Eerder gepubliceerd op 28 april in Trouw:
In het Filosofisch Elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Vandaag: de vrije wil zou een achterhaald concept zijn. Maar kunnen we wel zonder?
Filosoof Jurriën Hamer won dit weekend de Socratesbeker, een jaarlijkse prijs voor het beste filosofieboek, voor zijn debuut Waarom schurken pech hebben en helden geluk.
Volgens Hamer is de menselijke vrije wil een achterhaald concept. Mensen worden bestemd door hun genen, voorgeschiedenis en ervaringen. De rijken en machtigen der aarde mogen dus wel een toontje lager zingen, want zij hebben hun positie meer te danken aan geluk dan aan eigen prestaties. Tegelijkertijd verdienen criminelen mildheid, want ook zij hebben hun omstandigheden niet zelf ‘gewild’.
Heeft Hamer gelijk, kan de vrije wil bij het grofvuil? Of gooien we dan het kind met het badwater weg?
Bas Haring, filosoof en bijzonder hoogleraar publiek begrip van de wetenschap aan de Universiteit Leiden, vertelt: “In mijn studietijd ging ik ooit langs bij een vriend, en speelde ik een racespelletje op zijn computer. Tot mijn verrassing bleek ik er behoorlijk goed in te zijn, dus ik genoot er meer van dan ik had verwacht. Toen ik bij de finish kwam verscheen er in beeld: ‘demo over, start game now’. Bleek dat ik helemaal niet zelf aan het spelen was, dat deed de computer voor mij.”
“De vrije wil werkt ook zo. Je hebt de illusie van controle, maar als je de werking van hersencellen en DNA bestudeert, moet je concluderen dat onze vrije wil zeer beperkt is. Mensen handelen, en bedenken daar achteraf een motivatie bij. Toch is die kennis voor mij onvoldoende reden om de term ‘vrije wil’ af te schaffen, zoals Jurriën Hamer doet.”
“Vergelijk het met de random number generator van een computer. Je wéét dat een voorgeprogrammeerd algoritme die getallenreeksen produceert, waardoor het dus geen échte willekeur is. Toch is het handiger om alle informaticapraat achterwege te laten en het gewoon ‘willekeur’ te noemen. Zo beschouw ik de vrije wil ook. Als het pragmatisch is om de term te gebruiken, en er bestaat geen sterk alternatief voor, dan bestaat per definitie datgene waar de term naar verwijst.”
Gert-Jan van der Heiden, hoogleraar metafysica aan de Radboud Universiteit in Nijmegen: “Je kunt zeggen dat de vrije wil bestaat en voor ons een belangrijke referentie is, omdat hij nu eenmaal in onze denktraditie verschenen is. Opgroeien in een rijk milieu en daardoor succes hebben heeft weinig met die vrije wil te maken, dat is een hele nuchtere constatering van Jurriën Hamer die de meeste mensen wel zullen beamen. Maar dat betekent nog niet dat we deterministisch hoeven te denken. De mens bewoont volgens moderne filosofen zowel het rijk van de natuur, waarin hij door biologische omstandigheden is voorbestemd, als het rijk van de vrijheid, waarin hij keuzemogelijkheden heeft. Daarom is de vrije wil ook altijd zo’n verwarrend begrip geweest.”
“Kerkvader Augustinus beschrijft de vrije wil van het individu als in zichzelf verdeeld: ik wil gehoorzamen aan God, maar ik wil ook zondigen. In de klassieke voorstelling ziet de rede in wat de goede keuze is, en beveelt de wil vervolgens om deze keuze te volgen. De vrije wil is daarmee in de eerste plaats een machtsuitoefening. Als je die wil aan vrijheid verbindt, krijg je het idee van een soeverein die heer en meester is over zichzelf. Als je die verinnerlijkte opvatting van vrije wil vervolgens doortrekt naar de samenleving, wordt die het toneel van een soort permanente machtsstrijd van conflicterende willen.”
Haring: “Mensen hebben de vrije wil voortdurend nodig, zelfs als ze over de simpelste dingen praten. Wanneer iemand bijvoorbeeld vraagt waarom ik een ijsje heb gekocht, kan ik antwoorden: ik wílde een ijsje. De ander kan dan tegenwerpen: jíj wilde dat niet, je bent zo gedetermineerd. Je vertoont aangeleerd gedrag, je lichaam heeft gewoon een suikertekort. Als mens ben ik in zekere zin een machine, waar soms suiker in moet, maar ik heb er niets aan om mezelf in die termen te beschrijven. Er bestaat geen alternatieve term voor vrije wil die recht doet aan de nieuwste wetenschappelijke inzichten, en die ook nog een compacte, praktische manier biedt om over de realiteit te praten.”
Van der Heiden: “Ik betwijfel of het willen van een ijsje iets met vrije wil te maken heeft. Dat is het ingewikkelde. Kijk, je wílt een ijsje, maar die wil kan overstemd worden door een andere wil, zoals de wil om gezonder te leven. Dat innerlijke wilsconflict is een machtsstrijd, en daarmee op zich nog geen vorm van vrijheid. Vrijheid zit dus niet in ons willen, het voltrekt zich pas in de handeling.”
Kan ons rechtssysteem wel zonder het idee van de vrije wil? Als mensen die een misdaad hebben gepleegd, daartoe gedetermineerd zijn, kunnen we ze dan wel verantwoordelijk houden? Van der Heiden: “We straffen misdadigers niet alleen omdat ze intrinsiek slecht zijn, maar ook omdat hun daden impact hebben op andere levens. In de publieke sfeer staat immers niet de sturing van mijn soevereine wil centraal, maar ook de manier waarop mijn daden de levens van anderen beïnvloeden, en vice versa.”
Haring: “Bij het straffen van misdadigers lijkt vrije wil mij ook geen relevante factor. Van oorsprong stoppen we mensen niet in de gevangenis omdat ze uit vrije wil iets hebben misdaan, maar om te voorkomen dat ze het nog een keer doen. Als een hond bijt stop je hem in een hok, precies om diezelfde reden. Het doet er niet toe of die hond over een vrije wil beschikt of niet, je houdt nog altijd een prima argument over om te straffen.”
Van der Heiden: “Maar daarmee blijf je wel vastzitten in de logica van de machtsstrijd, en van het pure willen, het bevelen en beheersen. De bijtende hond oefent macht uit. Het baasje oefent vervolgens tegenmacht uit door de hond op te kooien. Zo werkt het ook vaak in ons rechtssysteem. Hannah Arendt wijst erop dat zo’n machtsstrijd ten koste gaat van de vrijheid, omdat je daarmee veel andere mogelijke reacties uitsluit, zoals de mogelijkheid om voor vergeving te kiezen. Wil en vrijheid bestaan, denk ik, maar ik vraag me af waarom die twee begrippen zo aan elkaar vast zouden moeten zitten. Misschien kunnen we ze voortaan maar beter los van elkaar gebruiken.”