Eerder gepubliceerd op 14 april in Trouw:
In wat wel onze prestatiemaatschappij heet komen zelfs mislukkingen ten dienste te staan van succes. Is er dan nog wel ruimte voor écht falen?
Falen zegt niets over je eigenwaarde, zei sprinter Tasa Jiya vorige week in een interview met Trouw. Sinds ze moeder is, is ze milder voor zichzelf geworden. De strenge stem in haar hoofd die veel topsporters volgens haar horen, hoort ze niet meer zo luid. “Falen is nodig voor succes”, leert Jiya haar dochtertje, als die gefrustreerd raakt bij het maken van een legpuzzel.
Een waarheid als een koe? Of bestaan er ook andere manieren om naar falen en succes te kijken? “Natuurlijk is het logisch dat een topsporter in zulke termen over succes denkt”, zegt filosoof en schrijver Désanne van Brederode. “En ik twijfel ook geen seconde aan Jiya’s goede bedoelingen als ze haar dochtertje zoiets leert. Welke ouder wil zijn of haar kinderen nu zien falen?”
Toch kan deze boodschap onbedoeld juist faalangst creëren, vreest Van Brederode. “Want als falen wordt gereduceerd tot noodzakelijke voorwaarde voor succes, mogen de pijnlijke ervaringen van het leven geen op zichzelf staande betekenis hebben.”
“Het zou beter zijn als onmacht, radeloosheid en frustratie ook onderdeel van onze levens mogen zijn, en dat ze niet slechts achteraf worden gewaardeerd als bouwstenen voor een mooie prestatie. Want hoe leg je dat uit aan mensen die voortdurend falen, mensen bij wie de nieuwe liefde, de nieuwe baan, de mooie kans altijd door overmacht uit hun handen wordt geslagen? Een dergelijk lijden kan je toch moeilijk afschilderen als een blessing in disguise.”
Thijs Lijster, universitair docent kunst- en cultuurfilosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen, moet denken aan een citaat van Samuel Beckett: ‘Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail again. Fail better.’
Lijster: “Dat citaat kom je dikwijls tegen in het New Age-hoekje van inspirerende quotes, maar ook bij de tech-ontwikkelaars van Silicon Valley. Altijd doorzetten, ruimte innemen om te experimenteren en daarbij op je bek te gaan, maar dat alles om uiteindelijk te slagen, die moraal zit erin. Maar de grap is: dat citaat is enorm uit zijn verband gerukt. Als je de rest van de tekst leest heeft Beckett het helemaal niet over succes dat voortkomt uit falen, maar juist over definitief opgeven en omarmen van de mislukking. En dat rijmt niet met de opvatting van falen als bouwsteen voor succes, waarbij falen als het ware instrumenteel wordt gemaakt.”
Volgens Lijster is dit instrumentele faalbegrip wijd verbreid in een samenleving waar steeds meer domeinen van het leven competitief zijn geworden. “Volgens historicus Johan Huizinga begonnen alle culturele domeinen ooit als spel – theater, religie, rechtspraak, mode, filosofie, noem maar op. Later kreeg Huizinga kritiek van de Franse socioloog Roger Caillois, die vond dat Huizinga het spel te veel in termen van competitie definieerde.”
“Surrealist Caillois zocht naar spelvormen die zich aan competitie en regels onttrokken, zoals de vrijheid en spontaniteit van het kinderspel, of het kansspel. Voor zulke spelvormen bestaat weinig ruimte in een kapitalistische maatschappij, waar alles draait om arbeidsproductiviteit en waar succes op een nauwe manier wordt gedefinieerd, vaak in termen van financieel gewin. Maar succes en falen kunnen ook een kwestie zijn van dom geluk of domme pech.”
Van Brederode: “In het boek The Hero With a Thousand Faces legt literatuurwetenschapper Joseph Campbell de onderliggende structuur van mythen en sagen bloot. Campbell stelt vast dat al die verhalen zich aan hetzelfde archetypische sjabloon houden, de monomythe: elk falen is een beproeving waar de held van leert, zodat hij uiteindelijk zijn queeste kan volbrengen.”
“Mensen dwepen al decennia met dat boek. Maar volgens mij moeten we ervoor waken om onze eigen levens ook in termen van die monomythe te beschrijven.”
Lijster: “Als alternatief voor dat Campbell-sjabloon is er de structuur van de klassieke Griekse tragedie, waarin het einde allesbehalve een heroïsche overwinning biedt. Oedipus steekt zijn eigen ogen uit en verliest zijn koninkrijk, om een voorbeeld te geven. Zijn falen levert geen succes op, het is eerder andersom – door zijn succes ontwikkelt hij hybris, hoogmoed, en dat is de opmaat naar zijn falen. Zulke verhalen bevatten een morele les: krijg het niet te hoog in je bol, want dan kom je ten val.”
Van Brederode: “Volgens mij is de hamvraag: ben jij als mens tevreden met je leven? Er kan in je leven een hoop ‘mislukt’ zijn, je kan bijvoorbeeld geen geld hebben om het grote huis te kopen waar je altijd van droomde, maar dat hoef je niet per se als falen te benoemen. Zoiets is alleen problematisch als je een bepaald beeld koestert van hoe een succesvol leven eruit zou moeten zien. Je kan ervoor kiezen om dat beeld los te laten. Je bent dan niet per se tevreden op een gelaten manier, maar juist op een actieve, hartstochtelijke wijze: misschien is het leven niet helemaal geworden zoals je het je als twintiger voorstelde, maar met inbegrip van alle pijn en rafelrandjes kan je er wél vrede mee hebben.”
Van Brederode haakt aan bij de negentiende-eeuwse Deense filosoof Kierkegaard, die drie fasen in het leven van een mens onderscheidde: “In het esthetische stadium zoek je de ervaringen op waardoor jouw leven als een kunstwerk overkomt op anderen, maar je voelt ook de diepe vertwijfeling dat je sterfelijk bent en je schiet nog allerlei kanten op. Door mogelijkheden uit te sluiten en vrede te hebben met de mogelijkheden waar je wél ‘ja’ tegen zegt, bereik je het ethische stadium.”
“Het laatste, religieuze stadium is volgens Kierkegaard uitdrukkelijk niet maakbaar. Het mooie is, zijn stadialeer is geen stappenprogramma, de stadia volgen elkaar niet lineair op. Wanneer ik bijvoorbeeld vanuit de toewijding van het ethische stadium een huwelijk aanga, en er breken moeilijke tijden aan, dan kan ik nog steeds iets van de estheticus in mezelf herkennen, en val ik misschien weer terug in vertwijfeling.”
Bij Lijster spookt weleens een verhaal door zijn hoofd over de dertiende-eeuwse Italiaanse filosoof en theoloog Thomas van Aquino. Vlak voor zijn dood kreeg Thomas een visioen van Christus. Wat hij precies heeft gezien weten we niet, omdat hij er niet over geschreven heeft. Zo’n diepe, mystieke ervaring was het, dat hij stopte met schrijven. Want, zo zei hij: ‘Alles is stro in vergelijking met wat ik gezien heb’. Lijster: “En dat terwijl Thomas als een van de grootste kerkvaders wordt beschouwd, iemand die een enorm geleerd oeuvre op zijn naam had gezet.”
“Ik vind dat verhaal even aandoenlijk als verontrustend. Je werkt elke dag hard om uit te blinken, maar aan het einde van je leven, vanuit de blik van de eeuwigheid, kunnen al die successen je plotsklaps betekenisloos toeschijnen. Misschien is het wel gezond om af en toe de oude Thomas van Aquino op je schouder te dragen, die je influistert dat alles stro is. Het relativeert je wereldse successen een beetje. En ook je falen trouwens.”
Succes of persoonlijke groei?
Pijn en vreugde zijn zo sterk met elkaar verbonden, dat je het ene niet kan waarderen zonder exact dezelfde hoeveelheid van het andere te kennen, filosofeerde Friedrich Nietzsche (1844-1900). De provocateur Nietzsche wenste zijn vrienden zoveel mogelijk falen en ellende toe, omdat je als mens slechts persoonlijke groei kan doormaken door confrontaties met het noodlot.
‘In de interval tussen aanvankelijk falen en daaropvolgend succes (…) wachten pijn, onzekerheid, jaloezie en vernedering’, zo interpreteerde Alain de Botton, oprichter van The School of Life, deze gedachtegang van Nietzsche. Over die uitleg valt te twisten: Nietzsche sprak over persoonlijke groei, niet per se over succes. Het is de vraag in hoeverre die twee aan elkaar verwant zijn.
In het Filosofisch Elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Lees hier eerdere afleveringen terug