Om het 25-jarig bestaan van Filosofie Magazine te vieren is deze maand het dialogische spel Hardop Denken gelanceerd.
Samen met schrijver en journalist Marc van Dijk bewerk ik de beroemdste fragmenten uit de filosofiegeschiedenis tot dialogen die iedereen kan spelen. Het enige wat je ervoor nodig hebt, is een tegenspeler die hardop mee wil denken. Dat kan een kind, een vriend of geliefde zijn, gewoon thuis op de bank. Maar ook die wildvreemde smombie (smartphone zombie) die je onderweg wakker maakt.
Zomaar om je heen kijken lijkt in de publieke ruimte bijna ongepast te worden. Op straat, op perrons, in treincoupés, overal vertoont zich hetzelfde beeld: vingers die over glimmende schermpjes vegen, oren die afgesloten zijn van de buitenwereld, naar beneden gerichte hoofden.
Kunstenaar en futurist Sander Veenhof vroeg zich af of hij iets kon bedenken om mensen weer van hun schermen op te laten kijken. Kan de smartphone niet net zo goed een apparaat zijn dat mensen verbindt? Natuurlijk, er bestaan al sociale netwerken en online games, maar die sluiten gebruikers juist af van de mensen die recht voor hun neus staan of zitten. Veenhof bedacht een eenvoudige techniek waarmee twee personen via hun smartphones direct een dialoog kunnen spelen. En waarom dan niet meteen filosofische vragen opwerpen in die gesprekken? De dialoog is al sinds Socrates een oervorm in de filosofie. Filosofie bestaat bij de gratie van het gesprek – met dode denkers en met elkaar.
Ga naar hardopdenken.nu en duik bijvoorbeeld met Plato de grot in:
A: Misschien heb je nog nooit licht gezien. Stel dat je je hele leven in een grot hebt vastgezeten.
B: Dan zou ik in elk geval weten wat donker is.
A: Nee, je zou je eigen grot niet eens als grot herkennen. Je zou niet beseffen dat je gevangen zat in een donker hol.
Hul je in de mantel van Friedrich Nietzsches dolle mens:
A: Goedenavond, ik zoek God.
B: Sorry, ik heb hier echt geen tijd voor.
A: Heeft u hem onlangs gezien?
Hoor elkaar uit over de banaliteit van het kwaad, in de voetsporen van Hannah Arendt:
A: Wat voor een oorlogsmisdadiger bent u?
B: Dat is een suggestieve vraag. Wie zegt dat ik een oorlogsmisdadiger ben?
A: Geen gedraal. Wàt voor een oorlogsmisdadiger?
Of filosofeer over vriendschap met Michel de Montaigne:
A: Kan ik nu die 100 euro van jou terugkrijgen?
B: Welke 100 euro? Ik heb helemaal geen 100 euro van jou.
A: We zijn toch vrienden. Wat van mij is, is ook van jou. En andersom.