Eerder gepubliceerd op woensdag 9 december in Trouw:
Er zijn in Nederland zeven straten en negen scholen naar hem vernoemd. Maar wie was Jan Amos Comenius (1592 – 1670) ook alweer? Henk Woldring, emeritus hoogleraar politieke filosofie aan de Vrije Universiteit, schreef een boek over hem.
Maurice van Turnhout
Interview
Er klinkt ontroering door in Woldrings stem als hij spreekt over de filosoof, theoloog en pedagoog Comenius: “Denk aan Gandhi in de twintigste eeuw, of Nehru, Kennedy, Nelson Mandela. Giganten van de humaniteit. Zo iemand was Comenius. In de zeventiende eeuw gold hij als een van de grootste Europese geleerden. Maar hij was ook een vluchteling, een verschoppeling der aarde.”
Comenius werd geboren in Tsjechië. Hij hoorde bij de Broedergemeenschap, een protestantse denominatie die haar wortels had in het gedachtengoed van kerkhervormer Johannes Hus. In 1622 moest Comenius vluchten voor de legers van de katholieke Contrareformatie. Zijn vrouw en twee kinderen, die hij in Tsjechië moest achterlaten, bezweken aan de pest. Via vele omzwervingen belandde Comenius uiteindelijk in Amsterdam, waar hij veertien jaar lang – tot zijn dood – aan de Egelantiersgracht woonde.
Het levenswerk van Comenius was de pansofie, een alomvattende filosofie met als doel het verbeteren van de wereld en het bevorderen van de vrede tussen mensen en naties. Volgens Woldring ‘deels illusoir, maar ook gebaseerd op werkbare hypothesen’. In 1642 verdedigde Comenius zijn pansofie tegenover René Descartes tijdens een vier uur durende discussie in Leiden.
Woldring: “De westerse cultuur wordt nog altijd gedomineerd door het rationalisme, waar Descartes een vroege vertegenwoordiger van was. We zijn natuurlijk dankbaar voor zijn erfenis, die gaf immers enorme vooruitgang. Het ging van stoommachine tot atoombom – en daar ligt ook precies het probleem. We zijn op de grenzen van de groei gestuit. Kijk maar naar alle milieu- en klimaatproblemen, die hangen met meer dingen samen dan alleen CO2-uitstoot. Het eenzijdige, geborneerde rationalisme plaatst ons voor grote problemen, en schiet tegelijkertijd tekort in het oplossen van die problemen. Terwijl Comenius zei: De mens is meer dan alleen een rationeel wezen, ratio is slechts één functie van het mens-zijn. We moeten ook morele, historische en antropologische componenten in het oog houden. Anders raken we het spoor bijster.”
Comenius is dus een waarschuwende figuur tegen het eenzijdige rationalisme?
“Hij biedt in ieder geval een opening in het alternatieve denken over problemen waar wij nu mee geconfronteerd worden.”
Heeft onze tijd verwantschap met die van Comenius?
“Dat is riskant om te zeggen. Je kunt voorzichtig parallellen tussen tijdperken trekken, maar elk tijdperk is uniek. De pedagogiek van Comenius was destijds zeer vooruitstrevend. Hij geloofde in éducation permanente, het idee dat opvoeding en onderwijs in elke levensfase van de mens belangrijk zijn. Hij noemde scholen ‘werkplaatsen van humaniteit’. En hij schreef dat ouders ook de tijd moeten nemen om met hun kinderen samen plezier te maken, want daardoor krijgen kinderen een evenwichtige emotionele ontwikkeling. Dat leest als een stukje pedagogiek uit de twintigste eeuw.”
In andere opzichten was Comenius een typische zeventiende-eeuwer. U plaatst kanttekeningen bij zijn fascinatie voor helderzienden die voorspelden dat de Contrareformatie het onderspit zouden delven.
“Comenius verdedigde die profetieën niet en hechtte er persoonlijk geen geloof aan, maar hij kon zich er ook niet aan onttrekken. Daarom wilde hij er toch over publiceren, en de lezer moest er dan maar over nadenken.”
Die profetieën drukten wel een sterke wens van hem uit.
“De gedachte van een goddelijke interventie is bij zowel joden als christenen altijd heel sterk geweest in tijden van vervolging. De protestanten zijn tijdens de Dertigjarige Oorlog in Midden-Europa vrijwel uitgeroeid door de Contrareformatie. Niet door ze te executeren, dat kostte te veel tijd. Maar als je twintig jonge mensen een arm of been afhakt, heb je een heel dorp gedemoraliseerd. Geen vader denkt dan nog aan zaaien, geen moeder kan nog slapen. Op een gegeven ogenblik vragen mensen zich dan met de ondergang voor ogen af: zal God zijn volk verlaten? Uiteindelijk kreeg Tsjechië bij de Vrede van Westfalen geen godsdienstvrijheid toegekend. En toen wist Comenius: dit is het einde. Hij heeft eigenlijk een soort Shoah meegemaakt.”
Die historische vergelijking durft u dus wel te trekken.
“Het woord Shoah betekent in het Hebreeuws ‘vernietigen’. Dat is wat de Nazi’s beoogden. De heersers achter de Contrareformatie wilden vooral God en de Kerk een dienst bewijzen. De beleving hiervan door de protestanten is met de Shoah te vergelijken: ‘Wij worden vernietigd’. Maar in historische termen is het misschien eerder een holocaust, een ‘offer’. Mensen werden geofferd aan de rekatholisering.”
Comenius heeft zoveel desillusies gekend, en toch schreef hij tot aan zijn dood over de komst van een duizendjarig vrederijk. Hoe verklaart u dat?
“Het was een soort noodgreep. Onder protestanten leefde de gedachte dat er een duizendjarige vredestoestand op aarde zou komen, zoals aangekondigd in hoofdstuk 20 van Openbaring, het laatste boek van het Nieuwe Testament. Dat getal duizend moet je niet letterlijk nemen: dat is een symbolisch getal, net zoals het getal zeven.
Comenius zocht in die tijd ook aansluiting bij de sekte van Jean de Labadie, een gesjeesde jezuïet en predikant van de Waalse Kerk in Middelburg. Iemand waar Comenius als intellectueel meer kritische distantie toe had moeten bewaren. Daar heeft hij zijn historische reputatie schade mee berokkend. Maar ik zal hem om die reden niet diskwalificeren, zoals veel theologen hebben gedaan. Ik heb eerbied voor de man.”
Volgens uw boek behoort het idee achter de Verenigde Naties mede tot Comenius’ erfenis. Hij schreef over een mondiaal ‘college van het licht’. Tegenwoordig worden de Verenigde Naties steeds vaker gepasseerd. Is de erfenis van Comenius aan het verbrokkelen?
“De macht van de wapenen wint het nu eenmaal vaak van redelijke besprekingen. Dat was ook in de tijd van Comenius al het geval. In 1667 ging Comenius als diplomaat naar de vredesbesprekingen in Breda, met zijn pas verschenen boekje ‘Engel des vredes’ onder de arm. Toen viel Lodewijk de Veertiende met zijn leger de Zuidelijke Nederlanden binnen, en Michiel de Ruyter blokkeerde de Theems. Er was paniek. Uiteindelijk gaf dus niet Comenius’ morele en levensbeschouwelijke betoog de doorslag, maar de macht van de wapenen forceerde dat er vrede werd gesloten. Nu staan de Verenigde Naties machteloos tegenover landen waar geen garen mee te spinnen valt, of het nu gaat om islamitische landen of om de Oekraïne. Toch moet je blijven hopen dat er op redelijk niveau doorbraken bereikt kunnen worden.
Comenius schrijft dat hij uit alle hoeken een bijdrage verwacht: van christenen, maar ook van joden, moslims en heidenen. Op het moment dat hij dat schrijft hebben de Turken Hongarije al voor de helft veroverd, en trekken de legers van de Contrareformatie door Europa. En dan komt er een man als Comenius die over de conflicten heenkijkt, en stelt dat iedereen iets goeds bij te dragen heeft.”
Woldring bladert door een vergeelde druk van De zichtbare wereld in beelden (1658), een schoolboek waar Comenius zelf de illustraties bij maakte. Met een vergrootglas tegen zijn rechteroog geperst tuurt Woldring naar een gravure van een monnik en een rabbijn, die zich met de profeet Mohammed onderhouden. Hoofdschuddend: “Je houdt het niet voor mogelijk. Interreligieuze dialoog, dat vinden wij nu modern. Comenius was daar in de zeventiende eeuw al mee bezig.”
Jan Amos Comenius: Zijn leven, missie en erfenis, H.E.S. Woldring, Uitgeverij Damon.