Eerder gepubliceerd op 11 februari in Trouw:
De film Inherent Vice toont een dolende detective die waan en werkelijkheid niet kan scheiden. Ook de kijker raakt het spoor bijster. Een spiegel van deze tijd, zegt cultuurfilosoof Thijs Lijster.
Interview
Maurice van Turnhout
Larry ‘Doc’ Sportello (Joaquin Phoenix) is privédetective. Je zal hem echter niet herkennen aan een pijp, regenjas of gleufhoed. Met zijn lange haar en ongewassen voeten valt Doc niet op tussen de hippies die in 1970 de stranden van Los Angeles bevolken.
Uitgerekend deze figuur moet een verdwijningszaak oplossen in Inherent Vice, de verfilming van Thomas Pynchons gelijknamige roman door Paul Thomas Anderson (Magnolia, The Master).
Bijdehante critici hebben de film al ‘Incoherent Vice’ gedoopt. Niet zo gek: als de lichten weer aangaan blijft het publiek met meer vragen dan antwoorden achter. Volgens Thijs Lijster, cultuurfilosoof aan de Rijksuniversiteit Groningen, is die verwarring de pointe van de film.
Lijster: “Inherent Vice is een postmoderne pastiche op het detectivegenre. Kijkers worden bewust op een dwaalspoor gebracht door de overvloed aan personages en plotwendingen, en dat frustreert hun behoefte aan waarheid. Aan het einde van de film weet je niet eens zeker of de zaak wel opgelost is, en is het twijfelachtig of er gerechtigheid is geschied.”
Sherlock Holmes
Hoe anders is dat nog bij de prototypische detective Sherlock Holmes, in 1887 in het leven geroepen door de Britse schrijver en arts Arthur Conan Doyle.
“Het Victoriaanse Londen van Sherlock Holmes was een grote, moderne stad waar de misdaad welig tierde. Conan Doyle stelde misdaad voor als een rimpeling in de maatschappelijke orde, en Holmes herstelt die orde. Misschien is het personage geboren uit angst dat de kernwaarden van de Verlichting in verval raakten. Het was een geruststellend idee dat er in ieder geval nog één iemand in Londen rondliep die de waarheid in pacht had en gerechtigheid tot stand wist te brengen.”
Immanuel Kant schreef: “Heb de moed je van je rede te bedienen”. Met andere Verlichtingsfilosofen deelde Kant de overtuiging dat waarheid en rechtvaardigheid niet door God geschonken zijn, maar voortkomen uit de menselijke rede. In de Holmes-verhalen van Conan Doyle is het vertrouwen in de rede nog schier onbegrensd, aldus Lijster.
“Sherlock Holmes gaat als een wetenschapper te werk. Hij gebruikt zijn power of deduction, zijn vermogen om op basis van scherpe observaties en logica tot onweerlegbare conclusies te komen. Karel van het Reve heeft ooit aangetoond dat Holmes’ logica eigenlijk uit pseudowetenschappelijke redeneringen bestaat, maar dat doet niets af aan de literaire overtuigingskracht ervan. Aan het eind van het verhaal zit de dader altijd achter tralies.”
Beroepsmatig is Holmes dan misschien een man van de Verlichting, privé neigt hij meer naar de Romantiek. “Holmes heeft trekken van het romantische genie. Hij is excentriek, enigszins contactgestoord, en hij gebruikt cocaïne. Juist omdat hij geen normaal burgermansbestaan leidt, kan hij een geniale detective zijn.”
Ook hippiedetective Doc Sportello uit Inherent Vice zoekt de drugsroes op, maar hij weet werk en privé minder goed van elkaar te scheiden. “Holmes gebruikt alleen cocaïne als hij geen zaak heeft, om de verveling te verdrijven. Eenmaal aan het werk wil hij scherp van geest zijn, terwijl Doc de ene joint met de andere aansteekt. Holmes gaat als klassieke detective methodisch van aanwijzing naar aanwijzing, terwijl Doc meer een speelbal is van krachten die hem overstijgen. Bij Inherent Vice ontwikkelt het verhaal zich ook meer op een toevallige dan op een logisch noodzakelijke manier.”
Hard boiled detective
Inherent Vice is gemodelleerd naar de Amerikaanse detectiveromans en -films van de jaren dertig en veertig. Zoals bijvoorbeeld The Maltese Falcon (1930) van Dashiell Hammett, in 1941 verfilmd met Humphrey Bogart in de hoofdrol. Door de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog hadden de Verlichtingswaarden een knauw gekregen, en dat bleek uit de toon van deze nieuwe, pessimistische detectiveverhalen.
“Sam Spade uit The Maltese Falcon is een hard boiled detective, een meer cynische en gedesillusioneerde figuur dan Sherlock Holmes. De politie wantrouwt hem. Vaak wordt de hard boiled detective door de politie zelf ook als verdachte beschouwd. Uiteindelijk lukt het hem wel om de ware schuldige te pakken, maar de misdaad blijkt dan slechts een symptoom van een groter maatschappelijk probleem, zoals corruptie bij overheid of politie. En dat systeem blijft in stand. De hard boiled detective kan dus nog wel de waarheid achterhalen, maar gerechtigheid blijft uit.”
In postmoderne detectiveverhalen moet uiteindelijk ook de waarheid op de schop, en blijkt de detective zelf een onbetrouwbaar karakter te zijn. In The Big Lebowski (1997, Joel en Ethan Coen) twijfelt de permanent gedrogeerde hoofdpersoon aan zijn eigen vermogen tot waarheidsvinding. Sterker nog: Lebowski is zich eigenlijk niet eens bewust van het feit dat hij als detective in een intrige verwikkeld is.
The Big Lebowski heeft met Inherent Vice gemeen dat de detective een op leeftijd rakende hippie is, die eerder de teloorgang van love & peace dan de erosie van waarheid en gerechtigheid betreurt.
Lijster: “De jaren zestig zijn net achter de rug in Inherent Vice. Er wordt verwezen naar de seriemoord door Charles Manson en zijn aanhangers in 1969, die als de doodssteek werd beschouwd voor de hippiecultuur. Manson was in zekere zin een product van die cultuur, en de politie zag daarna alle hippies als potentiële massamoordenaars.”
Hij vervolgt: “De hippiecultuur was een tegencultuur, en tegenculturen bevatten altijd elementen van paranoia jegens overheid, politie en kapitaal. Paranoia speelt ook een belangrijke rol in postmoderne detectiveverhalen als die van Thomas Pynchon. Het idee dat er onder elke steen die je optilt een complot schuilgaat, is de verbindende factor tussen de hippie en de postmoderne detective. Het zou zomaar kunnen dat het mysterie in de film helemaal niet bestaat, maar voortkomt uit Docs eigen verdoolde geest. W.F. Hermans schreef dat de paranoïcus zich van de rest van de mensen onderscheidt, door zijn onwil om zich bij een van de bestaande waansystemen neer te leggen. We geloven allemaal in een waansysteem dat deel uitmaakt van de samenleving van het moment, maar als echte paranoïcus houdt Doc Sportello er een ander, eigen waansysteem op na.”
Internet
In een passage uit Thomas Pynchons roman die niet in de film belandde, maakt Doc kennis met een primitieve vorm van internet: een computer die via een telefoonkabel in verbinding staat met andere computers.
Lijster: “Terwijl paranoia in de jaren zestig en zeventig vooral gericht is op overheid en politie, heeft die zich tegenwoordig uitgebreid naar internet, en onze angst om in de gaten gehouden of afgeluisterd te worden. Toen internet opkwam werd het gezien als een utopie: iedereen zou toegang krijgen tot alle verzamelde kennis van de wereld. Vergelijkbaar met het project van de encyclopedisten in de zeventiende en achttiende eeuw, de tijd van de Verlichting. Maar waarheid en gerechtigheid worden niet altijd gediend door het internet. Op internet is een hoop onzin te vinden, en bij de misdaadbestrijding via internet worden ook burgerrechten geschonden, zoals het recht op privacy. Inherent Vice speelt zich af in 1970, maar is bij uitstek een film van deze tijd. Paranoia wordt in toenemende mate onze modus vivendi.”
Is het in zulke paranoïde tijden valse hoop om nog te rekenen op waarheid en rechtvaardigheid? Lijster: “Het mysterie wordt dan misschien niet opgelost in Inherent Vice, Doc herenigt wel een vader met zijn vrouw en kind. Zoals Pynchon in zijn roman schrijft: ‘Doc Sportello may not be a do-gooder, but he’s done good’. De detective kan waarheid en gerechtigheid niet meer herstellen in de wereld, maar op persoonlijke titel verricht hij soms nog wel een goede daad.”