Op donderdag 7 februari gepubliceerd in Trouw:
Geur wordt zelden nog beschouwd als bron van kennis. Wij vertrouwen op onze ogen en oren. Maar in bijbelse tijden was geur een belangrijk communicatiemiddel, zegt kunsthistorica Caro Verbeek. ‘In veel bijbelverhalen spelen geuren een essentiële rol.’
Interview
Maurice van Turnhout
Een geur kun je niet via e-mail versturen. Dat maakt geur niet waardeloos, maar juist speciaal, meent kunsthistorica Caro Verbeek. ‘In onze gedigitaliseerde cultuur worden we overspoeld met beelden en geluiden die met één druk op de knop te kopiëren zijn. We kunnen Picasso’s ‘Guernica’ thuis op de computer bekijken, en op Facebook bladeren we vluchtig door elkaars fotoalbums. Dat doet afbraak aan de unieke ervaring van het authentieke. Een geur kun je alleen ter plekke ruiken. Geur biedt een unieke en intieme ervaring die de huidige technologie vooralsnog niet kan vervangen.’
Volgens Verbeek is het tijd voor een herwaardering van de reuk. Geur komt er in het Westen namelijk maar bekaaid vanaf, zegt ze. Al in de oudheid deelde Aristoteles reuk in bij de ‘lagere zintuigen’. ‘Zicht stond op de eerste plaats, met gehoor op nummer twee, en reuk, tast en smaak op een inwisselbare derde, vierde en vijfde plaats. Toch gold geur tot in de middeleeuwen als een belangrijk onderdeel van het geloof. Niet voor niets werd er in de katholieke kerk wierook gebruikt om een gebed te laten opstijgen. Die wierook voegde echt iets toe. Enkel een gesproken gebed was minder effectief, was de overtuiging. De twaalfde-eeuwse Duitse mystica Hildegard van Bingen zag geur zelfs als het geschiktste communicatiemiddel met God: geur stijgt op en is net als God onzichtbaar. Bovendien gaat geur voorbij aan het intellect, en het heeft een directe werking. In de achttiende eeuw zijn we om die laatste reden juist opgehouden met het toekennen van betekenis aan geuren . Filosofen als Kant en Hegel banden de lagere zintuigen uit de leer van de esthetiek. Reuk, tast en smaak hebben volgens hen geen betekenis omdat ze geen contemplatie toelaten, omdat ze te direct en te primitief zijn. Alleen Edmund Burke bleef zich met geur bezighouden. Hij veronderstelde dat je met geuren soortgelijke ervaringen kon oproepen als met beelden. Volgens Burke kon je met stank het sublieme opwekken, een gevoel van ontzag door het besef veilig te zijn in de nabijheid van het afgrijselijke.’
Pas twintig jaar geleden begonnen kunsthistorici en andere wetenschappers aan een herontdekking van geur. ‘Die interesse voor geur kwam in eerste instantie vanuit de antropologie, omdat andere culturen vaak niet zo visueel georiënteerd zijn als de onze. In India is de hiërarchie van de zintuigen bijvoorbeeld het spiegelbeeld van de indeling die wij kennen. De smaak is daar het belangrijkste zintuig om kennis tot je te nemen. Dat wat je proeft, laat je immers tot in je binnenste van je lichaam doordringen.’
Verbeek praat niet alleen over het belang van geuren, ze laat dat ook zien – of liever ruiken – tijdens een lezing die ze geeft over geur in bijbelverhalen. ‘In veel bijbelverhalen spelen geuren een essentiële rol. We zijn gewend om deze verhalen visueel gerepresenteerd te krijgen, bijvoorbeeld als schilderij. Maar de geur van wierook is geen interpretatie, die is precies hetzelfde als tweeduizend jaar geleden.’
Tijdens Verbeeks lezing moeten bezoekers meer dan alleen hun oren en ogen inspannen. Terwijl Verbeek afbeeldingen van bijbelse situaties laat zien, verspreidt ze tegelijkertijd de geuren die daarbij horen. Ze wordt bijgestaan door Scentman (echte naam Jorg Hempenius), een ‘aromajockey’ die geuren mengt zoals een discjockey muziek mixt. Scentman warmt aromatische stoffen op in pannen, en de geurige stoom die hierbij ontstaat wordt met een ventilator richting publiek blazen.
Een van de door Verbeek gebruikte bijbelverhalen is ‘De zalving te Bethanië’, zoals opgetekend in het evangelie naar Johannes: ‘Maria nam een kruikje kostbare, zuivere nardusolie, zalfde de voeten van Jezus en droogde ze af met haar haar’. Als Verbeek dit verhaal vertelt, laat ze de nardusolie ruiken. Een aardse, kruidige geur, die doet denken aan valeriaan. Tegelijk toont ze een schilderij van Jan van Scorel. Deze schildering toont een bekend motief uit de kunstgeschiedenis, een zittende Maria Magdalena met een kruik. ‘In feite gaat het verhaal over Maria van Bethanië, maar zij is later door kunstenaars geassocieerd met Maria Magdalena. Het is heel veelzeggend dat Maria Jezus’ voeten zalft, omdat je dat alleen bij de doden doet. Maria was de enige die wist dat Jezus na een week zou sterven. De speciale band tussen Jezus en Maria wordt uitgedrukt in de geur van de nardusolie, ook omdat die geur alleen bestemd was voor hooggeplaatste figuren als koningen en priesters. Zo’n kruik kostte ongeveer een jaarinkomen, omdat de nardus alleen in de Himalaya groeit en omdat de olie met stoomdestillatie uit de wortels moest worden gehaald. Dat duidt dus ook op de bijzondere status van Jezus.’
Deze status speelt eveneens een rol bij het schilderij ‘De aanbidding der koningen’ van de vijftiende-eeuwse Haarlemse schilder Geertgen tot Sint Jans. Volgens de evangeliën kwamen bij Jezus’ geboorte drie koningen uit het Oosten naar Jezus’ kribbe om hem te eren met goud, wierook en mirre. ‘Die laatste twee geschenken waren geuren, en ze waren net als de nardusolie bedoeld voor hooggeplaatste personen. ‘Christus’ betekent ‘gezalfd’. Een kroning bestond in die tijd uit een zalving, zodat God iemand met status aan zijn geur kon herkennen. In een geschrift uit de zesde eeuw is bovendien een profetische waarde toegekend aan de wierook en de mirre. Wierook is heel zoet, dat verwees naar de heiligheid van Jezus, en mirre is heel bitter, dat wees vooruit naar zijn lijden. De geur was dus niet alleen iets wat vies of lekker werd gevonden, in de aromatische kwaliteit had hij een betekenis. Dat zijn we in onze tijd helaas verloren, om geuren als betekenisdragers te zien.’
Toch blijft het ingewikkeld om over geur te praten en te denken, erkent Verbeek. ‘Je kunt duizend keer gelezen hebben dat zwavel bij de duivel hoort, maar als je een lucifer afstrijkt, denk je daar niet aan. Het verband tussen beeld en taal is heel direct, maar bij geur maak je die koppeling niet automatisch. Je kunt je een geur moeilijk voorstellen, omdat die in je primitieve brein zit. Al denk je nog zo hard aan een geur, je kunt hem niet actief oproepen. Pas als je zwavel ruikt en je daarbij een verhaal over de duivel vertelt, zal je de volgende keer als je zwavel ruikt ook aan dat verhaal denken. Tijdens een lezing wil ik nieuwe geurherinneringen creëren. Zodat je op elk moment van de dag ineens onverwacht geconfronteerd kan worden met een bijbelverhaal. Zelf heb ik dat ook vaak. Laatst was ik in Vlissingen om een lezing te geven. Ik stapte uit de trein en ik rook het zoute zeewater. Toen dacht ik meteen aan Jona en de walvis.’
Hoi Maurice,
Wat een fijn artikel, juist nu ik aan het schrijven ben over de zintuigen. Ik heb daar een aantal leuke verhalen over, maar deze zou zo bij het artikel kunnen. Ik was op een opgraving in Egypte bij een derde eeuws kerkje. Ze hadden de plek links in de hoek bij het altaar blootgelegd, daar waar de paaskaars altijd stond. Er lag een berg bijenwas met een doorsnede van minstens vijftig centimeter. Als je je neus erbij hield kon je nog altijd de wierook/nageltjes ruiken die altijd in die kaars werden gestoken. Inderdaad die geur is precies dezelfde als vandaag de dag. Ik moest ervan huilen. Zo heftig, om zo direct verbonden te zijn met het verleden. Geur, daar zit niks tussen…
liefs,
Vera
Ha Vera, wat een mooi verhaal! Wat ben je aan het schrijven nu?