geschiedenis dat er géén mensen in kampen zijn gestopt. Vanzelfsprekend zijn azc’s beschaafder dan vernietigingskampen, maar ze opereren met dezelfde onderliggende logica.”
Leidende tekst uit 1789
De Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger was in 1789 de leidende tekst van de Franse Revolutie. In dit document kreeg ieder mens bij geboorte onvervreemdbare rechten toegekend. Vele natiestaten – waaronder Nederland – namen de verklaring als leidraad voor hun grondwet.
Daar begon volgens Giorgio Agamben (1942, Rome) het probleem. Wanneer staten optreden als hoeders van mensenrechten, kunnen ze die rechten in de praktijk enkel als burgerrechten waarborgen. En dan worden die rechten dus exclusief toegekend aan mensen die binnen de grenzen van de natiestaat geboren zijn.
Maar hoe zit het dan met vluchtelingen? Zij kunnen zich niet volledig op het recht beroepen, omdat ze als het ware tussen twee natiestaten in zijn gevallen. Wél zijn ze onderworpen aan de wetten van de staat waar ze op dat moment verblijven.
Zo leven vluchtelingen op de drempel van de rechtsorde, beschrijft Agamben in zijn boek Homo sacer (1998): “Als de vluchtelingen (…) in de orde van de moderne natiestaat zo’n verontrustend element vormen, komt dit vooral doordat zij de directe band tussen mens en burger, tussen geboorte en nationaliteit verbreken en daarmee de oerfictie van de moderne soevereiniteit in een crisis brengen.”