Eerder gepubliceerd op 5 januari in Trouw:
In het Filosofisch elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Deze keer: is het een gezonde maatregel om de kiesdrempel voor de Tweede Kamer te verhogen, of sla je dan denkstappen over?
Twintig fracties zitten er momenteel in de Tweede Kamer, fracties die, zo schrijven de initiatiefnemers van een petitie om de kiesdrempel te verhogen, ‘met hun overlevingsdrang, moties en Kamervragen de overheidsmachine dreigen dol te draaien en zo het zicht op goed bestuur en oplossingen vervagen’.
Inzet van de petitie is een verhoging van de kiesdrempel van één zetel naar ten minst drie zetels. Onder de initiatiefnemers bevinden zich oud-bestuurders als Jo Ritzen, voormalig minister van onderwijs voor de PvdA en Yvonne van Rooy, voormalig staatssecretaris van economische zaken voor het CDA.
Solide regeringsbeleid door het terugdringen van parlementaire ‘versplintering’, klopt die formule wel? Is een verhoging van de kiesdrempel een goed idee?
Bas Haring, filosoof en bijzonder hoogleraar publiek begrip van de wetenschap aan de Universiteit Leiden, vindt in ieder geval van niet: “De stem van burgers ís in onze representatieve democratie al ontzettend verdund, één Kamerzetel stond bij de verkiezingen van 2021 voor bijna zeventigduizend mensen. Met een kiesdrempel vergroot je dus enkel de kloof tussen burger en politiek.
“Bovendien is het waardevol om de meningen van kleine outsider-partijen te blijven horen, want die kunnen je helpen om op andere gedachten te komen of om de kwaliteit van je eigen ideeën te verbeteren. De Partij voor de Dieren is nu een mainstream-partij, maar niet zo heel lang geleden vonden we dat maar een raar clubje. Met een kiesdrempel zouden zij nooit de kans hebben gehad om te groeien en hun ideeën te verspreiden. Als je dergelijke innovaties onder het tapijt veegt, zet je een rem op maatschappelijke vernieuwing.”
“We hebben onze democratie niet omdat het de meest efficiënte staatsvorm is”, beaamt politiek filosoof Ivana Ivkovic, “maar omdat het de meest rechtvaardige staatsvorm is. Het doel van een democratische verkiezing is om een zo goed mogelijke afspiegeling van de maatschappij te krijgen, en die maatschappij is nu eenmaal versplinterd. Live with it.”
Volgens Ivkovic is politieke versplintering al eeuwen een bron van zorg voor filosofen. “Rousseau schrijft erover in de achttiende eeuw, maar ook zijn tijdgenoten Alexander Hamilton en James Madison snijden het aan in hun essays over de Amerikaanse Grondwet, de Federalist Papers.
“Grappig genoeg spraken Rousseau en de Federalists over een heel andere vorm van versplintering dan de voorstanders van de kiesdrempel nu. Zij maakten zich niet druk om een groeiend aantal partijen, maar juist om machtsblokken van gevestigde partijen die één deelbelang laten prevaleren, en daarmee het algemeen belang van de samenleving uit het oog verliezen. Om dat tegen te gaan is de versnippering in kleinere partijtjes juist een voordeel, want daarmee kun je die machtsblokken opbreken. En vanuit dat oogpunt zijn meer partijen dus béter, niet slechter voor de democratie.”
Ivkovic stelt een retorische vraag: “We hebben drie partijen met minder dan drie zetels in de Tweede Kamer. Hebben die partijen problemen opgeleverd voor de bestuurbaarheid van het land, of voor de formatie van de huidige coalitie? In lijn met de Federalists zou je ook kunnen concluderen dat de versplintering in Nederland vooral in de vijf grotere partijen zit. Voordat je begint over een kiesdrempel moet je de fundamentele filosofische vraag stellen: wat voor democratie wil je hebben? Geen enkele vertegenwoordiging zal 100 procent neutraal zijn, je moet altijd keuzes maken. In plaats van een kiesdrempel zou ik eerder voorstellen om meer zetels aan de Tweede Kamer toe te voegen, met een bredere en eerlijker afspiegeling als resultaat.”
Haring: “De voorstanders van de kiesdrempel vrezen dat de besluitvorming wordt gesaboteerd door een wildgroei aan moties en Kamervragen, waarmee Kamerleden in de media willen scoren. En ja, soms levert die zucht naar aandacht een bedroevend schouwspel op. Maar los je dat op met een kiesdrempel? Als die moties een probleem zijn, pak dát dan aan, door ze beter te reglementeren. Liefst met oplossingen die uit de Kamer zelf komen, en niet uit de koker van een groepje oud-bestuurders. Je kunt democratie tegen het licht houden met de blik van een werktuigbouwkundige: dit is de machinerie, aan welke knoppen moet je draaien om het doorloopproces te versoepelen, zodat de beslissing sneller komt?”
Ooit stelde Haring zichzelf de vraag of je een vork als technologie kan beschouwen, vertelt hij: “Het antwoord luidde natuurlijk bevestigend, ooit heeft iemand bedacht dat het efficiënter is om met zo’n werktuig je eten op te prikken. Democratie is in zekere zin ook zo’n technologische innovatie, en dan is het dus een legitieme vraag of je die technologie kunt optimaliseren. Kunstenaar Jonas Staal ontwerpt met zijn New World Summit alternatieve parlementsgebouwen. Hij doet onderzoek naar de vorm van parlementen, en de invloed die deze fysieke ruimtes hebben op het beslissingsproces. De Tweede Kamer is nu een theater, met de linkse partijen links en de rechtse partijen rechts. Je kunt het proces bijsturen door bijvoorbeeld mensen eens wat vaker in een cirkel te laten staan.”
Ivkovic: “Dat is een idee, maar ik pleit er wel voor om democratie niet alléén op te vatten als een technologie waaraan je kunt sleutelen. Dat doet me sterk denken aan het neoliberale idee dat alleen een efficiënte overheid een goede overheid is. Inmiddels is dat gedachtegoed op zijn retour, al is het maar omdat die efficiency helemaal niet wordt waargemaakt: afslanken van organisaties levert in de praktijk alleen maar meer regeltjes en managementlagen op. Als je enkel gericht bent op efficiency, vallen er bovendien andere dingen weg die waardevol zijn, zoals de inhoudelijke kwaliteit van het debat – en dan moet je maar accepteren dat zo’n debat soms stroperig is en oeverloos lang duurt.”
Ivkovic begrijpt dat bestuurders daardoor weleens met de handen in het haar zitten. “Formeren en besturen is objectief lastiger geworden. Je moet lobbyen over elk onderwerp, maar het mag niet lijken op gelobby, anders voelt de burger zich buitengesloten en riskeer je een volkswoede. Ook dat ondervang je allemaal niet met een kiesdrempel.
“In de tijd van de verzuiling had Nederland een stelsel waarin burgers van generatie op generatie loyaal waren aan een handjevol partijen met een tamelijk autoritaire structuur. Een stabiel systeem, zeker, maar willen we daar echt naar terug? Die versplintering in de vorm van kleine partijtjes is het probleem niet, die is slechts symptoom van onderliggende maatschappelijke veranderingen. En dáár, in de maatschappij, moet gezocht worden naar een nieuwe basis voor politieke vertegenwoordiging. Dat zal een lange adem vergen.”
Een algemene wil
De Zwitserse Verlichtingsfilosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) moest niets hebben van het idee dat een kliekje wijze bestuurders oppermachtig was binnen het staatsbestel, zoals Plato had voorgesteld. In Het maatschappelijk verdrag beschreef Rousseau een utopisch Genève, waar het volk zichzelf op democratische wijze bestuurde. Door de garantie van een opleiding zouden burgers in staat zijn om die zware democratische verantwoordelijkheid te dragen. Als collectief konden ze zo een ‘algemene wil’ tot uitdrukking brengen.
Op Rousseau’s ideaal kwam veel kritiek, onder andere van de liberale Britse denker John Stuart Mill (1806-1873). Kwamen individuele vrijheden door de zoektocht naar zo’n algemene wil niet in de verdrukking? Volgens Mill moest de kwetsbare burger niet door de overheid worden opgeleid, maar juist beschermd worden tegen de natuurlijke neiging van overheden om te overheersen.
Sinds de negentiende eeuw wordt in Rousseau’s thuisland Zwitserland beleid voorgedragen en getoetst via referenda, waardoor het parlement pas in actie komt als beleid een zo breed mogelijk draagvlak in de samenleving heeft. In de afgelopen vier decennia is het aantal referenda sterk gestegen, mede door initiatieven van populistische partijen. Door bijvoorbeeld referenda over een bouwverbod op minaretten komt Zwitserland regelmatig in de knoop met internationale afspraken.
In het Filosofisch Elftal legt Trouw een actuele vraag voor aan twee filosofen uit een poule van elf. Lees hier eerdere afleveringen terug