Deze maand heb ik ‘Indian Film Freaks’ geredigeerd, het blog van het Indian Film Festival The Hague. Hierbij mijn eigen bijdrage aan het blog, een terugblik op het festival:
Zonder te kijken springt Parshya (Akash Thosar) over de rand van een metersdiepe put, waar Archi (Rinku Rajguru) met haar vriendinnen aan het zwemmen is. Hij trekt zijn benen in en geeft zich over aan de zwaartekracht. Oftewel: aan de liefde. In slow motion nadert hij het wateroppervlak. Zijn blik kruist die van Archi. Nog vóór Parshya de waterspiegel raakt is de liefde tussen de twee tieners opgelaaid.
Parshya en Archi zijn het heldenpaar uit Sairat (Wild) van Nagraj Manjule, de openingsfilm van het Indian Film Festival The Hague. Doel van dit festival is het etaleren van onafhankelijk geproduceerde films uit India, en laten zien dat de Indiase film méér is dan alleen dansende vrouwen in sari’s en huilende mannen in leren jassen – clichébeelden die ook voor mij als niet-ingewijde overheersen.
En toch: uit het festivalaanbod blijkt dat Bollywood-films zo dominant zijn in de Indiase nationale verbeelding, dat ook de independent-films zich daar op één of andere manier toe moeten verhouden.
Drama op melodie
Zo zou de romance van Parshya en Archi niet misstaan in een opzwepend Bollywood-melodrama. Parshya vergelijkt zijn Archi meermaals met een filmheldin, en hun zonsondergangen lijken net iets dieper rood getint dan de zonsondergangen die anderen te zien krijgen. In vrolijke liedjes wordt de liefde van de jonge hoofdpersonen vergeleken met een vlaag van verstandsverbijstering.
‘Het melodrama heeft niets met valse tranen te maken,’ zei schrijver Anil Ramdas over de door hem zo geliefde Bollywood-cinema, ‘het is drama op melodie. En in dat melodrama worden altijd twee grootheden, zoals romantische liefde en familietrouw, uitvergroot en tegenover elkaar geplaatst.’
In Sairat is dat ook zo. De liefde is verboden. Parshya mag dan een lokale cricketheld zijn, hij staat op één van de laagste sporten van het kastenstelsel. En Archi mag dan nog zo rebelleren tegen het verstikkende patriarchaat, haar familie verwacht van haar dat ze uiteindelijk als een braaf dametje zal huwen met een lid van haar eigen, hoge kaste. Een schending van het kastenstelsel, officieel verboden maar in plattelandsregio’s nog springlevend, betekent een vloek voor de familie. Vanuit dat perspectief is romantische liefde inderdaad een vorm van verstandsverbijstering: om je familie een sociale hellevaart te besparen, kan je op het amoureuze vlak beter je kop erbij houden.
Maar Archi en Parshya laten zich door niemand de les lezen. Hun liefde is te sterk. Ze slaan samen op de vlucht en verschuilen zich in de slums van Mumbai. In de globaal georiënteerde gemeenschap van de grote stad telt het kastenstelsel niet, maar je bent er ook een nobody. Het lukt Archi en Parshya om zich van de massa te onderscheiden en een leven op te bouwen. Zijn ze daarmee ontsnapt aan de gekrenkte eer van hun families?
De ontstaansmythe van Bollywood
Independent-filmer Nagraj Manjule wijkt af van de Bollywood-formule door zijn publiek het geijkte happy end te weigeren. Hij eindigt Sairat met een stomp in de maag.
Toch verzet hij zich met zijn film niet tegen de esthetische codes van Bollywood, integendeel: die omarmt hij. Eerder maakt de rauwe finale van Sairat je ervan bewust hoe de duizelingwekkende schoonheid van de Bollywood-films vaak als een rookgordijn functioneert. Armoede en sociale problemen van alledag worden voor eventjes verborgen achter dieprode zonsondergangen.
In een land waar de nationale cinema zo’n vitaal onderdeel van het culturele, sociale en politieke leven is, is film waarschijnlijk ook het krachtigste middel om een sociale boodschap als die van Manjule over te brengen. Maar wil de bioscoopbezoeker niet liever uit zijn dagelijkse misère ontsnappen? Ligt die behoefte niet ten grondslag aan de ontstaansmythe van Bollywood, zoals Anil Ramdas ooit beweerde?
In de documentaire Original Copy van Georg Heinzen en Florian Heinzen-Zio, ook vertoond op het Indian Film Festival, wordt de camera voor één keer gericht op de dromers in de bioscoop. De bezoekers van Alfred Talkies, een buurtbios in Mumbai, zijn voornamelijk arme mannen die zijn opgegroeid met de actiefilms en ‘curry-westerns’ van Bollywood. Alfred Talkies is een plek om even een paar uur weg te dromen. Als de film is afgelopen, blijft een groep mannen in de zaal hangen, alsof ze nog niet terug de harde werkelijkheid in willen. Een geüniformeerde zaalwacht loodst hen naar de uitgang.
Stereotypering
Spilfiguur van Original Copy is de laatste werkzame schilder van film-billboards, Sheikh Rehman. Hij staat symbool voor een India van verandering en continuïteit, een India waarin film nog altijd een grote rol speelt, maar waarin digitale technieken de oude ambachten hebben verdrongen. ‘God vervangt telkens opnieuw de filmrollen in de projector,’ zegt Rehman met een wrange glimlach. ‘Zijn personages verdwijnen, maar en er komen nieuwe personages voor in de plaats.’
En misschien ook wel een nieuw publiek. Sairat, de geschiedenis van het verdoemde liefdeskoppel Archi en Parshya, is in India een onverwacht groot succes gebleken. Een ‘sleeper hit’. Dit succes rekent af met de mythe van een amorf Indiaas publiek van families of arme stedelingen, die zich enkel willen verliezen in troostende fantasieën.
De films op het Indian Film Festival The Hague weerspiegelen deze tendens, door een land te tonen op zoek naar het goede midden: conservatieve krachten mogen niet onderdrukkend werken, maar het zou ook zonde zijn als de lokale cultuur wordt weggevaagd door de voortdenderende globalisering. Het zijn even complexe als universele vragen: welke tradities blijven bewaard, welke passen niet meer bij deze tijd?
Kunnen tradities even wendbaar zijn als een dans, zoals in de korte diaspora-film Carmen van Sara Baur Harding? Hierin ontdoet een danseres (Vijaylakshmi) zich van haar dominante minnaar door op een auditie de show te stelen met haar bedrevenheid in de klassieke danskunst Mohiniyattam.
En met Kothanodi (River of Fables) omarmt regisseur Bhaskar Hazarika het culturele erfgoed van zijn geboortestreek, de regio Assam. Hazarika verfilmt vier volksverhalen uit deze regio, sprookjes die eeuwenlang mondeling zijn doorgegeven.
Een bereisde Amerikaanse jongen werpt bij de Q&A op dat mensen uit Assam lijden onder een negatieve stereotypering in de rest van India. Waarom draagt regisseur Hazarika daaraan bij met zijn film over hekserij en riviergeesten?
Hazarika antwoordt: ‘Volgens mij moet je als regio trots zijn op zo’n bijzonder stereotype. In deze tijd van globalisering, waarin alles steeds meer op elkaar gaat lijken, moet je dat juist koesteren.’
Wat de regisseur toevoegt aan het stereotype is een psychologische laag, die inzicht geeft in het – vaak verknipte – gevoelsleven van voorheen eendimensionale sprookjesfiguren.
Kunst als avontuur
Is Hazarika onderdeel van een romantische beweging in de Indiase independent-cinema? Dan is regisseur Bauddhayan Mukherji mogelijk een ander lid van die beweging. Zijn kleine, mysterieuze film The Violin Player spookt nu al dagen door mijn hoofd. De violist uit de titel (Ritwick Chakraborty) bewoont een schamel flatje in Mumbai. Anonimiteit is zijn deel in de grote stad. Als studiomuzikant voor Bollywood-films blijft hij een voetsoldaat.
Op het treinstation wordt hij benaderd door een man (Adil Hussain), die even verlegen als autoritair overkomt. De man vraagt of de violist een partij voor hem in wil spelen. Een ‘western solo piece’, voor het dubbele van zijn normale gage. De violist bloeit op, en gaat met de man mee, blind voor eventueel gevaar. Is hij te roekeloos? Of hoort die roekeloosheid juist bij het kunstenaarschap dat hem zo lang is misgund?
Kunst als avontuur. Regisseur Mukherji thematiseert het in zijn film, maar hij brengt het als maker ook in de praktijk. Van conventies trekt de regisseur zich weinig aan, hij laveert tussen langgerekte impressionistische shots en spannende montage-cinema, tussen thriller en cringe comedy. Aan het eind van The Violin Player verschijnt een citaat van Picasso in beeld: ‘Kunst wast de ziel schoon van het stof van het alledaagse leven.’ De violist heeft gespeeld alsof zijn leven ervan afhing, en daarmee heeft hij zijn armoede voor eventjes getranscendeerd.
Ironisch genoeg huldigt Mukherji daarmee een vergelijkbare romantische opvatting als de mainstream van Bollywood. Kunst en filmkunst als een louterende moesson, een frisse regenbui voor de ziel. Het verschil met Bollywood is dat de Indiase independent-filmers ook oog hebben voor datgene waaraan ontsnapt wordt. Ze laten zien dat de ontsnapping zowel een tijdelijke bevrijding als een tijdelijke verdringing in zich draagt.