Eerder gepubliceerd op woensdag 18 maart in Trouw:
Wanneer is een partij-ideologie niet meer de jouwe? Slot van een drieluik: omdat hij sociaaldemocraat is, voelt Jan Pronk zich niet thuis bij de PvdA.
In 2013 verliet Jan Pronk de PvdA, een partij waar hij negenenveertig jaar lid van was geweest en waarvoor hij in vier kabinetten had gediend.
Pronk: “De laatste jaren ben ik eigenlijk alleen maar linkser geworden. Daarmee vervreemd ik me van de beweging die geen beweging meer is. Als ik vroeger kritiek had op het partijbeleid, dacht ik: ‘Ik kan altijd binnen de partij voor verandering knokken’. Maar zodra de partij haar waarden en beginselen verloochent, trek ik de grens. Ik ben en blijf sociaaldemocraat, juist daarom voel ik mij niet langer thuis bij de PvdA.”
De grens werd bij Pronk bereikt door het regeerakkoord dat de PvdA met de VVD sloot. “Er is bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking, de PvdA ging aanvankelijk akkoord met de strafbaarstelling van illegaal verblijf in Nederland. Dat is in strijd met de ethiek van de sociaaldemocratische beweging. Je dient solidair te zijn met de hele groep, niet alleen met je eigen clubje. Dat geluid kon ik jarenlang uitdragen binnen de PvdA, als een gemeenschappelijk erfgoed van sociaaldemocraten. Nu beschouwt men dat als een geluid uit het verleden.”
Zat Pronk dan altijd zo scherp op de ideologie? Twee premiers waar hij onder diende spraken elkaar in dat opzicht tegen: Joop den Uyl vond dat Pronk te snel compromissen sloot, Wim Kok noemde hem ‘minister van het nationale geweten’.
“Kok bedoelde dat niet positief,” verduidelijkt Pronk. “Het was nooit mijn bedoeling om het nationale geweten te zijn. Ik was wel vaak lastig. Aan elk debat deed ik mee. Als je praat over milieubeleid, moet je ook mee kunnen praten over economische zaken, verkeer en waterstaat, financiën. Die zaken zijn niet van elkaar te scheiden. Ik ben geen scherpslijper, maar ik probeer wel politieke keuzes te herleiden tot uitgangspunten.”
En die uitgangspunten zijn onveranderlijk? “Een beginsel staat vast. Bijvoorbeeld: alle mensen hebben gelijke rechten. Iemand die in Sierra Leone wordt geboren heeft net zoveel recht op een goed en zinvol bestaan als iemand die in Den Haag wordt geboren. Dat is na 1945 in bindende afspraken vastgelegd, met de verklaring voor de rechten van de mens. Traditioneel gezien is internationale solidariteit een sociaaldemocratisch beginsel. Vanuit internationale solidariteit mag je principieel niet je grenzen sluiten voor vluchtelingen. Daarin is wel een compromis mogelijk, want het beleid moet immers ook georganiseerd en uitgevoerd worden. Maar de manier waarop je het organiseert en uitvoert kan niet resulteren in het tegenovergestelde van de grondgedachte. Geen mens is illegaal op aarde.”
Volgens Pronk blijkt ideologie ook uit de organisatie van een partij. “De PvdA kan het sociaaldemocratische uitgangspunt nu niet vormgeven, omdat het apparaat is verbureaucratiseerd. In het verleden was een congresbesluit het resultaat van een brede, open discussie door alle lagen van de beweging heen. Nu is het topdown. Bestuurders praten alleen nog maar met bestuurders. Dat heeft ook te maken met meritocratie in de politiek. Partijen worden in toenemende mate geleid door mensen die zeggen: ‘Wij hebben gelijk, anders hadden we hier niet gezeten’. En dat schept een afstand tot leden en kiezers. Zelf wilde ik politiek bedrijven vanuit dialoog en twijfel.”
Is een politieke partij, die altijd op zoek moet naar het compromis, wel de meest geschikte hoeder van een ideologie? “Politieke partijen zijn niet zaligmakend. Ik heb de waarde leren inzien van het maatschappelijk middenveld. Van vakbewegingen, kerken en maatschappelijke organisaties, die een organiserende functie hebben. Als je met z’n allen naar een plein toegaat, zonder structuur, dan gaat het mis – ook al heb je nog zo’n gelijk. Dergelijke organisaties moeten wel democratisch zijn.”
Pronk pleit voor een meer experimentele aanpak om de democratie binnen partij en samenleving te herijken. Zo is hij gecharmeerd van de ideeën van de Belgische historicus David Van Reybrouck, die in zijn boek ‘Tegen verkiezingen’ nadenkt over een lotingssysteem naast het traditionele kiesstelsel. “De structuur moet voortdurend worden hervormd, en dan is het raadzaam om out of the box te denken. Zolang de hervorming maar op een behoedzame en democratische manier gebeurt.”