Hitchcocks Vertigo kijken met schilder Wim Janssen
Een huis, een weg ervoor, rijtje bomen. De lucht oogt dreigend. Doordat huis en bomen enigszins overhellen, suggereert de schilder een storm, die het huis van zijn grondvesten zal rukken en de bomen zal ontwortelen. Ook de kleuren zijn donker, bijna hels. Kleuren met suspense.
‘Anthony House’, zo heet het doek van schilder en jazzdrummer Wim Janssen (1949, Heiloo). In het laatste weekend van januari hing het op Rosetta Stone, de eerste expositie van het Paleis van Mieris.
Als ze het afgebeelde huis al niet herkend hebben, zal in de titel van Janssens schilderij in ieder geval een belletje doen rinkelen bij filmliefhebbers. Janssen liet zich namelijk inspireren door een beeld uit Alfred Hitchcocks Strangers on a Train (1951). De hoofdpersoon van deze film moet in Anthony House een moord plegen.
Tijdens Rosetta Stone raakte ik met Janssen in gesprek. Over Hitchcock-films in het algemeen, en over Vertigo (1958) – Janssens persoonlijke favoriet – in het bijzonder. Tijdens zijn tekenlessen aan de Eindhovense Design Academy gebruikt hij Vertigo om studenten beter te leren kijken.
En de liefde gaat nog dieper. In 2008 maakte Janssen een serie van vier Hitchcock-schilderijen, waarvan twee naar beelden uit Vertigo. Eentje van Kim Novak (‘geen klassieke schoonheid, wel een intrigerend rauw gezicht’) in haar rode peignoir, slaapdronken in de deuropening van James Stewarts slaapkamer. En eentje van Stewart zelf, net op het moment dat hij even huivert, omdat hij iets te horen krijgt wat hij eigenlijk niet wil geloven. Iets bovennatuurlijks.
Beide Vertigo-schilderijen tonen telkens twee beelden, als twee frames op een filmstrip. Op het eerste oog lijken deze twee beelden identiek, maar ze wijken in vorm, kleur en lichtsterkte van elkaar af. De afgebeelde figuren en hun omgeving lijken net zo onnatuurlijk opgerekt als de bomen en het huis uit ‘Anthony House’. Alsof de camera precies op dat moment begon met bewegen.
Janssen verwijst als schilder wel vaker naar beelden uit de kunstgeschiedenis, van kunstenaars zo divers als Jan Steen, Vermeer, Avercamp – en Hitchcock. ‘Hommages,’ noemt hij ze zelf. Hij geeft het bekende figuratief, maar altijd ook enigszins vervormd weer. Zijn schilderijen roepen daarom zowel gevoelens van vertrouwdheid als vervreemding op.
Beschadigd sentiment
Janssen is nuchter over de inspiratie die hij vindt bij oude meesters: “Omdat ik jazzmuzikant ben, improviseer ik vaak op thema’s. Dan speel ik All of Me van Gerald Marks en Seymour Simons, maar wel op mijn eigen manier.”
Zo gaat hij ook met bijvoorbeeld Caravaggio aan de slag. “Als ik een schilderij naar Caravaggio maak, van Jezus die aan de Emmaüsgangers verschijnt, schilder ik Jezus als een streep. Zo vang ik het moment dat hij weer aan het verdwijnen is.”
Enerzijds brengt Janssen een hommage aan een overbekend beeld, anderzijds moet hij dat originele beeld weer kwijtraken door ‘zijn eigen gang te gaan’. Maakt hij het zichzelf niet erg moeilijk? “Ik heb ooit een schilderij van de Montelbaanstoren gemaakt, een zeventiende-eeuws torentje aan de Oude Schans in Amsterdam. Dat is eigenlijk niet meer te schilderen, het beeld is volledig aangetast door alle koektrommels en borduursels die er van gemaakt zijn. Zo’n beeld is beschadigd. Beschadigd sentiment.”
Janssen verwijst naar Shadows in the Night, het album van Bob Dylan. “Ken je dat? Ik draai het de hele dag. In een interview zei Dylan iets soortgelijks over beschadigd sentiment. Hij heeft een selectie van evergreens gezongen, om die overbekende, sleetse muzaknummers weer nieuw leven in te blazen.”
Janssen probeert het beeld niet zozeer nieuw leven in te blazen, hij wil er een ‘zuivere indruk’ van geven. Hij lacht: “Niemand begrijpt dat, iedereen denkt: wat lul je nou, dat is gewoon een schilderijtje van de Montelbaanstoren. Ik begrijp ook wel dat mensen het niet zien. Het is eigenlijk een onmogelijke opdracht om over die beschadiging heen te komen, die koekblikken blijf je altijd als ballast achter je aan slepen.”
Wil Janssen de schoonheid repareren? “Nee, ik registreer juist de beschadiging. De Amsterdamse Munttoren is ook behoorlijk beschadigd door zijn omgeving, dat lelijke verkeersplein. Daarom heb ik ooit een van de verkeerslichten op dat plein geschilderd, met een groen lopend mannetje erin. Daarachter, in de verte, zie je de Munt staan. Het is dus een schilderij van een verkeerslicht, waar de Munttoren ook op staat. Ik heb het zo geschilderd dat je eerst het verkeerslicht ziet, en daarna pas de Munt – in die volgorde van waarneming.”
Hij denkt hardop: “Ik zou ook nog een serie kunnen maken van de verdwenen stadsmonumenten van Amsterdam. De Regulierspoort. En op de Dam stonden ook een paar vreemde bouwsels, die zijn in de negentiende eeuw allemaal verdwenen.”
Vertigo kijken als maker
Janssen koestert een fascinatie voor wat verdwenen is, of op het punt van verdwijnen staat. Daarmee komt het gesprek weer op Hitchcocks Vertigo.
De film gaat over John ‘Scottie’ Ferguson (James Stewart), een politieman te San Francisco. Hoogtevrees maakt hem ongeschikt voor zijn werk. De getraumatiseerde Scottie wordt als privédetective ingehuurd door een studievriend, Gavin Elster (Tom Helmore). Elster vraagt Scottie om zijn vrouw Madeleine (Kim Novak) te schaduwen. Madeleine verbeeldt zich dat ze de reïncarnatie is van een vrouw die honderd jaar eerder zelfmoord pleegde, en Elster vreest dat zijn echtgenote dit voorbeeld wil volgen. Scottie volgt Madeleine, wordt verliefd op haar, maar slaagt er niet in haar te redden: door zijn hoogtevrees moet hij machteloos toezien hoe ze zich van een kerktoren stort. Vanaf dat moment probeert Scottie als een soort Orfeus om zijn dode aanbedene terug te halen.
Janssen: “Ik vraag studenten van de Design Academy altijd om eerst thuis de film te kijken, als consument. Daarna gaan ze hem bij mij in de les als producent kijken, met de blik van een maker dus. Een consument kijkt, en zegt: ‘Dit vind ik slecht gemaakt, volgende’. Als producent kijk je, en zeg je: ‘Ik vind dit slecht gemaakt, maar toch wil ik weten hoe en waarom het zo gedaan is’. Studenten die beelden willen maken moeten leren om zich dingen af te vragen.”
“Vertigo begint met een achtervolging in het donker, over de daken van San Francisco. In het establishing shot staat de camera op zo’n manier gepositioneerd dat een knipperend reclamebord samenvalt met de Golden Gate Bridge. Als er ergens een beweging is, wordt je oog daar naartoe getrokken. Sudden response heet dat. Je kijkt naar de achtervolging, en opeens ben je even afgeleid omdat er iets beweegt in de achtergrond.”
“Als Scottie even later aan de dakgoot hangt zie je ook weer dat reclamebord ter hoogte van de Golden Gate Bridge. Hitchcock zet die brug dus vast in je achterhoofd.”
“Daarna zijn we in het appartement van Midge Wood (Barbara Bel Geddes), Scottie’s platonische vriendin. Midge is eigenlijk nog steeds verliefd op Scotty, en komt daardoor niet toe aan andere relaties. Ze is nog zoekende. En dat laat Hitchcock zien door alle schuine lijnen die in haar appartement door het beeld lopen. De kamer is rommelig, het uitzicht is rommelig. Een oerwoud van lijnen.”
“Scottie en Midge spreken over de bh, die werkt volgens het principe van de cantelever bridge. Alweer een verwijzing naar een brug! En als Scottie even later op een krukje stapt om zijn hoogtevrees te testen, zegt hij: “Wil je dat ik met de Golden Gate Bridge begin?” Hitchcock heeft in de eerste vijf minuten de toeschouwer al drie keer subtiel geconfronteerd met de Golden Gate Bridge, in beeld en dialoog. Hij beïnvloedt de kijker op een onbewust niveau. Omdat die brug later belangrijk wordt in de film: dat is de plek waar Madeleine in het water springt.”
“In Hitchcocks films zie je vaak bordjes met de tekst ‘One Way’, of ‘Fire Escape’. Daar zei hij zelf van: ‘De kijkers moeten toch het verhaal uit kunnen’. Ik weet niet wat hij daar precies mee bedoelt. Als Scottie begint met het achtervolgen van Madeleine, ziet hij haar naar buiten komen en naar haar auto lopen. Rechts zie je zo’n bordje: One Way. Maar Hitchcock vestigt er hier nog niet veel aandacht op.”
“In de tweede helft van de film wordt deze scène min of meer herhaald. Maar dan is de camera zo neergezet dat je het bordje ‘One Way’ van dichtbij ziet. Je kan er niet meer omheen. De kijker krijgt de gelegenheid om het verhaal uit te gaan, wat dat ook betekenen mag.”
“Als Scottie Madeleine voor de eerste keer volgt, komt hij in een steegje terecht. Scottie loopt naar een deur, maar voordat hij die ingaat kijkt hij even naar een deur ernaast, een deur met een boogvorm aan de bovenkant. Scottie kijkt hij heel even naar die zwarte poort, en de kijker kijkt met hem mee. Er wordt als het ware een zwart gat in het onderbewustzijn van de kijker gemaakt, want die poort komt later terug.”
“Als Scottie in de volgende scène bij de kerk aankomt, zie je eerst Madeleine naar binnen gaan, en dan is de camera zo neergezet dat je de deur niet ziet.”
“Als Scottie naar binnen loopt, zie je die deur wel. Eenzelfde soort zwarte poort als in het steegje. Daar gaat hij eigenlijk het verhaal in.”
“Het zwarte gat is er ook in Scottie’s droom. Je ziet een graf, waar de camera induikt. En dat graf heeft dezelfde vorm als de poorten die we eerder zagen in het steegje en de kerk.”
“En helemaal aan het einde van de film, bovenaan de toren, stapt Scottie ook weer uit een zwarte poort naar buiten. Heel symbolisch.”
“Op het kerkhof wordt het personage van Madeleine gekoppeld aan het graf, het zwarte gat van de dood. Maar als Scottie in beeld komt, zien we een laag shot van hem, waardoor het dak van een kerk met twee kruisen zichtbaar wordt.”
“Dat is beslist geen toeval, want even later draait Hitchcock een soortgelijk shot van Scottie, en komen er twee torenspitsen achter hem in beeld.”
“Bij het McKittrick Hotel, als Scottie uit zijn auto stapt, gebeurt het nog eens. Weer een laag shot van Scottie met de torenspitsen van een kerk op de achtergrond. Door deze voortdurende herhaling wordt Scottie gekoppeld aan het idee van rechtschapenheid. Hitchcock gebruikt hier bewust architectuur, en de associaties die de kijker met bepaalde gebouwen heeft.”
“We zien Madeleine het McKittrick Hotel binnengaan. Bij Hitchcock worden dergelijke Victoriaanse mansions altijd gekoppeld aan personages die in het verleden leven. Zie ook het huis op de heuvel van Norman Bates in Psycho. Dit hotel is de vroegere woning van Carlotta Valdes, de vrouw aan wie Madeleine zich spiegelt.”
“Uit het interieur van het McKittrick Hotel blijkt dat Hitchcock ook op een maniakale manier met zijn decor omgaat. Zowel het behang als de tapijten staan vol met spiraalmotieven. Dat spiraalmotief komt gedurende de hele film terug: in Madeleine’s kapsel, in het tuiltje bloemen dat ze bij zich draagt. De spiraal is het motief van de vertigo zelf, de duizeling.”
“Scottie heeft een smeedijzeren hekje buiten zijn appartement, met drie Chinese tekens erop. Die vormen samen een spreekwoord over de liefde, iets in de zin van: ‘Liefde is alles’. Had ik nooit geweten als een Chinese student me dat niet had verteld.”
“Als Scottie bij Judy Barton in het Empire Hotel is, zie je een bordje met ‘Fire Escape’. Nog een manier voor de kijker om te kunnen ontsnappen.”
“Als Scottie dichter bij Judy Barton staat, ziet hij een vrouw die lijkt op Madeleine Elster. En vervolgens loopt Judy naar achteren, ze legt haar handen op de telefoon. De kijker ziet haar angst, ze wil de receptie kunnen bellen als het misgaat. Door die reactie denkt het publiek: zij kent Scottie helemaal niet. Maar Judy acteert dat ze hem niet kent, ze weet donders goed wie hij is. Die beweging naar de telefoon is een soort paardenmiddel van Hitchcock om iedereen die nog twijfelt over de streep te trekken. De hele zaal denkt nu: Judy is niet dezelfde vrouw.”
“Dan staat Judy bij een spiegel. De camera is zo neergezet dat zij en Scottie allebei in beeld staan, maar je ziet alleen het spiegelbeeld van Judy. Je ziet haar dus twee keer, en hem maar één keer. Dat drukt uit: Scottie ziet Judy wel, maar denkt aan die andere vrouw.”
“En op de twee ingelijste fotootjes die Judy laat zien, zie je Judy en haar ouders. De vader op één foto, zij op de andere met haar moeder. Weer één man en twee vrouwen. Een minuut later blijkt dat Judy Barton en Madeleine Elster toch dezelfde persoon zijn. Hitchcock geeft het weg met een flashback naar de scène op de toren, vanuit Judy’s perspectief. De kijker is in zijn manipulatie getrapt.”
“In de modewinkel Ransohoffs zie je Scottie en Judy allebei verdubbeld, de acteurs plus hun spiegelbeeld. Maar door de hoek van de camera lijkt de expressie van hun gezichten in de spiegel volledig anders. Dus het is net alsof je echt twee vrouwen en twee mannen ziet. Scottie die verliefd is op Judy Barton, en Scottie die verliefd is op Madeleine Elster.
Vertigo gaat over het verschijnsel van het verliefd worden, over hoe je een geïdealiseerd beeld maakt van degene op wie je verliefd wordt. ‘Waarom neem je me niet zoals ik ben,’ vraagt Judy aan Scottie. Eigenlijk is Scottie een karikatuur van een verliefd persoon, want hij wordt verliefd op een vrouw die helemaal niet bestaat: een vrouw die geacteerd is door een andere vrouw. Wanhopig probeert hij om die vrouw, en daarmee die liefde, te reconstrueren. Op het moment dat de reconstructie compleet is, ontdekt Scottie dat ze een bedriegster is.”
“De verliefdheid begint op het moment dat Scottie zijn eerste blik op Madeleine werpt, in het restaurant Ernie’s. Dat is aan het begin van de film. We zien Madeleine en profil. Ze kijkt naar rechts, haar gezicht is helder belicht. Haar jurk is groen, de achtergrond is rood.”
“Als Judy over haar droom vertelt in het Empire Hotel, krijgen we een soort negatief van die eerste blik op Madeleine te zien. Judy kijkt naar links, haar gezicht is donker, de achtergrond is groen. Hitchcock speelt voortdurend met die kleuren groen en rood. Door die symbolische kleuren om te wisselen laat hij zien hoe je bij verliefdheid de werkelijkheid uit het oog kunt verliezen.”
“Eerder staan Scottie en Madeleine nog samen in het natuurpark, bij die oude bomen. De sequoia semper virens: altijd groen, eeuwig levend. Dat heeft volgens mij met de liefde te maken. De liefde kan zich altijd blijven herhalen. Vandaar ook dat Hitchcock allerlei beelden, motieven en dialogen in de loop van de film blijft herhalen. Je kunt altijd weer opnieuw verliefd worden, het houdt nooit op.”