Op vrijdag 20 september gepubliceerd in Trouw:
In het tweehonderdste geboortejaar van de Deense filosoof en theoloog Søren Kierkegaard spreekt Trouw met mensen over de invloed van Kierkegaard. Vandaag: filosoof Ad Verbrugge.
Kierkegaard gaf een radicale invulling aan het begrip ‘de enkeling’, de vrije mens die zichzelf wordt in alle aspecten van het mens-zijn. Volgens Verbrugge was het geen nieuw begrip: “De enkeling speelt in de hele Europese traditie een belangrijke rol, of je nu kijkt naar het protestantisme van Luther of naar de thematiek van de ridderliteratuur. De ridderroman ‘Parzival’ draait ook om de problematiek van de enkeling. In de negentiende eeuw heeft Kierkegaard het begrip ‘de enkeling’ op een eigen manier gethematiseerd. Hij gebruikte de enkeling als een reactie op de Romantiek en de Verlichting.”
Af en toe somberde Kierkegaard dat het in zijn tijd aan hartstochtelijke enkelingen ontbrak, en Verbrugge deelt die analyse als het om onze eigen tijd gaat. “Kierkegaard brengt terecht naar voren hoe de burgercultuur – en in de twintigste eeuw de massacultuur – het eigen pad van de enkeling kan ondermijnen. Maar je moet de categorie van de enkeling ook weer niet opblazen. Er zijn altijd maar weinig helden geweest in de geschiedenis. Wie is er in staat en bereid om werkelijk het avontuur aan te gaan, en zichzelf op het spel te zetten? Kierkegaards enkeling is volgens mij een onderdeel van deze problematiek, want het is eigenlijk een religieuze, burgerlijke variant van het avontuur. Daar heb ik zo mijn bedenkingen bij. Kierkegaard interpreteert het enkeling-zijn als een soort inkeer, en dat kan ook weer tot afgeslotenheid leiden. Met zijn interpretatie van de enkeling doet Kierkegaard onvoldoende recht aan de wereldse betrekkingen die ons aardse bestaan met zich meebrengt. Die problematiek zit al in het christendom zelf: hoe vertaal je de twee belangrijkste geboden, het liefhebben van God en de naaste, naar het concrete leven? Ik kan bijvoorbeeld mijn eigen kinderen niet louter als naasten behandelen, want dan verdwijnen ze als kinderen. Die beschermde sferen moeten dus op een andere manier worden geduid. Er moet worden nagedacht over hoe de zorg voor de naaste gestalte krijgt. Kierkegaard stelt dat te weinig gedifferentieerd aan de orde.”
Ondanks zijn kritiek neemt Verbrugge de Deen uiterst serieus. “Ik ben zeker geen Kierkegaardiaan, maar samen met Heidegger, Aristoteles en Hegel vormt Kierkegaard wel mijn horizon. Voor een groot filosoof ben je per definitie dankbaar.”
In zijn proefschrift gebruikte Verbrugge het werk van Kierkegaard als kritiek op de angstanalyse van de Duitse filosoof Martin Heidegger. “In mijn ogen ontbraken er wezenlijke elementen in Heideggers analyse. Hij bracht fenomenen naar voren die Kierkegaard al veel eerder had bekritiseerd. Heidegger stelde het leven voor als iets noodlottigs: mensen zijn afgesloten van elkaar. Bij Kierkegaard is de angst meer ingebed in de vrijheid en de mogelijkheid. In mijn volgende boek ‘Het offer van liefde’ komt Kierkegaard ook nog even voorbij, wanneer ik schrijf over het minderwaardigheidscomplex. In dat thema is hij ontzettend goed, ook omdat hij zelf heeft ondervonden wat het is.”