Eerder gepubliceerd op 24 maart in Trouw:
Kan filosofie de islam bevrijden van dogmatische verstarring? De Senegalese filosoof Souleymane Bachir Diagne heeft goede hoop.
Maurice van Turnhout
“Wist u dat de grote christelijke denker Thomas van Aquino in de dertiende eeuw werd beschuldigd van ketterij?” vraagt Souleymane Bachir Diagne. “En weet u ook waarom? Omdat hij zich baseerde op de filosofie van de islamitische denker Averroes.’
In zijn boek ‘Filosoferen in de islam?’ roept de Senegalees Diagne de levendige dialoog tussen middeleeuwse christelijke en islamitische denkers in herinnering. De meeste mensen weten weinig tot niets van die intellectuele uitwisseling, verzucht hij. In de tijd van moslimfilosofen als Averroes (1126 – 1198) reisden ideeën van Athene naar Bagdad, en via Córdoba naar West-Europa.
“Nu vergelijkt Geert Wilders de Koran met ‘Mein Kampf’,” zegt Diagne, zelf praktiserend soefi. “Begrijp me goed, ik verwacht ook helemaal niet dat politici voor een nieuwe dialoog zullen zorgen. Zij werken enkel met simplificaties. Voor veel mensen is de islam pas gaan leven na 11 september 2001, daarvoor dachten ze er nauwelijks over na. Maar de islam is niet op 9/11 geboren. Het is een religie met een problematische geschiedenis, maar ook met een rijke spirituele en intellectuele traditie.”
in zijn boek put Diagne uit die traditie om na te denken over de mogelijkheid om de islam te verzoenen met de moderniteit. Hij is even in Nederland om daarover aan de Nijmeegse Radboud Universiteit te spreken.
“Er zijn twee manieren om terug te keren naar het fundament van een religie,” vertelt Diagne. “De eerste noem ik ‘reactief fundamentalisme’, waarbij je de huidige tijd ontkent en baadt in de glorie van een geïdealiseerd verleden. Deze houding overheerst nu binnen de islamitische wereld. Aangezien de volmaaktheid in het verleden ligt, kan de tijd enkel nog vernietiging brengen.”
‘Progressief fundamentalisme’ geniet Diagnes voorkeur. Daarbij is de tijd geen vijand, maar juist een bondgenoot, verklaart hij. “Je gaat dan actief op zoek naar de eerste, vrije revolutionaire opwelling van een geloof, dus vóórdat de religie dogmatisch werd. Het gaat dan om de vraag: wat maakte dat het geloof in zijn oorsprong brak met traditionele zienswijzen?”
Hoe zag die eerste revolutionaire opwelling van de islam er dan uit?
“In de zevende eeuw bood de islam een alternatief voor de stammensamenleving van de oude Arabische wereld. Die samenleving kende geen enkel concept van gerechtigheid of gelijkheid, het ging enkel om de verdeling van privileges binnen de stam. Daarom was de islam een aantrekkelijk geloof voor de allerarmsten, die zich vastklampten aan de belofte van sociale rechtvaardigheid. Ik gebruik bewust het woord ‘revolutionair’, omdat het een politieke ondertoon heeft.”
De Egyptische theoloog Abdel Raziq constateerde in 1925 dat het politieke denken binnen de islam tot stilstand was gekomen. Waaruit bleek dat?
“Toen Raziq dat schreef leefden de meeste moslims in autocratische regimes, waarvan ze de macht niet durfden te bevragen. Ook nu menen veel moslims dat het kalifaat moet worden gerestaureerd, omdat het de enige ware staatsvorm van de islam is. Raziq durfde bijna een eeuw geleden al de vraag te stellen of het kalifaat wel noodzakelijk is voor de islam. Toen moslims voor het eerst werden geconfronteerd met de vraag hoe ze hun gemeenschap moesten inrichten, waren ze immers ook gedwongen om alles zelf uit te vinden. De theoloog Raziq riep moslims op om nieuwe instituties te scheppen, die corresponderen met hoe ze hun geloof in het heden willen beleven.”
In uw boek schrijft u dat Mohammed zelf waarschuwde voor een te letterlijke interpretatie van zijn profetie. Hoe zit dat?
“Door aan Mohammed vragen over de Koran te stellen, probeerden zijn metgezellen casussen voor het goede leven te ontwerpen. Zij wilden weten hoe je in concrete situaties moet handelen, om het vervolgens voor eens en altijd vast te leggen. De profeet keurde die houding af, want zo maak je van de toekomst een gesloten systeem. De veranderingen die de tijd met zich meebrengt, dragen namelijk vanzelf aan hoe je op die nieuwe tijd moet reageren.”
Uw interpretatie van een islam die met de tijd meebeweegt wordt overstemd door islamitische theologen.
“Inderdaad. In tijden van grote verandering hebben religies de neiging om van angst te verstenen, omdat de veronderstelde volmaaktheid van de oude wereld in het geding komt. Op dit moment wordt de islam door die angst gegijzeld. Men probeert het verleden zo goed mogelijk te imiteren. De negentiende-eeuwse Indiase dichter en filosoof Mohammed Iqbal noemde dat een verkeerd respect voor het verleden. Hij schreef: ‘Geef niet af op de tijd, want de tijd is God.’”
Desondanks leest ook Diagne’s boek als een liefdesbrief aan een verloren bloeiperiode. Tussen de achtste en dertiende eeuw bedreven verdraagzame denkers als Avicenna en Averroes de ‘falsafa’, afgeleid van het Griekse woord ‘philosopheia’. Zij gebruikten de aristotelische rede om inzicht te verkrijgen in de werkelijkheid, en lazen Koranteksten niet naar de letter, maar als allegorieën. Hun verlichting werd voortijdig afgebroken, mede onder invloed van de Perzische theoloog Ghazali (1058 – 1111). Voor hem waren de islamitische filosofen schuldig aan ketterij.
Het is tekenend voor Diagnes irenische houding dat hij Ghazali niet enkel ziet als scherpslijper, maar hem zelfs vergelijkt met de zeventiende-eeuwse Franse rationalist René Descartes. “Ghazali en Descartes gebruikten dezelfde sceptische methodiek. Door alles te betwijfelen kwamen ze uit bij iets dat onbetwijfelbaar is. Bij Descartes was dat de kritische rede, bij Ghazali mystieke kennis. Descartes zegt dat je zintuigen de rede kunnen bedriegen, maar volgens Ghazali kan er ook een hoger vermogen zijn dat de rede bedriegt. Vanuit zijn perspectief als mysticus is dat volkomen logisch.”
In de inleiding van uw boek stelt u zelf de vraag: kunnen islam en secularisme samengaan?
“Eigenlijk is dat een absurde vraag, die je zowel met ja als nee kan beantwoorden. In Europa doen extreem-rechtse politici alsof de islam een volslagen vreemde identiteit is die onmogelijk met secularisme valt te verzoenen. En enerzijds klopt die stelling natuurlijk. In 1905 moesten de Franse seculieren eerst de katholieken verslaan, alvorens ze de scheiding van kerk en staat konden doorvoeren. Uit dat historische voorbeeld blijkt dat religie en secularisme inderdaad niet samengaan. Maar anderzijds is het ook zo dat katholieken en seculieren in Frankrijk nu al heel lang vreedzaam samenleven. Het conflict is niet zozeer actief opgelost, de beweging van de tijd heeft het verzacht.”
Zelfs de verlichte denkers Avicenna en Averroes vonden dat filosofie slechts bestemd was voor een select groepje uitverkorenen. De massa moest er tegen worden beschermd, omdat het tot ongeloof kon leiden. Hoe valt te voorkomen dat een concept als progressief fundamentalisme ook elitair blijft in de islamitische wereld?
“Anders dan in de tijd van Avicenna en Averroes is onderwijs nu de grote gelijkmaker. Het heeft de filosofie gedemocratiseerd. Toch staat er wel degelijk iets op het spel. Onlangs protesteerde de bond van filosofieonderwijzers in Marokko tegen een schoolboek voor de lagere klassen van de middelbare school. Daarin stond een citaat van een dertiende-eeuwse theoloog, die schreef dat filosofie gelijk staat aan blasfemie. De docenten vonden terecht dat je kinderen niet op die manier mag indoctrineren. Leerlingen hebben recht op filosofie. Filosofie zaait geen verwarring, het biedt juist een kritisch venster op de wereld, en op religie als een levend fenomeen.”
Souleymane Bachir Diagne (1955) is hoogleraar Frans en filosofie aan Columbia University, New York. ‘Filosoferen in de islam?’ (Uitgeverij Vantilt; 160 pagina’s; € 17,50) is zijn eerste boek dat in het Nederlands wordt vertaald.