BLUE JASMINE (regie: Woody Allen).
Woody Allens Decamerone To Rome with Love werd vorig jaar nogal zuurtjes ontvangen. Over Blue Jasmine, Allens antwoord op Tennessee Williams’ ‘A Streetcar Named Desire’, is daarentegen al meer dan eens geschreven dat het Allens ‘beste film in tien jaar tijd’ is. Niets nieuws onder de zon. De zinsnede ‘beste film in tien jaar tijd’ hoort bij het standaard repertoire voor critici, liefst te gebruiken wanneer Allens vorige film niet aan de verwachtingen voldeed. Als Allen-watcher ga je die rituele manier van recenseren na verloop van tijd herkennen.
Met Blue Jasmine werkt Allen een min of meer actueel thema (frauderen met geld is ook frauderen met mensen) op zo’n manier uit, dat het op de beste momenten tijdloos is, en op de mindere momenten een tikje ouderwets.
Het openingsshot van Blue Jasmine is even schrikken geblazen: een uit pixels opgebouwd vliegtuig zweeft over een al even artificieel wolkendek. Cut naar de eerste klas-cabine. Een oudere vrouwelijke passagier luistert braaf naar een monoloog van Jasmine Francis (Cate Blanchett), een elegante veertiger die naar Chanel-parfum, Vuitton-leer en dollarbiljetten ruikt, en die gezien haar spreektrant mogelijk een steekje los heeft. Ze is ook nog eens behept met het soort smetvrees dat rijke vrouwen in films wel vaker lijken te hebben. De naamloze medepassagier moet Jasmine’s monoloog aanhoren, zonder dat ze de kans heeft om te ontsnappen – ze zit immers in een vliegtuig. Als het toestel is geland maakt het besje zich snel uit de voeten. De toeschouwer heeft die mogelijkheid niet: die zit nog ruim anderhalf uur met Jasmine opgesloten in de bioscoopzaal.
Nu komt er bij Allen wel eens vaker een neuroot voorbij, maar het voelt toch een beetje tegennatuurlijk om een personage dat zoveel aandacht zuigt ook daadwerkelijk aandacht te geven als kijker. Jasmine arriveert in San Francisco bij het huis van haar zus Ginger (Sally Hawkins). De twee zussen lijken fysiek niet op elkaar, ze zijn beiden geadopteerd. Ook qua temperament en levensfilosofie verschillen ze als dag en nacht.
Cognitieve dissonantie
De eerste tekenen van Allens moralisme worden zichtbaar in de confrontatie tussen Jasmine en Ginger. Jasmine zit financieel aan de grond en moet een tijdje op de zak van haar minder gefortuneerde zus teren, de zus waar ze eigenlijk een beetje op neerkijkt. Omdat Jasmine vroeger niet wist wat ze wilde worden, liet ze zich door een knappe, rijke man schaken – alsof materiële stabiliteit de emotionele stabiliteit kon vervangen. Met behulp van mode, pillen, drank, feestjes en een flinke dosis cognitieve dissonantie is Jasmine een heel eind gekomen.
Haar prince charming ontpopte zich echter als een oplichter, en Jasmine is aan de bedelstaf geraakt. Zus Ginger weet hoe het is om met weinig geld te moeten rondkomen. Ze heeft geleerd om haar leven op een meer kernachtige manier in te richten, en ze is tevreden met haar horkerige, hondstrouwe vriend Chili (Bobby Cannavale, die zijn personage neerzet als een iets meer gedomesticeerde Stanley Kowalski). Ginger moedigt Jasmine aan om op eigen kracht iets van haar leven te maken. Dan moet ze wel onderaan de ladder beginnen, met een computercursus en een nederig baantje als tandartsassistente. Jasmine hapt aarzelend toe, maar geeft snel de brui aan haar herwonnen zelfstandigheid, om opnieuw op de avances van een rijke man in te gaan.
Jasmine’s geheim wordt ontsluierd in lange flashbacks naar haar oude jet set-leven in New York. Ze was getrouwd met Hal (Alec Baldwin), een Bernie Madoff-achtige figuur die vrolijk speculeerde en de weldoener uithing met andermans geld. In de voorgrond van het kader zien we Jasmine vaak lekker in het zonnetje liggen, terwijl op de achtergrond juristentypes met roze polo’s om de nek geknoopt als onheilsboden rondscharrelen, fluisterend over aftrekposten en schaduw-BV’s. Hal is het soort durfkapitalist dat in populaire psychologische verhandelingen steeds vaker als ‘psychopaat’ wordt gekenschetst: rücksichtslos, blind voor risico’s, zeer charmant, iemand die zonder enig gewetensbezwaar zijn naasten kan voorliegen. Baldwin – een begenadigd acteur – is meer dan overtuigend.
Gniffellach
In Allens universum is de weg naar de hel vaak geplaveid met goede bedoelingen. Jasmine krijgt een tweede kans om iets van haar leven te maken, maar ook die kans laat ze schieten. Toch zit de kracht van de film er juist in dat de kijker zijn houding ten opzichte van Jasmine maar moeilijk kan bepalen. In het begin van de film ligt een oordeel op de loer, maar Allen en Blanchett zaaien gaandeweg steeds meer twijfel. Lijdt Jasmine aan een ernstige geestelijke stoornis, is ze een teer bloempje dat telkens op de verkeerde mensen vertrouwt? Of is ze een meester in manipulatie en zelfbedrog, die de levens van anderen vernietigt in haar pogingen om zichzelf te redden? Uiteindelijk levert Allen het dramatische bewijs dat Jasmine de andere kant op keek toen haar comfortabele leven op het spel stond. Maar hoe ver gaat die medeplichtigheid? Is haar medeplichtigheid – het wegkijken als een geliefde de fout in gaat – in veel gevallen ook niet de onze?
Blue Jasmine is geconstrueerd rondom de tour de force van Cate Blanchett. In sommige opzichten is Jasmine een vervolg op haar Meredith Logue uit The Talented Mr. Ripley, op smaak gebracht met een flinke scheut Blanche DuBois. Ik kijk graag naar Blanchett, zoals ik ook graag kijk naar een virtuoos als Laurence Olivier. Zelfs op het toppunt van hysterie blijft Blanchett een serene verschijning. Als toeschouwer voel je instinctief aan dat je bij haar naar geraffineerde speltechniek zit te kijken: je blijft je bewust van de blik die zich van binnen naar buiten richt, van de stem die tussen twee registers schakelt, van de grote actrice die een Ibsen-achtige waanzin vormgeeft. Haar werk is nooit rauw, zoals bij een meer twijfelachtige actrice als Vivien Leigh. Dat is geen kritiek. Jasmine is als personage gebaat bij een actrice die te werk gaat als een designer, die in staat is om elke scène vorm te geven als een nieuw puzzelstuk in de karakterstudie.
Allen houdt het drama licht, maar hij laat zijn acteurs niet nadrukkelijk op de lach spelen. De lach wordt gericht op de neusgaten: een gniffellach dus. Als de bevrijdende schaterlach uitblijft kan een gniffellach omslaan in een gnuiflach, maar dat gebeurt hier niet. Er zit een beetje lucht in de scènes met Louis CK, die dezelfde warmte in zijn vertolking van het personage Al legt als in zijn fenomenale stand-up performances. Er zijn een paar onnodige scènes, waaronder een toevallige ontmoeting die op een luie manier de apotheose moet voorbereiden. De grootste kwaliteit van de Woodman blijft echter overeind: zijn messcherpe blik. Het is de blik van de toneelschrijver, die even teder als meedogenloos kijkt naar de manieren waarop mensenlevens elkaar raken. Mensen blijven elkaar maar pijn doen, vaak juist op het moment dat ze een uitweg denken te vinden voor zichzelf of de ander.
Blue Jasmine. 2013, Verenigde Staten, 98 min., kleur. Regie en scenario – Woody Allen; Productie – Letty Aronson, Stephen Tenenbaum en Edward Walson; Camera – Javier Aguirresarobe; Montage – Alisa Lepselter; Production design – Santo Loquasto; Kostuums – Suzy Benzinger; Met: Cate Blanchett (Jasmine Francis), Alec Baldwin (Hal Francis), Louis C.K. (Al), Bobby Cannavale (Chili), Andrew Dice Clay (Augie), Sally Hawkins (Ginger), Peter Sarsgaard (Dwight Westlake), Michael Stuhlbarg (Dr. Flicker), Alden Ehrenreich (Danny Francis).