Eerder gepubliceerd op 12 mei in Trouw:
In het Filosofisch elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Vandaag: zet artificiële intelligentie het Verlichtingsideaal van een kenbare wereld op losse schroeven?
Eerder dit jaar ging het beeld viraal op internetfora: een foto van paus Franciscus in een patserige pufferjas, gegenereerd met artificiële intelligentie. Een onschuldig grapje? Met dezelfde beeldengenerator werden ook realistisch ogende foto’s gefabriceerd van de arrestatie van Donald Trump, waarop het leek alsof hij in de boeien werd geslagen, een gebeurtenis die nooit plaatsvond. Zo’n nepbeeld lijkt al een stuk minder onschuldig. Potentieel opruiend zelfs.
Deskundigen waarschuwen voor een vloedgolf van steeds overtuigender nepbeelden, die door artificiële intelligentie op zo’n duizelingwekkend tempo worden geproduceerd dat factcheckers het nakijken hebben. Een ware ‘infocalyps’, voorspelt ICT-expert Aviv Ovadya.
De filosofen van de Verlichting beloofden ons een kenbare wereld, een wereld die je kon lezen als een encyclopedie. Ondergraaft artificiële intelligentie deze belofte? Staat dat ideaal nu definitief op de helling door een doolhof aan drogbeelden?
“Immanuel Kant was eind achttiende eeuw al sceptisch over die Verlichtingsbelofte”, zegt Elize de Mul, filosoof en postdoc-onderzoeker aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. “Hij stelde dat onze zintuigen zich niet naar de wereld plooien, maar eerder andersom: de wereld plooit zich naar onze zintuigen. En hoe kunnen we objectieve kennis over de wereld verkrijgen, als we zo vastzitten aan ons menselijke perspectief?”
In de eeuwen daarna leerden we bovendien dat onze ervaring ook nog eens wordt gevormd door de media die we gebruiken, legt De Mul uit. “Media in de breedste zin van het woord, daar kun je ook nieuwe technologieën onder verstaan. De Canadese filosoof Marshall McLuhan schreef dat de media die we hanteren nooit neutraal zijn, elk nieuw medium verandert immers iets aan de manier waarop we de wereld begrijpen en hoe we ons tot de wereld en onszelf verhouden.”
“TomTom (ontwikkelaar van navigatiesystemen, red.) is een goed voorbeeld van zo’n medium”, zegt Gert-Jan van der Heiden, hoogleraar metafysica aan de Radboud Universiteit. “Het zorgt voor een andere oriëntatie in de wereld. Zo’n medium heeft ook het neveneffect van een ‘amputatie’, een andere term van Marshall McLuhan: om onze omgeving te kennen vertrouwden we ooit op onze zintuigen, maar de techniek heeft die als het ware geamputeerd, want nu zijn we gericht op een schermpje dat enkel een representatie van onze omgeving biedt.”
“Artificiële intelligentie is eveneens een medium dat onze verhouding tot de wereld ingrijpend verandert”, vervolgt Van der Heiden. “In zekere zin is het een voortzetting van het Verlichtingsproject, waarin de wereld als kenbaar wordt voorgesteld. De veronderstelling is dat artificiële intelligentie de menselijke intelligentie op basis van berekeningen zo goed in kaart kan brengen, dat het die ook kan nabootsen en automatiseren. Met zo’n medium zouden wij mensen dus in theorie onze grip op de wereld moeten verstevigen. Maar hoe pakt dat uit in de sociaalpolitieke praktijk, wat is hier de amputatie?”
Juist omdat artificiële intelligentie zich zo razendsnel ontwikkelt, kan het een instrument worden waarmee mensen elkaar misleiden, vreest Van der Heiden. “En de vraag is: zijn wij in staat om die misleidingen tijdig te doorzien? Kunnen we nog onderscheid maken tussen beelden die betrouwbaar zijn, omdat ze zinvol zijn of kennis opleveren, en beelden die onbetrouwbaar zijn, omdat ze de wereld vertekenen?”
De Mul: “Dat gevaar van misleiding heeft niet alleen met artificiële intelligentie te maken. Sinds de opkomst van internet is onze verhouding tot beeld sowieso al veranderd. Beelden zijn veel makkelijker reproduceerbaar geworden. Enerzijds heeft dat een creatieve dimensie: op internet wordt de complete cultuur een soort digitale oersoep van beeld en geluid, en door te combineren kom je telkens tot nieuwe, Frankenstein-achtige creaties. Artificiële intelligentie maakt het nog eenvoudiger om zulke fantasieën te verbeelden: je hoeft maar een grapje in je hoofd te hebben en met een prompt en een click tover je daar een beeld van tevoorschijn, zoals de paus in een pufferjas.
“Zulke gegenereerde content lijkt steeds meer hyperreëel, zoals filosoof Jean Baudrillard zou zeggen. Dat heeft ook zorgelijke en verwarrende kanten. Neem bijvoorbeeld deepfake-wraakporno, nep-video’s waarin iemands gezicht op het lijf van een porno-acteur- of actrice is geshopt. Slachtoffers kunnen heel goed zien dat zij niet écht zelf in die video zitten, maar ze ervaren het evengoed als een aanranding.”
Toch ziet De Mul niet enkel aanleiding voor alarmisme. “De ontwikkeling gaat razendsnel, maar op platforms als Instagram en TikTok zie je bij gebruikers ook een toenemende scepsis over beelden. Mensen worden er steeds alerter op dat een beeld misschien wel door artificiële intelligentie gefabriceerd is. En op de chatfunctie van de Kindertelefoon stellen kinderen aan medewerkers vaak de vraag: ben jij een chatbot? Blijkbaar zit die gezonde scepsis er dus al heel vroeg in.”
Van der Heiden: “Altijd als er een nieuwe technologie opkomt vergt het tijd om ‘volwassen gebruiker’ van die technologie te worden, zoals de techniekfilosoof Bernard Stiegler dat noemt. Blijkbaar zijn die kinderen op de chat van de Kindertelefoon daar al ver mee. Maar wat betekent het in de praktijk als wij mensen ‘volwassen gebruikers’ van artificiële intelligentie worden? Misschien resulteert dat in een algemeen wantrouwen ten opzichte van élke waarheidsaanspraak, omdat we geen enkel beeld meer voor waar durven aan te nemen. En dat is desastreus, want als we het niet meer eens kunnen worden over wat echt is en wat niet, wordt de gedeelde bodem onder onze samenlevingen weggeslagen.”
De Mul: “De angst voor zo’n infocalyps gaat vooral uit van de manier waarop we nú met beelden omgaan, en de waarde die we nú aan beelden toekennen. Onder invloed van artificiële intelligentie kan de manier waarop we naar de wereld en onszelf kijken echter sterk veranderen. Misschien faciliteert artificiële intelligentie voor ons straks wel een soort parallelle fantasiewereld die we met heel andere ogen bekijken dan de echte wereld, en waaraan we dus ook geen waarheidsclaims meer ontlenen.”
“Met andere woorden: we denken nu dat artificiële intelligentie gevaarlijk is omdat we op dit moment nog veel waarde toekennen aan het beeld als waarheidsmedium. Maar juist die waarden kunnen gaan schuiven met de introductie van een nieuw medium. Misschien verhouden mensen zich over twee generaties wel heel anders tot ‘realistische’ digitale beelden. Als je de film Avatar in de bioscoop ziet, waan je je toch ook niet echt op de planeet Pandora?”
Van der Heiden: “Neemt niet weg dat het beeld een buitengewoon krachtig waarheidsmedium blijft. In de Metafysica zegt Aristoteles dat de mens er van nature naar verlangt om de werkelijkheid te leren kennen, en van alle zintuigen is het oog de beste leermeester. Het beeld is, als verlengstuk van ons oog, de enige manier waarop we iets te weten kunnen komen over wat er elders in de wereld gebeurt.
“Als je onder invloed van artificiële intelligentie het beeld niet langer als waarheidsmedium ziet, moet je je enorm disciplineren in wantrouwen. En door elk beeld bij voorbaat te wantrouwen maak je je wereld kleiner. Want dan vertrouw je ook de journaalbeelden niet meer van wat er aan de andere kant van de wereld gebeurt.”
De encyclopedie, ideaal van de kenbare wereld
Het werd wel de ‘oorlogsmachine’ van de Franse Verlichtings-filosofen genoemd: de Encyclopedie of beargumenteerd woordenboek van de wetenschappen, kunsten en beroepen, die onder redactie stond van Denis Diderot (1713-1784) en Jean le Rond d’Alembert (1717-1783).
72.000 lemma’s bevatte het 26-delige naslagwerk, waarvan Diderot er ongeveer 6000 hoogstpersoonlijk voor zijn rekening nam. Ook beroemde filosofen als Voltaire, Rousseau en Montesquieu droegen bij aan dit monsterproject.
De ambities waren hooggestemd: in de Encyclopedie moest alle verzamelde kennis van de wereld bijeen worden gebracht, kennis die nu praktisch aan volgende generaties kon worden doorgegeven. En dankzij de Encyclopedie zouden die volgende generaties alleen maar redelijker en verstandiger worden.