Eerder gepubliceerd op 9 november 2015 in Trouw:
In de 24ste James Bond-film keert 007 zich tegen de spionagetechnologie. Is hij een huichelaar, of stijgt hij in ethisch opzicht boven zichzelf uit?
Maurice van Turnhout
Een ‘stomp instrument in handen van de overheid’, zo omschreef schrijver Ian Fleming zijn schepping James Bond. Ondanks dit twijfelachtige predicaat groeide Bond, de Britse geheim agent met de licence to kill, gedurende een halve eeuw uit tot een filmheld en stijlicoon.
“We hebben James Bond altijd geaccepteerd als iemand die aan de goede kant staat”, observeerde regisseur Sam Mendes van Spectre, de nieuwste James Bond-film, in een interview met The New York Times, “maar in de echte wereld komt de Britse geheime dienst MI6 alleen nog maar negatief in het nieuws. Als filmmaker moet je daar iets mee.”
Het heeft in Spectre geleid tot een avontuur waarin Bond (Daniel Craig) bijna door één deur kan met geheime dienst-klokkenluider Edward Snowden, aldus de recensent van The Guardian.
Eén van Bonds nieuwe tegenstanders is Max Denbigh (Andrew Scott), het hoofd van de inlichtingendienst, die een surveillanceprogramma heeft ontwikkeld om burgers te bespioneren. Overal ter wereld, dag en nacht. Het programma ‘Nine Eyes’ verwijst rechtstreeks naar het samenwerkingsverband van internationale inlichtingendiensten waar Snowden zijn onthullingen over deed.
“Er zit geen sciencefiction in Spectre, de getoonde techniek bestaat echt”, bevestigt jurist, filosoof en wiskundige Lambèr Royakkers. Hij doceert ethiek en technologie aan de Technische Universiteit Eindhoven. “James Bond verzet zich weliswaar tegen de overheid, maar heeft natuurlijk boter op zijn hoofd. Bond is zelf onderdeel van een overheidsinstelling, hij gebruikt ook illegale afluister- en surveillancetechnieken.”
Desondanks wordt Bond in Spectre vooral gepresenteerd als traditionele, eerbare voetsoldaat die de vijand nog recht in de ogen kijkt. Hoezeer zijn spionagemethodes ook over het randje gaan, zijn superieuren maken het met hun grootschalige informatiegaring altijd nog bonter.
Marc Schuilenburg, filosoof en jurist aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, ziet sterke parallellen tussen het Nine Eyes-programma uit Spectre en het idee van predictive policing, dat ook bij de Nederlandse politie opgeld doet.
“De politie pretendeert op basis van big data en computer-algoritmen te kunnen voorspellen wie er een strafbaar feit gaat plegen, zodat agenten zich meer kunnen richten op preventie”, vertelt Schuilenburg, die het werk van politie en veiligheidsdiensten op de voet volgt. “Die outsourcing van veiligheidsbeleid aan techniek is door filosoof Slavoj Žižek ‘interpassiviteit’ genoemd. De agent hoeft zelf niet meer te observeren en op te sporen, dat doen camera’s, drones en computers voor hem. Hij is met andere woorden actief door passief te blijven.”
Volgens Schuilenburg is de consequentie hiervan dat verantwoordelijkheid en vakmanschap van politiemensen in het gedrang komen. “De agent is steeds minder fysiek aanwezig, en verliest zo het instinct voor zijn werk. Als je burgers vraagt waar ze behoefte aan hebben bij de politie, noemen ze vaak niet eens een hoog opsporingspercentage, maar vooral de mogelijkheid om in contact te komen met een agent. Bij James Bond wint altijd het vakmanschap, het probleemoplossend vermogen van de agent in het veld. In militair jargon heet dat ‘humint’, human intelligence.”
Ethische reflectie
Vaak moet Bond als veldagent in een fractie van een seconde beslissen of hij een tegenstander wel of niet onschadelijk maakt, eerder vanuit pragmatisch dan ethisch oogpunt. “De vraag is of je in een fractie van een seconde wel een echte ethische overweging kunt maken”, peinst Royakkers. “Die overweging vindt meestal achteraf plaats, dan kun je altijd nog rechtvaardigen wat je gedaan hebt.”
Zo krijgt Bond na een uit de hand gelopen missie in Mexico-Stad een uitbrander van zijn chef M (Ralph Fiennes). Hij verdedigt zichzelf met de woorden: “Liever één straat in puin dan een voetbalstadion opgeblazen door terroristen”.
Royakkers: “Dat heeft allemaal weinig met reële militaire situaties te maken. In werkelijkheid wordt de militair in het veld van zo veel mogelijk inlichtingen voorzien, zodat hij een weloverwogen beslissing kan nemen. Network-centric warfare heet dat: degene met de meeste informatie wint de oorlog.”
Toch is de militair in het veld volgens Royakkers niet automatisch in het voordeel. “James Bond is zeer moedig, maar de adrenaline-rush die een normaal mens krijgt als hij bijvoorbeeld oog in oog staat met een terrorismeverdachte kan de ethische reflectie volledig tenietdoen. Dan ga je juist uit angst of stress handelen. Iemand die tienduizend kilometer verderop zit en een terrorismeverdachte een week lang 24 uur per dag heeft gevolgd met een drone, kan waarschijnlijk betere afwegingen maken. Vóór hij de ’trekker’ van de drone overhaalt, kan hij rustig reflecteren op zijn beslissing, hij kan zelfs nog andere mensen raadplegen. Er zijn dus nogal wat voordelen te noemen ten opzichte van de man in het veld. Afgezien natuurlijk van het problematische gegeven dat verdachten ook op deze manier zonder enige vorm van proces worden gedood.”
Little Brother
Valt er een lans te breken voor de surveillancetechnologie die in Spectre door de schurken wordt gebruikt? Royakkers: “De overheid zou op dit moment kunnen weten waar ik ben, bijvoorbeeld aan de hand van veiligheidscamera’s langs de openbare weg. Veel mensen vinden dat een onplezierige gedachte, maar het is ook begrijpelijk dat mensen het over hebben voor hun veiligheid. Het wordt pas beangstigend als de overheid onze denkbeelden kan achterhalen, en alles gaat volgen wat we e-mailen, waar we over telefoneren, en wat we in het openbaar bespreken. Gelukkig werkt de overheid met strenge richtlijnen, en wordt niet alle informatie zomaar openbaar gemaakt. Daarmee is het nog redelijk onder controle te houden.”
Daar is Schuilenburg minder van overtuigd: “Het onderscheid tussen het volgen van personen en het achterhalen van hun denkbeelden is in werkelijkheid niet scherp te maken. De politie streeft bijvoorbeeld naar een zuivere opslag van gegevens, maar tegenwoordig zijn alle technieken volkomen met elkaar verknoopt. Mijn telefoon is gekoppeld aan mijn computer, mijn computer aan mijn server op de universiteit. Omdat de technieken niet zuiver af te bakenen zijn, zit er altijd ruis in de data die je verkrijgt. Al die privacyreglementen en protocollen staan goed op papier, maar omdat de technieken zo verknoopt zijn, zijn dergelijke richtlijnen in de praktijk volstrekt onwerkbaar.”
Filmpje met drone
In Spectre schampert spionagechef Denbigh dat zijn gloednieuwe inlichtingencentrum deels met geld uit de private sector is betaald, want de overheid zou de benodigde fondsen nooit op kunnen hoesten.
Royakkers: “Wanneer particuliere burgers en bedrijven dezelfde surveillancetechnologie als de overheid in handen krijgen, dreigt er een groot gevaar. Ook voor hen gelden richtlijnen, maar wie handhaaft en controleert die? Als mijn buurman met zijn drone een filmpje van mij maakt als ik in de achtertuin zit, en hij plaatst het op YouTube, dan krijg ik het er niet zomaar af. Ik kan hooguit een rechtszaak aanspannen. We vrezen Big Brother, maar ik ben veel banger voor Little Brother.”
Volgens Schuilenburg zijn Big en Little Brother allang twee handen op één buik: “Veiligheid is in toenemende mate een hybride gebied geworden, dat je niet meer als louter onderdeel van de publieke sector kunt zien. Ook private ondernemingen en burgers worden verantwoordelijkheid gemaakt voor veiligheid. De politie krijgt informatie van bedrijven, zoals reisgegevens. Veel mensen doen mee aan een website als Burgernet. Techniek infiltreert ook hier de aloude scheiding tussen publieke en private domeinen.”
In Spectre treedt de fantasiefiguur van James Bond op als grote gelijkmaker, maar hoe zit het met controle op veiligheidsdiensten in de reële wereld? Schuilenburg: “Die is er niet. We denken nog klassiek. Van oudsher ging het bij veiligheid altijd om controle op de overheid, op publieke instituten als rechtbank en gevangeniswezen. Maar er zijn ontelbare partijen buiten de overheid medeverantwoordelijk gemaakt voor het veiligheidsbeleid, en we vragen ons nooit af hoe deze nieuwe theaters van de veiligheid hun verantwoordelijkheid invullen. Zoals er trouwens ook geen controle is op James Bond.”