Eerder gepubliceerd op 30 oktober in Trouw:
Volgens filosoof John Kaag zijn de Verenigde Staten op dit moment een ‘ten diepste anti-filosofische cultuur’. Maar uit zulke culturen komt vaak wel de meest urgente filosofie voort, meent hij.
Maurice van Turnhout
In een donkere bui verpatst John Kaag zijn trouwring voor een fles wijn. Zijn huwelijk ligt in duigen, zijn vader is net overleden. Veel dieper kan hij niet vallen. Dan raakt Kaag door een toevallige ontmoeting verzeild in West Wind, de bibliotheek van de in 1966 overleden filosoof William Ernest Hocking, diep in de bergen van New Hampshire. De bibliotheek omvat ruim tienduizend boeken, waaronder veel werken uit de negentiende eeuw, de bloeitijd van de Amerikaanse filosofie. Op uitnodiging van Hockings erven begint Kaag met het indexeren van deze boeken. Eenzaam verzorgt hij de bloemen op het graf van een filosofische traditie.
West Wind is de plek waar Kaag de helende woorden van Amerikaanse denkers als Henry David Thoreau (1817-1862), Ralph Waldo Emerson (1803-1882) en William James (1842-1910) tot zich laat doordringen, en waar een nieuwe liefde in zijn leven verschijnt.
Kaag, docent filosofie aan de University of Massachusetts Lowell, beschrijft deze romantische geschiedenis in zijn boek ‘Amerikaanse filosofie’. Dinsdag komt het boek in Nederland uit, op de dag van de presidentsverkiezingen.
“Momenteel leven we in de Verenigde Staten in een ten diepste anti-filosofische cultuur”, vertelt Kaag in een Skype-gesprek. “Ik probeer om mensen die normaal gesproken niets met filosofie hebben er toch voor te interesseren, door mijn persoonlijke verhaal te vertellen.”
Missie geslaagd, meent de schrijver. “Normaal gesproken word ik op filosofische congressen altijd door collega’s doorgezaagd over voetnoten en ingewikkelde paradoxen. Bij dit boek was het anders. Je wilt niet weten hoeveel gewone mensen mij kwamen vertellen dat mijn boek hun leven heeft gered, of hun huwelijk. Ze zeiden: ‘Door jouw boek ben ik filosoof geworden, niet omdat je me hebt onderwezen, maar omdat je me een kijkje in jouw hoofd hebt gegund.’ Ik demonstreer hoe filosofie mijn leven heeft veranderd, en hoe het ook hun leven kan veranderen.”
Die autobiografische traditie van de wijsbegeerte die in de VS van de negentiende eeuw nog zo sterk was, is in de Amerikaanse academische filosofie flink verwaarloosd, vindt Kaag. “In de twintigste eeuw kwam de nadruk aan de filosofiefaculteiten te liggen op logica, op onderzoek naar de constructie van kennis. Door zich terug te trekken in een ivoren toren dreigt de academische filosofie zichzelf irrelevant te maken.”
Kaags boek wordt vaak onder de noemer ‘publieksfilosofie’ geschaard, een label dat volgens hem niet op veel academische erkenning kan rekenen, maar wel op hogere verkoopcijfers. “Ik blijf het een rare naam vinden, publieksfilosofie. Volgens mij is filosofie per definitie bestemd voor een groot publiek. Waarom zou het iets zijn dat slechts door een select clubje mensen wordt begrepen? Dat vonden de grote Amerikaanse denkers van de negentiende eeuw zeker ook niet.”
Toen de Franse politieke filosoof Alexis de Tocqueville in 1831 door de Verenigde Staten reisde viel hij van de ene verbazing in de andere. “Hij schreef dat Amerika de meest anti-filosofische samenleving is die je maar kan verzinnen. Alles draait er om handelen, niet om denken. Maar Tocqueville stamde natuurlijk uit een Europese traditie, dus hij herkende de Amerikaanse filosofie helemaal niet als filosofie, omdat die zo praktisch georiënteerd is!’
Over die praktische oriëntatie kan Kaag met veel vuur vertellen. Henry David Thoreau organiseerde bijvoorbeeld trektochten in Kaags woonplaats Concord, Massachusetts. Door te wandelen maakte Thoreau zich los van ‘wereldse verplichtingen’ en stortte hij zich in het ‘avontuur van de dag’. “Thoreau wordt vaak als kluizenaar afgeschilderd, maar hij was veel meer een gezelschapsmens dan bijvoorbeeld de filosofische wandelaar Nietzsche, over wie ik ook heb geschreven. Thoreau werd niet voortdurend geplaagd door existentiële angsten. Net als Nietzsche kenden Amerikaanse filosofen als Thoreau grote persoonlijke tragedies, maar ze vogelden sneller uit hoe ze hun lijden konden verminderen door saamhorigheid. Nietzsche dreef steeds verder af van de gemeenschap, terwijl Amerikaanse filosofen er juist op een nieuwe manier deel van probeerden te worden.”
In de kern ging het in de Amerikaanse filosofie erom lering te trekken uit slechte persoonlijke ervaringen van jezelf en anderen, en zo tot een meer betekenisvol leven te komen. Het ‘negatieve pragmatisme’ noemde Hocking dat: als het niet werkt, is het niet waar. Deze uitgangspositie werd bekritiseerd door de Britse logicus Bertrand Russell, die de Amerikaanse pragmatisten verweet dat ze helemaal niet in waarheidsvinding waren geïnteresseerd.
Had Russell daar geen punt, loopt de pragmatische Amerikaanse filosofie niet het risico om te stranden in een vorm van zelftherapie? Kaag: “Volgens Nietzsche kon filosofie fungeren als een therapievorm voor het individu, maar ook voor de cultuur waarin hij leeft. Het kan een oproep tot koerscorrectie zijn op het moment dat een maatschappij dreigt te ontsporen.”
Kaag betrekt de vraag ook op zijn eigen werk: “Het gevaar bestaat inderdaad dat publieksfilosofie complexe ideeën verdunt tot slogans, bumperstickers, licht verteerbare soundbites. Zelf ben ik daarop beducht. Ik stel geen gemakkelijke oplossingen voor. In mijn boek geef ik een demonstratie van een zéér onvolmaakt filosofisch leven, namelijk het mijne, en van een handvol véél betere filosofische levens, zoals die van Thoreau, Emerson en James. Het is aan de lezer om al deze levens in zijn eigen leven te integreren tijdens het lezen – of ze te verwerpen, dat kan ook natuurlijk.”
Dat laatste heeft Kaag beslist niet gedaan. In zijn boek beschrijft hij hoe hij in Hockings bibliotheek geraakt wordt door de woorden van Thoreau, Emerson en James over gemeenschapszin en de overstijging van het zelf. Hij durft zich na een tijd van eenzaamheid weer onder de mensen te begeven. En hij wordt verliefd op Carol, de filosoof die hem helpt met het catalogiseren van de Hocking-collectie.
Na het overlijden van William James in 1910 raakte de maatschappelijke rol van de pragmatisten in Amerika zo goed als uitgespeeld. Volgens Kaag ontstond er een intellectueel vacuüm. Terwijl rugged individualism in de Amerikaanse filosofie eerder altijd was getemperd door het idee van de noodzaak van een gemeenschap, werd individualisme nu de maat der dingen.
“Vrijemarktkapitalisme en consumentisme leidden tot een navelstaarderige cultuur, waarin je leven onmogelijk tot bloei kan komen. Filosofie kan je uit de valstrik van zo’n cultuur leiden, terug naar de gemeenschap, en dat is een noodzakelijke sociaal-politieke exercitie.”
Maar hoe werd het persoonlijke dan politiek voor de Amerikaanse filosofen van de negentiende eeuw? Kaag verwijst bij het beantwoorden van die vraag naar de roerige geschiedenis van zijn woonplaats Concord. In dit stadje klonk in 1775 het startschot voor de Amerikaanse revolutie, toen vierhonderd revolutionairen bij Old North Bridge negentig Britse soldaten in het nauw dreven.
“De vragen van denkers als Emerson waren onlosmakelijk verbonden met de politieke revolutie die nog vers in het geheugen lag. Emersons grootvader woonde in Concord, vlakbij Old North Bridge, en hij was aalmoezenier bij het revolutionaire leger. Zijn kleinzoon begreep dat vrijheid niet alleen in strikt politieke zin kan worden gerealiseerd. Je kan politiek bevrijd zijn van je onderdrukker, maar dan kan je nog altijd slaaf zijn in je hoofd. Slaaf van het kapitalisme, van religieuze conventies, van allerlei sociale, historische en psychologische factoren die je onvrij maken. Daarom riepen Emerson en Thoreau na de politieke revolutie op tot een tweede revolutie, een revolutie van de ziel.”
De twee denkers opereerden op verschillende snelheden. Thoreau protesteerde bijvoorbeeld in 1846 tegen de Mexicaans-Amerikaanse oorlog door te weigeren belasting te betalen, zoals Amerikaanse revolutionairen ooit hadden geweigerd de kas van de Britse koloniale overheerser te spekken. De legende wil dat Emerson Thoreau na zijn protestactie op kwam zoeken in de gevangenis.
“Emerson snapte niet waarom Thoreau tot zulke radicale actie overging. Thoreau antwoordde dat de onderdrukten geen middelen hadden om in opstand te komen, en de mensen die niet onderdrukt werden hadden geen motief. Emerson was welgesteld, iemand met aanzien in Concord. Burgerlijke ongehoorzaamheid is moeilijk uit te leggen aan mensen die nog volop kunnen genieten van hun burgerlijke privileges. Ook in de kwestie van slavernij had Emerson een zekere morele blindheid. Hij sloot zich relatief laat aan bij de abolitionisten, pas twintig jaar nadat Thoreau actief werd in die beweging.”
Amerika doet er goed aan om zich komende dinsdag bij de verkiezingen te bezinnen op de morele kwesties die Thoreau en Emerson opwierpen, zegt Kaag. “Met hun vragen worstelen we anno 2020 nog steeds, en niet alleen in Amerika: wat betekent liberale democratie? Wat betekent vrijheid, is dat automatisch gerelateerd aan individualisme en consumentisme?”
Dat zijn lastige vragen om naar voren te brengen in een ‘ten diepste anti-filosofische cultuur’. “Ik weet het”, zegt Kaag, “die woorden heb ik net zelf gebruikt. Daarmee betreurde ik vooral de toestand van de politieke sfeer hier in de Verenigde Staten.”
Kaag put hoop uit een paradox: “Historisch gezien bestaat er geen grotere aansporing om filosofie te beoefenen dan de diagnose dat je in een anti-filosofische cultuur leeft. Denk maar aan Socrates, die de gifbeker kreeg aangereikt omdat hij met zijn filosofische vragen de jeugd van Athene zou bederven. Of aan filosofen als Thoreau en Emerson, die zich afzetten tegen de cultuur van de Industriële Revolutie, toen mensen meer bezig waren met geld verdienen en nieuwe machines uitvinden dan met filosofie.”
Kaag wijst op David Livingstone Smith als voorbeeld van een filosoof die in het hedendaagse Amerika de vinger op de zere plek legt. “In zijn boek ‘On Inhumanity’ stelt Smith dat de regering-Trump ontmenselijkende retoriek gebruikt jegens immigranten, minderheden en andersdenkenden, om de drempel van geweld jegens die groepen te verlagen. Vanwege die retoriek hebben we nu daadwerkelijk geweld in de Verenigde Staten. En dat maakt de oproep van Thoreau en Emerson tot een revolutie van de ziel bijzonder urgent.”
‘Amerikaanse filosofie. Leef je eigen leven’ van John Kaag (vertaald door W. Hansen) verschijnt dinsdag bij uitgeverij Ten Have (256 blz., € 24,99).